Algemene economie
Hoofdstuk 00: Inleiding
Afkortingen: P = prijs, Q = hoeveelheid, Y = inkomen, G en d = goederen en diensten,
A = aanbod en V = vraag
1. Het doel van de economische wetenschap
Wat is economie?
Doel: Kijken welke keuzes we maken en waarom. De wetenschap die zich toelegt op het
bestuderen van een keuzeprobleem. Het leven = het maken van keuzes.
Praktijkvoorbeelden:
- Hoe ga je als student om met je zakgeld?
- Hoe gaat een gezin om met zijn inkomen?
- Hoe ga je om met je vrije tijd?
Wat doet een gezin met inkomen: Basisbehoeften voorzien, huis huren/kopen en sparen.
Woonbonus en stijgende rente = Grote groep zal niet meer in staat zijn om een eigen
woning te kunnen aanschaffen. De woningen zullen langer te koop staan en de prijs van de
woningen zal dalen.
➔ Goed inzicht in een aantal economische principes is van groot belang, zowel privé als
professioneel:
- Om belangrijke beslissingen beter te kunnen nemen.
- Om de problemen in de wereld beter te kunnen begrijpen.
Bo Melis Algemene economie 1
,Economie = De studie van het menselijk streven naar bevrediging van behoeften met behulp
van schaarse middelen.
➔ 2 begrippen die hierbij een belangrijke rol spelen zijn:
- Het keuzeprobleem
- Het economisch principe
Keuzeprobleem = Elk individu, gezin, bedrijf of overheid wordt geconfronteerd met het
maken van keuzes.
Economisch principe = Met de beschikbare middelen (bv geld) trachten maximale
behoeftebevrediging te bereiken.
Begrippen:
• Behoeften:
= Het aanvoelen van een tekort en het streven om dit tekort te bevrediging = subjectief.
= Het menselijk verlangen waaraan voldaan wordt door de beschikking over schaarse g en d.
3 soorten:
- Primair (elementaire/levensnoodzakelijke) en niet-primair/secundair (niet-
noodzakelijk)
- Materieel (tastbaar) en immaterieel (dienstverlening: zoals zorg en onderwijs)
- Individueel (bv voeding en kledij: is van jou persoonlijk) en collectief (bv wegen en
onderwijs: voor iedereen)
Voorbeelden:
Primair: voedsel, onderdak en veiligheid
Secundair: luxegoederen, reizen
Materieel: voedsel, auto’s en stoelen
Immaterieel: verschillende soorten dienstverlening
Individueel: eigen behoeften van de consument voorzien door commerciële bedrijven
Collectief: iedereen heeft die, maar kan niet individueel invullen: veiligheid, rechtspreek,
wegen,… Deze zijn meestal voorzien door de overheid
Een behoefte kan oneindig zijn: op reis gaan en woonruimte of kan geremd zijn door
beschikbare inkomen.
Maximale behoeftebevrediging = nutsmaximalisatie
Bo Melis Algemene economie 2
, • Schaarse middelen
= Middelen waarvan de verlangde Q de beschikbare zou overtreffen als het gratis ter
beschikking stond.
Schaarste = Spanning tussen je behoefte en de beschikbare middelen.
Je streeft altijd naar een bevrediging van je behoeften met behulp van je schaarse middelen.
→ Schaarsheid slaat niet op de Q van g en d, maar op de beperktheid van ons inkomen.
• Nuttigheid en keuzeprobleem
= Je keuze hangt af van je middelen. Als je genoeg geld hebt zal het bv niet uitmaken dat je
nu een cola koopt en straks gaat eten.
Met beschikbare middelen trachten max behoeftebevrediging te bereiken (afhankelijk van
het nut) = economisch principe vd rationeel handelende mens.
2. Welvaart en welzijn
Welzijn = Je voelt je goed (=persoonlijk geluksgevoel), de mate van bevrediging van
behoeften is niet afhankelijk van schaars beschikbare middelen. De middelen zijn kosteloos
en onbeperkt beschikbaar.
➔ Het is een gevoel van welbehagen, niet bepaald door schaarse middelen.
Voorbeelden: lucht, natuur en zout water uit de zee.
Welvaart = De mate waarin mensen met schaarse middelen in hun behoeften kunnen
voorzien.
Welvaart stijgt = Schaarste neemt af en de spanning tussen behoeften en beperkte
middelen vermindert.
➔ Mate waarin spanning tussen behoeften en beperkte middelen opgeheven.
➔ Ontwikkelingslanden zijn niet voorzien in elementaire behoeften als voedsel:
welvaart is daar dus minimaal.
3. Soorten goederen
Vrije goederen = niet-schaarse goederen. Ze zijn in de natuur zo overvloedig aanwezig dat
de volledige behoefte aan dergelijke goederen kan worden bevredigd. Bv lucht
Economische goederen en diensten = schaarse goederen, kan je verder onderverdelen in:
, Zuiver individuele goederen: Er is sprake van rivaliteit onder consumenten en de producent
kan consumenten uitsluiten van gebruik, als je een pintje uitdrinkt kan niemand anders
hetzelfde pintje nog eens uitdrinken. Ze worden geproduceerd door bedrijven, de MP dekt
de K en maakt W mogelijk.
Voorbeeld: een fiets of een pintje
Zuiver collectieve goederen: Niet-rivaliserend en ook niet-uitsluitbaar. Je hoeft er niet voor
te betalen, maar iedereen moet wel aan de K ervan meebetalen via belastingheffing.
Voorbeeld: diensten van brandweer en politie
Quasi collectieve goederen: Komen in principe voor VK op de markt in aanmerking
(individuele goederen), maar soms worden ze uit sociale (bv onderwijs) of praktische (bv
wegennet) overwegingen door de overheid aangeboden.
Consumptiegoederen: Worden door gezinnen gebruikt om in de behoeften te voorzien. Je
kan ze verder onderverdelen in:
- Verbruiksgoederen: consumptiegoederen die men slecht 1x kan gebruiken zoals
brood
- Gebruiksgoederen: consumptiegoederen die je meerdere keren kan gebruiken zoals
een iPod
= duurzame consumptiegoederen
Investeringsgoederen: Dienen om andere g en d te produceren, gebeurt door bedrijven. Je
kan ze verder onderverdelen in:
- Kapitaalgoederen: ze hebben een levensuur van min 1 jaar zoals gebouwen en
machines
= duurzame investeringsgoederen
= productiegoederen
- Vlottende investeringsgoederen: ze worden tijdens het productieproces verwerkt of
vernietigd zoals grondstoffen en hulpmaterialen
4. Consumptie en productie
Verschil tussen consumeren en produceren: Consumeren is bv je drinkt een cola op een
terrasje en de cola wordt in de productieruimte geproduceerd.
Consumptie (door gezinnen) = Aanwenden van goederen (consumeren), besteden van het
inkomen (je moet betalen om je cola te krijgen).
Productie (door bedrijven) = Scheppen/toevoegen van waarde (produceren), verwerven van
inkomen (mensen die werken in fabriek om cola te produceren worden betaald).
Bo Melis Algemene economie 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bomelis12. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.