Betreft hoofdstuk 11 Schenk- en erfbelasting uit het boek Bachelors en Masters editie 2020/2021. Alle paragraven zijn opgenomen, waarin gedetailleerd de stof wordt behandeld. Het boek lezen is niet meer nodig. De artikelen uit het belastingwetten 2021 zijn ook meegenomen. Voorgaande boeken van Bach...
11.1 Inleiding
Schenk- en erfbelasting zijn beide opgenomen in de Successiewet (art. 1 SW).
Erfbelasting: wordt geheven over alles wat iemand ‘krachtens erfrecht’ verkrijgt van iemand die op
het moment van zijn overlijden in Nederland woonde.
Schenkbelasting: wordt geheven over alles wat door schenking wordt verkregen van iemand die op
het tijdstip van de schenking in Nederland woonde.
Schenking: elke bevoordeling uit vrijgevigheid.
Degene die de schenking ontvangt – de begiftigde – is belastingplichtig.
11.2 Fiscale woonplaats
Voor beide belastingen is vereist dat de schenker of erflater in NL woont centrum van iemand
levensbelang (art. 4 AWR). Woonplaats van erfgenaam of degene die de schenking krijgt doet er niet
toe. Door emigreren kan je onder de belasting in NL uitkomen maar wachttijd voor emigreren is 10
jaar. Een Nederlander die binnen 10 jaar ná zijn emigratie een schenking doet, wordt geacht nog
steeds in NL te wonen (art. 3 lid 1 SW). Ook als een Nederlander binnen 10 jaar ná zijn emigratie uit
NL overlijdt en iets krachtens erfrecht nalaat, zijn de erfgenamen in NL erfbelasting verschuldigd.
Voorbeeld: Vader verhuist naar België, na 9 jaar overlijd vader. Zoon woont in NL. Op grond van
woonplaatsfictie wordt vader geacht in NL te wonen, waar zoon woont is niet van belang. In NL
verschuldigd. Stel na 11 jaar, dan kan België eventueel belasting heffen, woonplaatsfictie n.v.t.
1-jaarsfictie: schenking altijd onderworpen aan NLse schenkbelasting als een schenker binnen 1 jaar
ná emigratie uit NL een schenking doet, óók als de schenker niet de NLse nationaliteit heeft (art. 3 lid
2 SW).
Voorbeeld: Amerikaan heeft paar jaar in NL gewoond, keert in februari 2020 terug naar VS en in
september 2020 doet hij een schenking aan zijn zoon. Binnen 1 jaar dus NL schenkbelasting
verschuldigd en waarschijnlijk ook in de VS.
Om dubbele belastingheffing te voorkomen heeft NL met een aantal landen en verdrag gesloten.
Geen verdrag dan verleent NL in sommige gevallen een belastingvermindering op grond van het
Besluit voorkoming dubbele belasting.
11.3 De tarieven
Tarief schenk- en erfbelasting is gelijk, 2 tariefschijven art. 24 lid 1 SW.
Drie tariefgroepen:
1. Partners en kinderen (10% tot 20%) (tariefgroep I).
2. Kleinkinderen (18% tot 36%); geldt een opslag van 80% t.o.v. tariefgroep 1 (tariefgroep IA).
3. Overige verkrijgers (30% tot 40%) (tariefgroep II).
Begrip partner
1
,Art. 5a AWR: algemeen partner begrip voor alle belastingwetten.
In Successiewet wordt hier in art. 1a SW gedeeltelijk van afgeweken.
Schenk- en erfbelasting zijn als partners aangemerkt:
- Gehuwden, mits zij niet gescheiden van tafel en bed (art. 5a lid 3 AWR).
- Personen met geregistreerd partnerschap;
- Ongehuwd samenwonende (met of zonder samenlevingscontract), mits zij voldoen aan de
voorwaarden van art. 1a lid 1 SW.
Een van de voorwaarde is notarieel samenlevingscontract, dit geldt niet als zij al 5 jaar samenwonen,
de 5-jaarseis. Zie art. 1a lid 3 SW.
Aanverwanten en bloedverwanten
Aanverwanten worden gelijk gesteld met bloedverwanten en worden hetzelfde behandeld in tarief
en vrijstellingen als een echtgenoot en partner (art. 19 lid 1b SW). Na ontbinding van het huwelijk of
samenwoning door overlijden blijft deze gelijkstelling bestaan. Na ontbinding door echtscheiding
niet.
Voorbeeld: Henry getrouwd met Ankie. Ankie overlijdt, huwelijk ontbonden. Hendry erft 8 jaar later
100.000 van moeder van Ankie. Henry valt in tariefgroep I en heeft recht op kindvrijstelling € 21.282.
Uitwerking is hetzelfde als Henry slechts partner van Ankie zou zijn geweest en tot haar overlijden
met haar zou hebben samengewoond.
Stief- en pleegkinderen
Stiefkinderen van gehuwden worden als eigen kinderen aangemerkt (art. 19 SW). Geld ook voor
pleegkinderen en stiefkinderen van ongehuwd samenwonende, mits deze als partner zijn
aangemerkt. Voordeel van deze gelijkstelling is dat de genoemde kinderen bij vererving in
tariefgroep I kunnen vallen en in aanmerking kunnen komen voor de kindvrijstelling.
Let op: vererving is niet automatisch, moeten wel in het testament als erfgenaam of legataris zijn
aangewezen.
11.4 Vrijstellingen erfbelasting
De vrijstellingen van de erfbelasting worden lager naarmate er een minder nauwe verwantschap is
tussen de erflater en de verkrijger. Zie art. 32 SW voor de vrijstellingen.
Art. 32 lid 1 sub 4a: partnervrijstelling van € 671.910. Als door het overlijden van de
echtgenoot/samenlevende partner een recht op een nabestaandenpensioen of lijfrente wordt
verkregen, is deze aanspraak niet belast voor de erfbelasting (art. 32 lid 1 sub 5). Hier moet wel
rekening worden gehouden met de partnervrijstelling. Deze uitkeringen leiden tot een korting op de
partnervrijstelling. Deze korting bedraagt 50% van de waarde van de pensioen- of lijfrenteaanspraak.
Bij de berekening hiervan wordt rekening gehouden met een latente belastingclaim van 30% op de
toekomstige uitkeringen. Na toepassing van de kortingsregeling bedraagt de partnervrijstelling
minimaal € 173.580 (art. 32 lid 2 SW).
Voorbeeld: Sandra (49 jaar) krijgt bij het overlijden van haar man Joop een vrijgesteld
weduwepensioen van €20.000 per jaar. De gekapitaliseerde waarde hiervan bedraagt 13 x € 20.000
= € 260.000. De helft van dit bedrag (€ 130.000) wordt na aftrek van een IB-latentie van 30%
2
, (= € 39.000) gekort op haar partnervrijstelling (uiteindelijke korting is € 130.000 -/- € 39.000 = €
91.000). Sandra houdt dus per saldo een vrijstelling over van € 580.910 (€ 671.910 -/- 91.000).
Als iemand in zijn testament een bedrag heeft gelegateerd aan een ANBI (bijv. Rode Kruis) dan is dit
vrijgesteld van erfbelasting. Voor definitie ANBI zie art. 5b AWR.
Geldt ook voor een SBBI art. 5c AWR. Bijvoorbeeld: dorpshuizen, hobbyclubs, sportverenigingen,
buurtverenigingen, jeugdgroepen, personeelsverenigingen.
11.5 Vrijstellingen schenkbelasting
De hoogte van de vrijstellingen is afhankelijk van de verwantschap tussen de schenker en verkrijger.
Vrijstellingen: art. 33 SW.
Verkrijging kind van ouders:
- Jaarlijkse vrijstelling
Ouder kan jaarlijks € 6.604 belastingvrij schenken aan kind.
- Eenmalige verhoging (kind tussen 18 en 40 jaar); bestedingsvrij
Ouder kan kind een eenmalig bedrag van € 26.881 schenken aan kind (dus in totaal
€ 33.485). Vereiste is wel dat het kind of de partner van het kind tussen de 18 en 40 jaar is.
- Verhoging bij studie/opleiding (kind tussen 18 en 40 jaar)
De eenmalig verhoogde vrijstelling is € 55.996 (in plaats van € 26.881) als de schenking
bestemd is voor het betalen van de kosten van een studie of opleiding voor een beroep van
dat kind, mits de kosten aanzienlijk hoger zijn dan gebruikelijk. Hiervan is sprake als de
kosten minimaal € 20.000 per jaar zijn. Vrijstelling geldt niet als de ouder een schenking doet
voor de aflossing van schulden die het kind is aangegaan voor financiering van de studie.
Schenking vervalt als deze niet binnen 2 kalenderjaren na het jaar waarin de schenking is
gedaan, wordt besteed aan de studie.
- Eenmalige verhoging bij verwerving eigen woning en hiermee gelijkgestelde doeleinden
(kind tussen 18 en 40 jaar).
Bij schenking t.b.v. eigen woning geldt een eenmalige vrijstelling van € 105.302. Deze
vrijstelling geldt voor alle schenkingen i.v.m. de eigen woning aan personen tussen de 18 en
40 jaar, ongeacht de familieband (dus bij kinderen en overige verkrijgers).
Bij kinderen geldt de verhoogde vrijstelling van € 105.302 in plaats van de
verhoogde vrijstelling van € 26.881 (art. 33 sub 5°c SW).
Bij overige verkrijgers geldt de vrijstelling in plaats van de normale vrijstelling van €
3.244 (art. 33 sub 7° SW).
Toegestaan om de schenking uit te smeren over 2 achtereenvolgende kalenderjaren,
mits de begiftigde de leeftijd van 40 jaar nog niet heeft bereikt (art. 33a lid 2 SW).
De verhoogde vrijstelling geldt ook als de schenking verband houdt met de volgende
gelijkgestelde bestedingsdoeleinden van art. 33a SW.
Stel dat het bedrag niet volledig is benut aan eigen woning valt dit, na de 2 jaar
waarin het besteed moet worden, onder de jaarlijkse vrijstelling, als het bedrag wat
niet benut is kleiner is.
Aangifteplicht
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ingev. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.