Psychologie: definities
1. Geest, gedrag en psychologische wetenschap
Psychologie: Wetenschap van gedrag en mentale processen.
Experimenteel psycholoog: Psycholoog die onderzoek doet naar elementaire psychologische
processen – i.t.t. een toegepast psycholoog.
Docent psychologie: Psycholoog met als primaire taak het geven van onderwijs op bv. een
hbo- of bacheloropleiding of aan de universiteit.
Toegepaste psycholoog: Psycholoog die de door experimenteel psychologen vergaarde
kennis gebruikt om problemen van mensen op te lossen.
Psychiatrie: Een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en behandeling van
mentale stoornissen.
Pseudopsychologie: Niet-onderbouwde psychologische aannamen die als wetenschappelijke
waarheden worden gepresenteerd.
o Vb. horoscopen
2. Sensatie en percepties
Transductie: Proces waarbij de ene vorm van energie wordt omgezet in een andere vorm.
Specifiek: de omzetting van stimulusinformatie in een zenuwimpuls.
Sensorische adaptatie: Proces waardoor receptorcellen minder gevoelig worden als de
stimulus een bepaalde tijd op hetzelfde niveau aangeboden wordt.
Absolute drempel: Hoeveelheid stimulatie die nodig is voordat de stimulus wordt opgemerkt.
Het uitgangspunt hierbij is dat de stimulus de helft van het aantal pogingen moet worden
opgemerkt.
Verschildrempel: Het kleinst mogelijke verschil waarbij de stimulus nog de helft van het
aantal pogingen wordt opgemerkt. Dit wordt soms afgekort tot JWZ: het Juist
Waarneembare Verschil.
Wet van Weber (examen?): Theorie die stelt dat het JWV in proportionele verhouding staat
tot de intensiteit van de stimulus. M.a.w.: het JWV is groot als de intensiteit van de stimulus
groot is en klein als de intensiteit van de stimulus klein is.
Signaaldetectietheorie: Theorie die stelt dat sensatie afhankelijk is van de kenmerken van de
stimulus, de achtergrondstimuli en de detector. De signaaldetectietheorie erkent het feit dat
de detector, waarvan de lichamelijke en geestelijke toestand voortdurend verandert, een
sensorische ervaring moet vergelijken met constant veranderende verwachtingen en
biologische omstandigheden.
Percept: Het betekenisvolle product van perceptie; dikwijls een beeld dat geassocieerd wordt
met concepten, herinneringen aan gebeurtenissen, emoties en motieven.
Top-downverwerking: Perceptuele analyse die de nadruk legt op onze verwachtingen,
concepten, herinneringen en andere cognitieve factoren, en niet zozeer gestuurd wordt door
de kenmerken van de stimulus. ‘Top’ heeft betrekking op een mentale set in de hersenen die
boven aan het perceptuele verwerkingssysteem staat.
o Bij verwerking wordt het percept bepaald door een concept in de cortex (aan
bovenkant hersenen)
Bottom-up verwerking: Perceptuele analyse die de nadruk legt op de kenmerken van de
stimulus, en niet zozeer op de concepten en verwachtingen. ‘Bottom’ heeft betrekking op het
detecteren van de stimuluskenmerken, de 1 e stap van perceptuele verwerking.
o Sensorische gegevens worden via receptoren naar hersenen gestuurd, waar ze
omhoog worden geleid naar cortex
, Perceptuele constantie: Het vermogen om hetzelfde voorwerp in verschillende
omstandigheden, zoals na veranderingen van verlichting, afstand of omgeving, te herkennen.
o Vb. je weet dat een deur rechthoekig is ook al zie je het vanuit een bep. hoek niet als
rechthoekig.
Perceptuele blindheid: Waarnemingsfout die plaatsvindt omdat het mensen vanwege
selectieve aandacht niet lukt om iets waar te nemen; hun aandacht is er niet op gericht, of ze
verwachten het niet.
o Iets helemaal niet opmerken.
Veranderingsblindheid: Een perceptuele fout waarbij de veranderingen die plaatsvinden in
iemands visuele veld niet worden waargenomen.
o Verandering niet opmerken.
Illusie: Een aantoonbaar verkeerde perceptie van een stimuluspatroon, in het bijzonder
wanneer die wordt gedeeld door anderen die dezelfde stimulus waarnemen.
Ambigue figuur: Afbeelding die op meer dan één manier geïnterpreteerd kan worden.
Gestaltpsychologie: Een in Duitsland ontwikkelde visie op perceptie. Het Duitse woord
Gestalt betekent geheel, vorm of patroon. Gestaltpsychologen menen dat een groot deel van
onze perceptie wordt gevormd door aangeboren en in de hersenen verankerde factoren.
Figuur: Dat deel van een patroon dat de aandacht trekt. De figuur steekt af tegen de
(achter)grond.
Grond: Dat deel van een patroon dat geen aandacht trekt; de achtergrond.
Sluiting: Term uit de Gestaltpsychologie; de neiging om lege plekken in figuren te vullen
zodat incomplete figuren als geheel worden waargenomen.
Wetten va perceptuele ordening: De Gestaltprincipes van gelijkenis, nabijheid, continuering
en gemeenschappelijke bestemming, op grond waarvan de elementen van een stimulus
perceptueel geordend worden.
Wet van gelijkenis: Het Gestaltprincipe dat stelt dat we geneigd zijn gelijke voorwerpen in
onze perceptie in een groep onder te brengen.
Wet van nabijheid: Het Gestaltprincipe dat stelt dat we geneigd zijn voorwerpen die dicht bij
elkaar staan tot een groep te ordenen.
Wet van continuering: Het Gestaltprincipe dat stelt dat we percepties van onderbroken
figuren verkiezen boven die van losse en onsamenhangende figuren.
Wet van gemeenschappelijke bestemming: Het Gestaltprincipe dat stelt dat we geneigd zijn
gelijkvormige objecten samen te voegen als ze een gelijke beweging of bestemming hebben.
Wet van Prägnanz: Het meest algemene Gestaltprincipe, dat stelt dat onze perceptie kiest
voor de figuur met de eenvoudigste ordening, die de minst cognitieve inspanning vereist.
Concluderen door leren: Het uitgangspunt dat onze perceptie voornamelijk vorm krijgt door
leren (of ervaring), en niet door aangeboren factoren.
3. Leren en omgeving
Klassieke conditionering: Een vorm van stimulus-respons-leren waarbij een in 1 e instantie
neutrale stimulus het vermogen verwerft om dezelfde aangeboren reflex op te roepen als
een andere stimulus die deze reflex oorspronkelijk oproept.
Neutrale stimulus (NS): Iedere stimulus die voorafgaand aan de verwervingsfase geen
geconditioneerde respons oproept.
Ongeconditioneerde stimulus (UCS): In de klassieke conditionering: de stimulus die een
ongeconditioneerde respons oproept.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller helenadeseure. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.84. You're not tied to anything after your purchase.