Samenvatting van H15 kwetsbare ecosystemen uit Nectar biologie 4e editie voor 5 VWO. Paragraaf 1-5 zijn samengevat. Ook in verschillende bundels verkrijgbaar.
Ecosysteem= Begrensd gebied met wisselwerking tussen de organismen onderling (biotische factoren) en
hun omgeving (abiotische factoren)
Anorganische stoffen= Stoffen zonder C-H verbindingen, komen vrij in natuur voor.
Organische stoffen= Stoffen met C-H verbindingen, worden door een organisme gemaakt.
Door fotosynthese maken planten met behulp van zonlicht glucose (C6H12O6) uit CO2 en H2O
Uit anorganische stoffen ontstaan organische stoffen, die als bouwstof kunnen functioneren.
Energie die planten vastleggen via fotosynthese is beschikbaar voor andere organismen in ecosysteem.
Kringloop/ voedselketen:
1. Producten= Organisme aan het begin van voedselketen die energie vastleggen in organische
stoffen vanuit anorganische stoffen (is autrotoof).
a. Foto-autotrofe organismen= Maakt met behulp van licht energie organische stoffen
uit anorganische stoffen (planten).
b. Chemo-autotrofe organismen= Maakt met behulp van energie uit oxidaties van
anorganische stoffen organische stoffen.
2. Consumenten= Gebruiken deel organische stoffen als bouwstof en deel brandstof
a. Vrijgekomen energie gebruiken ze voor cel processen + hersenactiviteit.
b. Deel energie verlaat consumenten als warmte
c. Heterotofe organismen= Organismen voor organische stoffen afhankelijk van voedsel.
3. Reducenten= Organismen aan eind van voedselketen die leven van gestorven organismen
en hun organische afvalproducten.
Uiteindelijk zijn alleen anorganische stoffen over, vrijgekomen warmte verlaat het ecosysteem.
Nitriet bacteriën= Chemo-autrotofe bacterien die energie halen uit oxidatie van NH4+ tot NO2-
Nitraatbacterien= Chemo-autrotofe bacterien die energie halen uit oxidatie van NO2- tot NO3-
Zijn chemo-autrotofe organismen die met chemosynthese glucose vormen uit CO2 en H2O
Chemosynthese= Opbouwen van organische stoffen uit anorganische met behulp van energie die
vrijkomt bij een chemische reactie met anorganische stoffen.
Verschil tussen stofkringloop en energiekringloop Stoffen verdwijnen niet uit de kringloop (gesloten) en
energie verdwijnt wel uit de kringloop (open)
, 15.2 Populaties
Fitness= Vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende generatie.
Inteelt= Paring met familieleden wat leidt tot lichamelijke gebreken.
Meer inteelt bij kleine populaties meer nakomelingen hebben gebreken + populatie sterft sneller.
Gevarieerde genetische samenstelling van populatie verhoogt overlevingskansen.
Populatiedynamiek: Hoe populatie veranderd
- Afname door sterfte en emigratie
- Toename door geboorte en immigratie
Ongunstige biotische en abiotische factoren beïnvloedden de populatie negatief.
Leven in een nieuwe omgeving:
- Door verandering van omstandigheden kunnen er andere habitats en ecologische niches ontstaan.
- Grootste biodiversiteit is waar ecosystemen langzaam in elkaar overgaan.
Gradiënt ecosysteem= Ecosysteem met geleidelijke veranderingen van soorten samenstelling +
milieufactoren dat zorgt voor grote biodiversiteit.
Eilandtheorie= Voorspelt grootte van biodiversiteit van geïsoleerde gebieden (zoals een eiland)
- Aantal soorten dat op bepaald moment in geïsoleerd gebied leeft is afhankelijk van de snelheid
waarmee soorten zich vestigen of uitsterven.
- Evenwichtspunten SDC, SCS, SDL, SCL hangen samen met grootte van gebied + afstand om er te komen
o Grootte: S= small/klein, L= large/groot, Afstand: C= close/ dichtbij, D= distant/ veraf
o Punt SCL voorspelt dat op een groot eiland dicht bij het vasteland meer soorten zullen leven.
- Groot eiland: Heeft meer habitats en ecologische niches dan klein gebied
o Er kunnen meer soorten vestigen + snelheid van uitsterven is kleiner
Beschrijft verband tussen biodiversiteit en factoren als de grootte van een eiland en de afstand die
organismen moeten afleggen om er te komen.
Founder effect= Bij kolonisatie is de allelensamenstelling van de nieuwe populatie minder gevarieerd
dan de allelensamenstelling van de oorspronkelijk populatie.
Flessenhalseffect= Verandering in allelfrequenties na een epidemie, brand of andere ramp waarbij het
aantal individuen/ allelen sterk is afgenomen.
Genetic drift= Allelen van dieren verdwijnen waardoor populatie genetisch gezien nog meer verarmt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller danevanengelen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.