Tijdvak 1 Tijd van jagers en boeren (tot 3000 v. Chr.)
Prehistorie = Tijd waarover geen geschreven bronnen zijn.
Kennis is dus gebaseerd op archeologie
De eerste mensen leefden in Afrika.
Jagers-verzamelaars
Leven als nomaden. Zij leven van de jacht en van producten uit de
natuur.
- Geen vaste woonplaats.
- Trokken in kleine groepjes rond.
- Hadden weinig bezittingen.
- Dieren trokken verder, de mens trok mee.
- Maakten grottekeningen.
- Komen nog voor in het Amazonegebied in Zuid-Amerika
aan het eind van de ijstijd (10000 v. Chr.) was West-Europa een uitgestrekte toendra.
- Rendierjagers joegen op mammoeten en rendieren.
- Maakten gebruik van vuur en gereedschappen van vuursteen, botten en hout.
De eerste boeren leefden rond 10000 v. Chr. in het Midden-Oosten.
- Dit gebied wordt de Vruchtbare ‘halvemaan’ genoemd.
- Hadden een vaste woonplaats De eerste boerderijen.
- Trokken niet meer rond Hadden hun eigen gewassen en dieren.
- Ontdekten het gebruik van koper, brons en ijzer.
Agrarische revolutie = De overgang van het nomadisch bestaan
van jagers-verzamelaars naar het boerenbestaan.
De eerste boeren in Nederland vestigden zich in Limburg vanwege lössgrond (5300 v.
Chr.).
- Bandkeramische cultuur: verwijst naar de versiering in de vorm van een band op
het aardewerk.
Hunebedden = Zij bouwden van grote stenen hunebedden, die dienstdeden als
begraafplaats.
- 3500 – 2700 v. Chr.: Trechterbekercultuur verwijst naar trechtervormige potten,
bekers en schalen.
- In Nederland zijn de hunebedden vooral te vinden in Drenthe.
- Werden gebruikt als grafkelders.
- Geloof in het hiernamaals, want er zijn grafgiften gevonden zoals trechterbekers,
sieraden, wapens en gereedschappen.
Steentijd: tot 2000 v. Chr.
- Vuursteen
Bronstijd: van 2000 – 800 v. Chr.
- Sieraden, bijlen en speerpunten.
IJzertijd: van 800 – 50 v. Chr.
- Voordeel was dat het op vele plaatsen kon worden gevonden, in tegenstelling tot
koper en tin.
H2 Tijd van Grieken en Romeinen
Aristocratie = Waarbij de macht in handen is van rijke adellijke families.
,Tussen 800 en 300 v. Chr. ontstonden ongeveer 700 stadstaten (polis = stadstaat, poleis =
meervoud). De machtigste stadstaten zijn Athene en Sparta.
- Gericht op landbouw, maar door koloniën werd handel ook belangrijk.
- Hadden een eigen bestuursvorm, wetten en belangen.
Kenmerken van de stadstaat Athene:
507 v. Chr. Grondlegger van democratie filosofie
Democratisch bestuursvorm, waarbij alle ‘vrije’ mannelijke burgers invloed hadden op het
bestuur.
Cultuur en Kunst hoogontwikkeld. Belangrijke rol van de handel. Stichting van vele koloniën.
Geen stemrecht voor vrouwen, slaven, buitenlanders en kinderen onder de 18
De stadstaat Rome groeiden door veroveringen uit tot een groot Romeins Rijk, oftewel
Imperium (500 v. Chr. – 476 n. Chr.).
De Romeinen noemden de Middellandse Zee ‘Mare Nostrum’ = Onze zee.
Romeinen namen veel van de Grieken over zoals religie, wetenschap en bouwstijl.-
Van een kleine nederzetting groeide Rome uit tot een machtig rijk.
Onder Julius Caesar (100 – 44 v. Chr.) groeide het Romeinse rijk uit tot een wereldrijk.
Opvolger van Julius Caesar was de eerste keizer van het rijk: Caesar Augustus, oftewel
Octavianus (27 v. Chr. – 14).- Pax Romana = De Romeinse Vrede, er was rust in het rijk
(duurden tot 250)- Het rijk kreeg natuurlijke grenzen.
De organisatie binnen het rijk:
- Goed wegennet: dit was belangrijk voor het leger, handelaren en
bestuursambtenaren.
- Latijn werd gemeenschappelijke taal.
- Romanisering = Overnemen van de Romeinse gewoonten en aspecten.
- Gebruikten slaven (kwart van de bevolking) voor het verrichten van arbeid. Ze
kwamen aan de slaven door de bevolking van het veroverde gebied gevangen te
nemen
De Romeinen gebruikten de volgende bouwelementen:
1. Baksteen.
2. Boogconstructies en koepelvormen met wigvormige stenen.
3. Beton dat in houten vormen werd gegoten.
De Romeinse keizer lieten bogen bouwen om hun militaire overwinningen te herdenken.
Bouwden: Amfitheaters, Thermen (= Badhuis), Aquaducten (= Brug voor een waterloop),
Triomfboog, Tempels en villa’s. - Stad werd in schaakbordplatform (= Insulae) aangelegd. -
Hoofdstraten kruisten elkaar op het forum (= Marktplein)
Ten noorden van de Rijn leefden de Germaanse stam (= Bestond uit verschillende
stammen: Friezen, Bataven, Kananfaten).
- Aan de grenzen van de Rijn werd gehandeld met de Germaanse stam.
- 12 v. Chr. De Bataven worden veroverd door de Romeinen. Sommige Germaanse
stammen werden bondgenoten van de Romeinen.
- De Germaanse mannen werden hulpsoldaten (bataafse hulpsoldaten).
- In 69 kwamen de Bataven samen met de andere Germaanse stammen in opstand
tegen de Romeinen. De leider van de Bataafse opstand noemden zich Julius Civilis.
200: De Romeinen vestigden een nederzetting met stenen gebouwen zoals in
Heerlen, Nijmegen en Voorburg
- .365 – 400: Germanen (stammen en boerenleven) vallen Romeins Rijk binnen.- Ze
zochten goede landbouwgrond en wilden mee profiteren van de Romeinse welvaart.
- Hierdoor ontstond chaos in het Rijk en werd het Romeinse bestuur hervormd.
, 395: Het Romeinse rijk wordt opgedeeld in tweeën
- West-Romeinse rijk met Rome als hoofdstad. - Bestond tot 476: Laatste West-
Romeinse keizer afgezet. > een oorzaak was geleidelijke afschaffing slavernij
- Oost-Romeinse rijk met Byzantium als hoofdstad Stad kreeg nieuwe naam:
Constantinopel.- Bestond tot 1453: Constantinopel werd door Turks rijk veroverd
Stad kreeg een nieuwe naam: Istanbul.
- 500: Volksverhuizingen.- Veel Germanen leefden in het Romeinse Rijk.- Ze slaan op
de vlucht voor de Hunnen (komen uit het Oosten).
Tussen 50 v. Chr. en 400, liep de Limes, de buitengrens van het Romeinse rijk, door
Nederland. - De Rijn was een grens van het rijk
militairen in Romeinse Rijk meeste macht
Polytheïsme = De Grieken en de Romeinen geloofden in meerdere goden.- Ter ere van
Zeus werden de Olympische Spelen georganiseerd. Doel was het verbeteren van de relaties
tussen de verschillende stadstaten. - Elke god had een eigen tempel in Rome.- Hadden het
moeilijk met het Jodendom en Christendom, omdat hun maar 1 god erkenden (=
monotheïsme).
Constantijn de Grote (324 – 337), bekeerde zich tot Christen.
In 394 bepaalde keizer Theodosius dat het christendom een staatsgodsdienst was.De
Germanen hadden ook een godenwereld zoals Wodan, Donar en Freya.
H3 tijd van monniken en ridders
(500 – 1000) = Vroege Middeleeuwen
Na het vertrek van de Romeinen en het binnentrekken van Germaanse volken verdween de
handel, het geldstelsel, de steden en verslechterden de wegen. De economie was in deze
tijd afhankelijk van landbouw. Het bezit van grond speelden een grote rol.
Er waren drie standen
1. Geestelijken: hadden grote invloeden op het dagelijks leven van mensen.
2. Adel: de heren en de leenmannen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isadekeizer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.65. You're not tied to anything after your purchase.