Problem 1 ‘The burden of being bullied’
1. Welke uitspraak over pesten is onjuist?
A) Jongens maken meer gebruik van fysieke agressie tijdens pesten.
B) Pesters hebben een tekort aan sociale vaardigheden en het vermogen tot emotieregulatie.
C) Er is weinig verschil in geslacht als het aankomt op toepassen van relationele agressie.
D) Pesters hebben vaak een hoge sociale status en streven naar dominantie.
Het juiste antwoord is B. Volgens het artikel van Juvonen en Graham (2014) is het zo dat,
ondanks dit vaak wel wordt gedacht, mensen die pesten niet per definitie een tekort hebben
aan sociale vaardigheden of emotieregulatie. Als je bedenkt dat pesters vaak een hoge sociale
status hebben is het ook logisch te denken dat zij over goede sociale vaardigheden moeten
beschikken om deze positie te verkrijgen. Wat echter wel terugkeert bij
karaktereigenschappen van pesters is dat zij vaak een koude en berekenende persoonlijkheid
hebben. Daarbij komt ook dat zij een tekort hebben aan empathie en zich wel kunnen
realiseren wat ze iemand aandoen, maar niet hoe diegene zich daardoor moet voelen. Door
een gebrek aan inlevingsvermogen is het ook minder waarschijnlijk dat een pester zal stoppen
met pesten. Antwoord A en C geven juiste informatie over pesten. Over verschillende
onderzoeken is bewijs gevonden dat jongens inderdaad meer fysieke agressie uiten bij pesten
dan meisjes. Dit kan leiden tot het idee dat meisjes dan meer relationele agressie uiten, maar
in studies waar dit is vergeleken, is geen sterk verschil gevonden voor geslacht. Tot slot, geeft
antwoord D ook een juiste uitspraak weer. Zoals eerder al is genoemd hebben pesten vaak een
hoge sociale status, om deze positie te verkrijgen en vervolgens te behouden is een streven
naar dominantie nodig. Agressie is een veelvoorkomende manier om dominantie te tonen en
daarmee ook een dominante positie te verkrijgen. Pesten kan voor deze mensen dus gebruikt
worden als een strategische manier om hogerop de sociale ladder te klimmen.
2. Wat is geen kritiek op anti-pest interventies die gebaseerd zijn op het Olweus
Bullying Prevention Programme (OBPP)?
A) Slechts bij een derde van de toegepaste interventies was er sprake van een afname in
pestgedrag.
B) De interventies waren inconsistent in hun manier van onderzoek.
C) Niet alle participanten waren helemaal bekend met alle regels en gevolgen van pesten die
gehandhaafd werden op de scholen.
D) De interventies waren niet te generaliseren doordat ze slechts in één land zijn geprobeerd.
Het juiste antwoord op deze vraag is antwoord C. Volgens het artikel van Juvonen en Graham
(2014) is het zo dat voor de benadering van het Olweus Bullying Prevention Programme het
inderdaad een van de vereiste is dat alle participerende leerlingen bekend zijn met de regels en
gevolgen van pesten, zij moeten van tevoren worden ingelicht. Dit was echter geen
kritiekpunt op de interventies, dit werd gewoon toegepast zoals de bedoeling was. Antwoord
A is onjuist omdat het een echt kritiekpunt weergeeft. Uit meerdere meta-analyses is gebleken
dat er inderdaad wel positieve effecten verbonden zijn aan deze benadering, maar slechts bij
een derde van alle interventies. Antwoord B is onjuist omdat hier ook gerechtvaardigde
kritiek wordt gegeven. De interventies waren ongelijk in hoe ze participanten verdeelden over
, behandelgroepen en controlegroepen. Daarnaast werden ook ongelijke intervallen tussen pre
en post-tests gehandhaafd. Door deze inconsistentie kan het onderzoek zijn beïnvloed en de
uiteindelijke resultaten verdraaid. Antwoord D is ook onjuist. Het klopt namelijk dat alle
interventies plaatsvonden op scholen in Noorwegen. Het schoolsysteem van Noorwegen staat
bekend om zijn kleine klassen en zeer goedopgeleide docenten. Daarnaast is de
studentpopulatie ook nog eens relatief homogeen. Deze condities op school zijn heel anders
dan op andere scholen in andere landen. Daarom zijn deze interventies niet goed te
generaliseren.
3. In het artikel van Vreeman en Carroll wordt een systematische review gegeven van
school-gebaseerde interventies. Welke uitspraak over de resultaten van dit
onderzoekt is juist?
A) Van de tien verschillende curriculum interventies, toont meer dan de helft van de
interventies significante verbetering wat betreft een afname van pestgedrag.
B) De enige sociale skills training die positief effect had op pesten was de interventie met de
oudste studenten groep.
C) Van de multi-disciplinary or whole-school interventions waren er alleen maar gemengde
resultaten waardoor er lastig een conclusie getrokken kan worden.
D) De studie over mentoring toonde aan dat studenten die een mentor hadden, een afname in
fysieke agressie en depressie lieten zien.
Het juist antwoord is D. Het is inderdaad zo dat de studenten in deze studie minder vochten en
aantoonden minder depressieve gevoelens te ervaren. Van dit type interventie (mentoring) is
slechts een studie meegenomen in deze review. Daardoor moet wel rekening worden
gehouden met het feit dat de resultaten van een grootschalig onderzoek of het vergelijken van
meerdere mentoring studies, kan leiden tot andere resultaten. Antwoord A is onjuist. Er zijn
tien curriculum interventies meegenomen in deze systematische review maar die resultaten
waren niet zo baanbrekend positief als antwoord A schetst. Slechts vier van de zes studies
lieten een afname in pestgedrag zien en dit was alleen wanneer brede criteria voor pesters
werden gebruikt. Antwoord B is onjuist. Er waren vier studies over sociale skills training. De
enige studie die een afname toonde in pestgedrag was juist de studie met de jongste studenten
en niet met de oudste studenten. Er was sprake van een vermindering van agressief en
antisociaal gedrag. Antwoord C is onjuist. Van de tien multi-disciplinary or whole-school
interventions waren er zeven met een positieve uitkomst, waarbij pesten of slachtofferschap
afnam. Er was één studie die een gemengd resultaat gaf over verschillende leeftijdsgroepen en
twee studies die exact dezelfde methode hadden gebruikt die tot verschillende resultaten
kwamen.
Problem 2 ‘Welcome in the classroom’
1. Welk van onderstaande opsommingen geven de juiste domeinen van sociaal
functioneren weer, volgens het artikel van Vaughn et al?
A) Zelfconcept, sociale netwerken, vriendschappen en sociale vaardigheden.
B) Integratie, educatieniveau, zelfconcept en sociale vaardigheden.
C) Karakter, integratie, vriendschappen en educatie niveau.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nicapepers8. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.