Samenvatting en verplichte arresten Wolters Kluwer - Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Inleiding Strafrecht (RR113)
16 views 0 purchase
Course
Inleiding Strafrecht (RR113)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Book
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht
Deze samenvatting en verplichte arresten zijn uitgewerkt op basis van de stof van het gehele boek in de vorm van de belangrijkste leerdoelen voor het tentamen. Op basis van deze uitwerkingen heb ik een 7.6 gehaald voor het tentamen. Bovendien ben ik een student aan het Erasmus Honours Law College e...
Wanneer is iets een strafbaar feit?
Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke
delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten. Men kan achter de
definitie komen door het vierlagenmodel te gebruiken. Deze bestaat uit 4 cumulatieve
voorwaarden:
- Een menselijke gedraging (MG)
- Wettelijke delictsomschrijving (DO)
- Wederrechtelijk (W)
- Schuld bij verdachte (V, van verwijtbaarheid)
Menselijke gedraging
Een menselijke gedraging is een gedraging die is verricht door een mens. Bovendien kan
niemand worden vervolgd of gestraft worden voor het hebben van bepaalde gedachten. Een
menselijke gedraging kan ook ontstaan uit een nalaten. Dit noemt men ook wel een
omissiedelict. In het straf processueel perspectief zal de menselijke gedraging uiteindelijk tot
uitdrukking komen in de tenlastelegging. Dit is een processtuk van de officier van justitie
waarin staat beschreven welke gedraging de verdachte zou hebben verricht.
Wettelijke delictsomschrijving (bestanddeel)
Een wettelijke delictsomschrijving is in de wet te vinden. Als de verrichte handeling in de wet
is geschreven is er pas sprake van een wettelijke delictsomschrijving. Het elektriciteitsarrest
is een voorbeeld van een lastige kwestie binnen een duidelijke wettelijke
delictsomschrijving. In het straf processueel perspectief in iedere individuele strafzaak zal de
rechter de bewezen verklaarde feitelijke gedraging uit de tenlastelegging juridisch moeten
benoemen. Dit proces heeft kwalificatie (art. 350 SV -> draagt de rechter op het feit te
kwalificeren). Wanneer een strafbaar feit niet gekwalificeerd kan worden (niet-
kwalificeerbaarheid van het bewezen verklaarde) is er sprake van ontslag van
rechtsvervolging. Ditzelfde gebeurt wanneer er sprake is van een schulduitsluitingsgrond of
een rechtvaardigingsgrond (art. 1 Sr).
,Wederrechtelijk (bestanddeel of element)
Er is sprake van wederrechtelijkheid wanneer er strijd is met de wet. Als wederrechtelijkheid
in een wetsartikel staat dan is het een bestanddeel en geen element. Men kijkt put en alleen
naar het al dan niet gerechtsvaardig zijn van de daad. Een rechtvaardigingsgrond kan echter
de wederrechtelijkheid wegnemen.
Schuld (element)
Wanneer er geen sprake is van een schuld welke verwijtbaar is aan de verdachte dan kan er
geen straf worden opgelegd. Men is schuldig wanneer hij zich anders kon gedragen dan hoe
hij dat deed. Schuld kan echter worden weggelaten door middel van een
schulduitsluitingsgrond.
Wanneer is iemand een verdachte?
Op grond van feiten en omstandigheden die worden geconstateerd in een bepaald
strafrechtelijk onderzoek, kan het redelijke vermoeden ontstaan dat een strafbaar feit heeft
plaatsgevonden (verdenking) en dat een bepaalde persoon dat feit heeft begaan
(verdachte). Voordat een onderzoek heeft plaatsgevonden kan niet worden gezegd wie de
dader van een strafbaar feit is. Dit wordt de onschuldpresumptie genoemd, het moet eerst
worden bewezen.
In art. 27 lid 1 Sv wordt het begrip verdachte uitgelegd, deze bevat drie materiële criteria:
- Er moet sprake zijn van een vermoedelijke vervulling van het delict door de verdachte.
- Het vermoeden moet redelijk zijn, waarmee wordt bedoeld dat het objectief moet zijn
gerechtvaardigd.
- Het vermoeden moet voortvloeien uit de feiten en omstandigheden.
In art. 27 lid 2 Sv valt nog een formeel criterium op te maken:
- De verdachte moet degene zijn tegen wie de vervolging is gericht.
Hollende Kleurling
Van wederspannigheid (art. 180 Sr) is sprake als iemand zich verzet met geweld tegen een
ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. De man verzette zich
tegen zijn fouillering. Voor fouillering moet er sprake zijn van ernstige bezwaren (art. 56 Sv).
Het ging er daarom in eerste plaats om of de man een verdachte was. Het gerechtshof
beantwoordde deze vraag negatief. De feiten en omstandigheden waren niet voldoende om
er een verdenking op te funderen. Hij rende namelijk alleen uit de richting van een bepaald
café waarvan bekend was dat er werd gedeald, terwijl hij zijn hand in zijn zak hield. Hij werd
vrijgesproken van wederspannigheid en van heroïnebezit, omdat het bewijsmateriaal op
onrechtmatige wijze was verkregen.
Stormsteeg
Een man die door de stormsteeg liep met zijn hand stevig in zijn jaszak schrok bij het zien
van twee politieagenten. Hij bleef stilstaan en rende vervolgens weg. Deze steeg stond er
bekend om dat er werd gedeald. De Hoge Raad oordeelde dat er onder deze
omstandigheden sprake was van ernstige bezwaren, waardoor hij mocht worden
gefouilleerd. Het verschil met de Hollande Kleuring is dat die man al aan het rennen was en
de man uit de Stormsteeg versnelde plotseling bij het zien van de politieagenten. Bovendien
kwam de man niet uit het café, maar de man uit de Stormsteeg bevond zich wel in de straat.
,Hoe is een strafbepaling opgebouwd?
Een strafbepaling bestaat uit een delictsomschrijving, een kwalificatie-aanduiding en een
strafbedreiging.
Delictsomschrijving -> geeft aan welk ongewenste gedraging de wetgever strafbaar heeft
willen stellen.
Kwalificatie-aanduiding -> maakt duidelijk hoe het gedrag in juridisch opzicht moet worden
benoemd.
Strafbedreiging -> bepaalt welk soort straf mag worden opgelegd en wat het maximum
daarbij is.
Niet alle strafbepaling kennen een duidelijk omschrijving van het strafbare gedrag en een
kwalificatie-aanduiding. In veel gevallen ontbreekt de kwalificatie-aanduiding of wordt deze
geacht besloten te liggen in de delictsomschrijving. Soms is de kwalificatie-aanduiding dus
expliciet en soms niet.
In bijzondere wetten zijn de delictsomschrijving en strafbedreiging uit elkaar getrokken,
waarbij de delictsomschrijving als een verbod is geformuleerd. De strafbedreiging is dan in
een andere wet te vinden. Veel bijzondere wetten kennen, voor wat de strafbepalingen
betreft, deze gelaagde structuur.
Welke soorten delicten zijn er?
Strafbare feiten zijn onder te verdelen in misdrijven en overtredingen. Het inhoudelijk
criterium waar je een onderscheid kunt maken tussen een misdrijf en een overtreding is
moeilijk te geven. Misdrijven zijn over het algemeen ernstigere feiten dan overtreding.
Het onderscheid tussen deze twee is van belang om deze drie belangrijke redenen:
- Procesrechtelijke reden: bepaalt welke soort rechter bevoegd is (absolute competentie)
- Materieelrechtelijk verschilpunt: poging en medeplichtigheid zijn niet strafbaar bij een
overtreding, maar wel bij een misdrijf
- Toepassing van dwangmiddelen: Veel dwangmiddelen mogen slechts worden toegepast in
geval van verdenking van een misdrijf
Formele delicten
Bij formele delicten gaat het vooral om een bepaalde handeling. De verrichtte handeling is
dus strafbaar, bijvoorbeeld diefstal.
Materieel delict (gevolgsdelicten)
Bij materiele delicten gaat het vooral om het veroorzaken van een gevolg dat strafbaar is,
bijvoorbeeld brandstichten. Het is niet van belang welke handeling heeft geleid tot het
strafbare gevolg, dus dat hoeft ook niet in de wet te zijn omschreven. De causaliteit is binnen
een materieel delict erg belangrijk.
,Commissiedelicten
Een delict wat het handelen ook wel het ‘doen’ strafbaar stelt. Het zijn feiten die actief
handelen veronderstellen, bijvoorbeeld stelen.
Omissiedelict
Een delict waarbij het niet ‘doen’ strafbaar wordt gesteld. Dit wordt ook wel het nalaten
genoemd, bijvoorbeeld geen hulp verlenen (art. 450 Sr). Het is hierbij erg belangrijk om
rekening te houden met wie dan wel had moeten handelen en dus ‘op wie het delict slaat’.
Binnen het omissiedelict kent men nog een onderscheid in oneigenlijk omissiedelict.
Hiermee wordt bedoeld het nalaten dat in de wet wordt omschreven als een
commissiedelict, bijvoorbeeld het niet eten geven aan je kind.
Gekwalificeerd delict
Deze delicten werken strafverzwarend (hogere straf dan het gronddelict) en zijn dus een
extra bestanddeel op het gronddelict. Vaak heeft de delictsomschrijving in een bijzondere
strafbepaling een extra bestanddeel. De toevoegingen zijn subsidiair, bijvoorbeeld moord
met subsidiair doodslag. Dit doet men als zij bang zijn dat er niet voldoende bewijs is voor
voorbedachte raden bij moord, maar wel zeker willen zijn van straffen. Op die manier kan
doodslag ook nog worden uitgezocht als moord wordt uitgesloten. Er zijn dus extra’s
toegevoegd bij een delict.
Geprivilegieerd delict
Deze vorm van delicten zijn juist straf verlichtend (lagere straf dan het gronddelict). Een
geprivilegieerd delict is een strafbaar feit welke door het letten op de hoedanigheid van de
dader een lagere straf stelt dan het gronddelict, bijvoorbeeld art. 291 Sr waar wordt
gesproken over de vrees van de moeder voor het kind.
,Probleem 2
1. Wanneer ben je medeplichtig?
2. Wanneer is er sprake van poging/voorbereiding?
3. Wanneer is er sprake van medeplegen?
Wanneer ben je medeplichtig?
Krachtens art. 48 Sr worden als medeplichtigen gestraft degene die:
- Opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf (simultane).
- Opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het
misdrijf (consecutieve).
Medeplichtigheid is een minder ernstige deelnemingsvorm dan uitlokking, medeplegen en
doe plegen. Hierdoor valt het ook niet wettelijk onder het begrip ‘dader’. Dit blijkt ook uit de
lagere strafbedreiging waarbij het maximum van de hoofdstraffen bij medeplichtigheid
wordt verminderd met een derde (art. 49 lid 1 Sr).
In art. 48 Sr zijn er twee soorten medeplichtigheid:
- Medeplichtigheid bij (simultane) -> gelijktijdige medeplichtigheid
- Medeplichtigheid tot (consecutieve) -> voorafgaande behulpzaamheid
Medeplichtigheid aan een overtreding is niet strafbaar (art. 52 Sr).
,Dubbele opzet is vereist net als bij de andere deelnemingsvormen:
- Opzet bestaan op de medeplichtigheid, in de zin dat men behulpzaam wil zijn bij het
misdrijf.
- De behulpzaamheid moet zijn gericht op een bepaald strafbaar feit.
Danszaal Soranus
Voorwaardelijke-opzetconstructies zijn toegelaten en dit zie je terug in het arrest Danszaal
Soranus. Er ontstaat onenigheid bij de danszaal tussen de dader en een onbekende, daarbij
geeft de vriend van de dader een mes aan de dader die daar om vroeg. Vervolgens steekt de
dader de onbekende neer. De Hoge Raad oordeelt dat degene die een of het ander verschaft
zich daarbij bewust blootstelt aan de aanmerkelijke kans dat die zullen strekken tot het
plegen van het misdrijf. Dit geeft voldoende bewijs om de vriend aan te merken als
medeplichtige.
Als er geen initiatief is, geen (deel van de) regie, geen belangrijke of onmisbare bijdrage,
kortom als er geen belangrijke rol gespeeld is door de deelnemer, dan lijkt medeplegen
uitgesloten en kan men terugvallen op medeplichtigheid.
Wanneer is er sprake van poging/voorbereiding?
Poging
Poging en voorbereiding verbinden strafbaarheid aan gedragingen waarvoor (nog) niet alle
bestanddelen van een wettelijke delictsomschrijving zijn vervuld. Poging en voorbereiding
vormen een uitbreiding van strafrechtelijke aansprakelijkheid en zijn geen op zichzelf
staande gedragingen.
In art. 45 lid 1 Sr is de poging gedefinieerd, hieruit blijkt dat:
1. Alleen een poging tot misdrijf strafbaar is en een poging tot overtreding niet.
2. Voor de poging is vereist dat het voornemen (subjectieve voorwaarde) van de dader zich
heeft geopenbaard door een begin van uitvoering (objectieve voorwaarde).
3. De maximale straf die voor een poging mag worden opgelegd, is volgens art. 45 lid 2 Sr
een derde lager dan de strafbedreiging voor het voltooide misdrijf.
4. Als de dader zijn poging vrijwillig opgeeft dan is hij niet strafbaar op grond van poging, dit
is neergelegd in art. 46b Sr (vrijwillige terugtred).
Theorieën over begin van uitvoering:
Subjectieve leer: legt de nadruk op de intentie van de dader en is het begin van de uitvoering
het voornemen (geen geldend recht).
Objectieve leer: legt de nadruk op de daadwerkelijke handeling van de dader en is het begin
van de uitvoering het daadwerkelijk beginnen van de voltooiing van het misdrijf (geldend
recht).
Vooropgesteld moet worden dat art. 45 Sr niet is bedoeld om iedere uiting van het
voornemen tot misdrijf strafbaar te stellen, maar pas die uiting waarin een begin van
uitvoering van het misdrijf zelf kan worden gezien.
,Uitzendbureau Cito
Het geldende criterium voor begin van uitvoering heeft de Hoge Raad voor het eerst
geformuleerd in het Cito-arrest. De vraag die hier centraal staat is of de handelingen van de
verdachten zijn aan te merken als voorbereidingshandelingen of uitvoeringshandelingen. Het
criterium dat de Hoge Raad gaf was dat een gedraging naar uiterlijke verschijningsvorm
beschouwd moet worden als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. De mannen
deden dus een poging tot diefstal met geweld, doordat ze aanbelden met een gedeeltelijk
afgedekt gelaat, een schietklaar vuurwapen en een lege weekendtas.
Grenswisselkantoor
Toen het Cito-criterium werd toegepast in het arrest Grenswisselkantoor leidde dit tot de
conclusie dat de handelingen van de verdachte juist geen begin van uitvoering opleverden.
Dit arrest brengt het bereik van het pogingscriterium zoals geformuleerd in het Cito-arrest
voor een gedeelte in beeld. De vraag die hier centraal stond was of hier sprake was van een
begin van het misdrijf afpersing. Dit was niet het geval, omdat ze zich alleen met de auto
naar de bank hadden begeven, de auto niet hebben verlaten en geen gedragingen hebben
verricht in de auto die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als
te zijn gericht op de voltooiing van een misdrijf.
Videodozen
Het Cito-criterium voor begin van uitvoering heeft een sterk visuele connotatie. Uit het
arrest Videodozen blijkt echter dat uiterlijke zichtbaarheid ter plekke niet vereist is. De
uiterlijke verschijningsvorm was in dit geval van de buitenkant nog niets te zien, want de
dozen zaten in de auto. Het arrest van Videodozen is van belang voor de vraag welke
gedragingen naast de uiterlijke verschijningsvorm mogen worden meegewogen. Het woord
‘gedraging’ mag ruim worden opgevat en het gaat niet alleen om de fysieke gedragingen,
maar ook om de relevante feiten en omstandigheden waaronder die zijn verricht. Of die nu
ter plaatse of achteraf bleken doet niet terzaken. De mannen waren aan het begin van
uitvoering, omdat ze een beoogd slachtoffer hadden aangesproken. Als ze dit niet hadden
gedaan had het bij een voorbereiding gebleven. Het gaat er bij dit criterium niet zozeer om
wat er ter plekke zichtbaar is, maar om hetgeen dat achteraf objectief vaststelbaar is.
Soorten pogingen:
Absolute ondeugdelijke poging: hierbij maakt het gebruikte middel of het object het slagen
van de poging in alle gevallen onmogelijk.
Relatief ondeugdelijke poging: hierbij is het middel of object in principe (onder normale
omstandigheden) geschikt om te komen tot voltooiing, maar door min of meer toevallige
omstandigheden blijft die voltooiing uit.
Het belang van het onderscheid tussen de relatieve en absolute ondeugdelijke poging is
gelegen in de strafbaarheid: een absolute ondeugdelijke poging is niet strafbaar, maar een
relatieve ondeugdelijke poging is daarentegen een strafbare poging.
Misdrijven waarbij de poging niet strafbaar is:
- Art. 300 lid 5 Sr -> strafwaardigheid te laag
- Art. 307 Sr -> culpoze misdrijven
- Art. 108 Sr -> pogingsfase niet goed voor te stellen
,Voorbereiding
In de wet is de strafbare voorbereiding geregeld in art. 46 lid 1 Sr, hieruit blijk dat er pas
sprake is van strafbare voorbereiding indien de zaken die in het artikel worden genoemd,
bestemd zijn tot het begaan van het misdrijf. Aan de intentie van de dader wordt een
doorslaggevende betekenis gegeven, ook als het gaat om het bezit van neutrale voorwerpen.
Bovendien zorgen specifieke omstandigheden ervoor dat er een groot gewicht in de schaal
wordt gelegd bij de vaststelling van de misdadige bestemming.
Uit art. 46 lid 2 Sr blijkt dat het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt
bij voorbereiding met de helft verminderd.
Voorwaarden art. 46 Sr:
Om een voorbereiding aan te mogen nemen moet de dader een voorbereidingsmiddel voor
handen hebben, die bestemd is voor een misdrijf met een strafbedreiging van 8 jaar of meer,
opzettelijk, het voorwerp voor handen hebben voor het ingenomen misdrijf, dubbele opzet:
bewezen dient te worden dat het opzet van de dader niet alleen is gericht op de
voorbereidingshandeling, maar ook op het grondmisdrijf.
Voor strafbaarheid hoeft de verdachte niet zelf deel te nemen aan het beoogde misdrijf, het
moet duidelijk zijn welk misdrijf de verdachte aan het voorbereiden is geweest en het is van
belang of het misdrijf zich kan voordoen.
Onderscheid poging en voorbereiding
Poging -> jetzt-geht-es-los-criterium (nu gaat het beginnen)
Voorbereiding -> nog geen concrete gevaarzetting
Vrijwillige terugtred (art. 46b Sr)
De wetgever heeft het zo willen regelen dat, zolang de dader nog met zijn poging of
voorbereiding bezig is, voor hem de mogelijkheid staat om terug te treden. Hier is alleen
sprake van als men besluit om niet verder te gaan met de uitvoering op grond van een
nieuwe afweging van dezelfde externe omstandigheden. Zijn eigen wil blijft de voornaamste
factor en er is geen sprake van vrijwillige terugtred als hij door nieuwe externe factoren min
of meer wordt gedwongen de poging te staken.
Wanneer is er sprake van medeplegen?
Deelneming zorgt voor een uitbreiding van het bereik van het materiële strafrecht. Dankzij
het bestaan van de deelnemingsregeling kunnen ook deelnemers worden gestraft voor de
strafbare feiten waaraan zij een bijdrage leveren. Als iemand strafbaar is voor zijn bijdrage
aan een delict, dan moet precies aangegeven kunnen worden van welke deelnemingsvariant
sprake is.
De deelnemingsregeling is neergelegd in Titel V van Boek I van het Wetboek van Strafrecht.
Uitlokking en medeplichtigheid zijn enigszins omschreven, maar voor overige figuren heeft
de wetgever volstaan met de enkele aanduiding. In art. 47 Sr staan de daders van een
strafbaar feit omschreven en in art. 48 Sr staan de medeplichtigen omschreven.
Daders: pleger, doen pleger, medepleger, uitlokker
Medeplichtigen: tijdens (‘bij’), vooraf (‘tot’)
,Deelnemingsvormen: Pleger, medeplegen, uitlokken, doen plegen en medeplichtigheid
Pleger
Degene die in z’n eentje alle delictsbestanddelen voor zijn rekening neemt en wat betreft de
klassieke dader is. Voor zijn strafbaarheid is niet nodig een deelnemingsconstructie te
hanteren.
Medeplegen
Wanneer twee of meer personen nauw en bewust samenwerken bij het begaan van het
strafbare feit. Twee voorwaarden hiervoor zijn: samenwerking van een bepaalde intensiteit
en opzet.
Nauwe samenwerking
De beslissing of er nauwe samenwerking is hangt sterk af van de feiten en omstandigheden
van de zaak. In zijn algemeenheid valt wel uit de rechtspraak af te leiden dat als het gewicht
van de bijdrage aan het geheel niet meer het karakter heeft van een min of meer
ondergeschikte hulpbehandeling, er als snel tot medeplegen kan worden geconcludeerd. De
volgende factoren kunnen als nauwe samenwerkingen worden beschouwd:
- Het tonen van initiatief bij bedenken of uitvoeren
- Het voeren van regie voor of achter de schermen
- Overduidelijk deel uitmaken van een hechte en planmatige samenwerkende dadergroep
- Het leveren van onmisbare of belangrijke bijdrage
- Een zekere inwisselbaarheid van de rollen van de daders
- Een min of meer toevallige tot stand gekomen rolverdeling
Opzet
Dubbele opzet is vereist net als bij de andere deelnemingsvormen:
- Opzet bestaan op de medeplichtigheid, in de zin dat men behulpzaam wil zijn bij het
misdrijf.
- De behulpzaamheid moet zijn gericht op een bepaald strafbaar feit.
Bij het bepalen van opzet zijn voorwaardelijke-opzetconstructies toegestaan.
Als de 1e medepleger een ander strafbaar feit pleegt dan afgesproken kan de 2 e medepleger
daar niet voor worden veroordeeld, maar dus wel voor een poging tot het eerste opzet (wat
hij wel van plan was) of medeplegen van het eerste opzet.
Vormen van medeplegen
‘plegen’ - ‘plegen’ -> beide vervullen de hele delictsomschrijving (vaak kan je toch beter
spreken van medeplegen, omdat in vereniging plegen van strafbare feiten een verhogend
effect heeft)
‘plegen’ - ‘medeplegen’ -> een van beide vervult de hele delictsomschrijving de ander heeft
een nauwe en bewuste samenwerking met de dader
‘medeplegen’ – ‘medeplegen’ -> geen van beide vervult de hele delictsomschrijving, de
delictsbestanddelen zijn verspreid over de deelnemers
, Containerdiefstal
Tot deze groep van daders kan ook de ‘man achter de schermen’ behoren. Gezien de
gehanteerde uitgangspunten bij het medeplegen is die fysieke aanwezigheid niet vereist om
een persoon toch als medepleger te kunnen aanmerken. Het gerechtshof oordeelde dat de
verdachte een medepleger was, omdat de samenwerking zo volledig en nauw was. Hier ging
de Hoge Raad in mee.
Moord op afstand
In dit arrest was de verdachte niet lijfelijk aanwezig tijdens het begaan van het strafbare feit
net als in het Containerdiefstal-arrest, maar toch veroordeeld voor het medeplegen van
moord. Hij had namelijk de moord beraamd en gezorgd voor zijn eigen auto en een
vuurwapen om het slachtoffer mee te doden.
Uitlokken
Dat de uitlokker een ander zover weet te brengen het strafbare feit te plegen, terwijl deze
daarvoor nog geen intentie had om het strafbare feit te begaan. De uitgelokte moet hiervoor
zelf strafbaar zijn en de uitlokker hoeft geen uitvoeringshandelingen te verrichten. Het gaat
bij uitlokking en doen plegen enkel alleen tot het aanzetten tot een bepaald strafbaar feit,
maar ze kunnen ook nauw en bewust samenwerking met de feitelijke uitvoerders, dan zijn
ze ook schuldig aan medeplegen.
Uit art. 47 Sr blijkt dat uitlokking op een bepaalde manier moet geschieden. Dit zijn
uitlokkingsmiddelen in lid 1 sub 2 die limitatief zijn en onder een van die middelen moeten
worden gerubriceerd om te spreken van uitlokking. De uitlokkingsmiddelen zijn: giften,
beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, misleiding en het verschaffen van
gelegenheid, middelen of inlichtingen. Voorwerpen worden als uitlokkingsmiddel
aangemerkt als het voornemen van het uitgelokte feit te plegen is voortgekomen door het
beschikbaar stellen van het voorwerp, niet als daarmee alleen het strafbare feit kan worden
gepleegd.
Ook bij uitlokking moet er sprake zijn van dubbele opzet:
- De uitlokker moet opzet hebben op de uitlokking (geen culpoze uitlokking)
De uitlokker moet slagen in het genereren van het voornemen bij de potentiële feitelijke
dader, die die gedachte niet al zelf had. Hierbij geldt wel dat de algemene bereidbaarheid
niet valt onder opzet van de uitlokker (huurmoordenaar geld geven wel).
- De uitlokker moet ook opzet hebben op een bepaald feit.
Drie gevallen met betrekking tot uitlokken
- Het opzet van de uitgelokte strookt niet of niet geheel met dat van de uitlokker.
Wanneer de opzet niet geheel strookt met dat van de uitlokker is de uitlokker niet strafbaar.
In gevallen waarin er geen extreem verschil bestaat tussen het opzet van de uitlokker en dat
van de uitgelokte, zal in de regel het opzet van de uitlokker ook dat van de uitgelokte
omvatten. Er is dan sprake van voorwaardelijke opzet dat de uitlokker zich heeft
blootgesteld aan de een aannemelijke kans dat de uitgelokte zo zou handelen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ambermeinen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.