100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting BVJ VWO 5 $5.35   Add to cart

Summary

Samenvatting BVJ VWO 5

 11 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Samenvatting met definities van de belangrijkste begrippen van de methode biologie voor jou klas 5 VWO.

Preview 2 out of 7  pages

  • May 3, 2021
  • 7
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Klas 5:
Thema 1:
-Chemische energie: de energie in energierijke stoffen.
-Assimilatie: opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen.
-Dissimilatie: afbraak van organische moleculen.
-Organische stoffen: koolstofverbindingen. Bevat C+H en vaak O+N+S+P.
-Anorganische stoffen: alle niet organische stoffen (één koolstofatoom in de koolstofverbindingen).
-Koolstofassimilatie: glucose vormen uit koolstofdioxide en water.
-Voor voortgezette assimilatie levert ATP de energie. Bij heterotrofe organismen ook N en S.
Voortgezette assimilatie: de vorming van koolhydraten, eiwitten, vetten en DNA.
-ATP: gevormd bij verbranding in mitochondriën of dissimilatiereacties of licht reacties van
fotosynthese. Transporteert chemische energie naar plaatsen in de cel. Is een nucleotide.
-Fosforylering: Een fosfaatgroep binden aan ADP met energie uit een van deze reacties maakt ATP.
-Enzymen: katalyseren stofwisselingsreacties. Zijn eiwitten.
-Substraat: stof waarop een enzym werkt.
-Als een enzym voor zijn werking een ander molecuul nodig heeft heet dit een cofactor. En het
enzym heet apo-enzym. Als de cofactor organisch is spreekt men meestal van een co-enzym.
- enzymactiviteit: de snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt.
- denaturatie: boven de maximumtemperatuur hebben alle enzym moleculen hun specifieke
ruimtelijke structuur verloren.
- optimum: de temperatuur waarbij de activiteit van de enzym moleculen het grootst is.
- activator: een stof die de enzymactiviteit verhoogd.
- remstof: een stof die de enzymactiviteit verlaagd.
- 6 CO2 + 6 H2O + energie = C6H12O6 + 6 O2
- beperkende factor: de factor die de maximale intensiteit van fotosynthese bepaalt.
- lichtreacties: op de membranen van de thylakoïden wordt energie gebruikt voor splitsing van water
en energierijk maken van elektronen. Er ontstaat ATP en NADPH.
- donkerreacties: de energie en de waterstofionen worden gebruikt bij de vorming van glucose. Er
ontstaat ADP en NADP+.
- bruto reactievergelijking: 6 CO2 + 12 H2O = C6H12O6 + 6 H2O + 6 O2. Calvincyclus.
- chemosynthese: een vorm van koolstofassimilatie waarbij energie gebruikt wordt die beschikbaar
komt bij de oxidatie van een anorganische stof.
- koolhydraten: hebben in de cel vooral de functie van bouwstof en reservestof.
- condensatiereactie: assimilatie reacties waarbij een klein molecuul wordt afgesplitst (meestal
water).
- structuureiwitten: vervullen functie als bouwstof.
- receptoreiwitten: bevinden zich in de celmembranen en reageren op aanwezigheid van
bijvoorbeeld hormonen.
- transporteiwitten: vervoeren stoffen.
- plasma eiwitten en antistoffen: maken deel uit van het bloedplasma.
- peptidebinding: de binding tussen de carboxylgroep van het ene aminozuur en de aminogroep van
het andere.
- verzadigde vetzuren: als de koolstofatomen in het vetzuur molecuul onderling uitsluitend zijn
verbonden door enkelvoudige bindingen. (Vetten)
- onverzadigde vetzuren: bevatten een of meer dubbele bindingen. (Oliën)
- aerobe dissimilatie: dissimilatie van glucose met zuurstof. (Verbranding)
- anaërobe dissimilatie: dissimilatie van glucose zonder zuurstof. (Gisting)
- melkzuurgisting NADH wordt omgezet in NAD+. Een vorm van anaerobe dissimilatie.
- basaal metabolisme: alle stofwisselingsprocessen die in rust doorgaan.
- homoiotherm: min of meer constante lichaamstemperatuur.
- poikilotherm: lichaamstemperatuur min of meer gelijk aan de omgeving.

, Thema 2:
- DNA: bevat de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme en zorgt voor de
zelforganisatie en zelfregulatie. Bevat ook informatie voor het reproduceren van een organisme.
Levert de instructies waardoor ribosomen verschillende soorten eiwitten kunnen synthetiseren.
- transgeen ggo of gmo: een organisme waarbij het DNA is veranderd.
- gentherapie: men brengt voor een verkeerde eigenschap gezonde genen in bij een patiënt.
- biobricks: stukjes DNA gemaakt door wetenschappers.
- genoom: het geheel aan erfelijke informatie in een cel. Mitochondriën en chloroplasten bezitten
hun eigen DNA. Zij functioneren onafhankelijk van de rest van de cel.
- mtDNA: het DNA in mitochondriën.
- het DNA van prokaryoten ligt los in het cytoplasma en het zijn circulaire DNA-moleculen. Sommige
bezitten plasmiden.
- een DNA-molecuul is een nucleinezuur. Een nucleotide in DNA is opgebouwd uit de monosacharide
desoxyribose, een fosfaatgroep en een stikstofbase. Deze heten adenine, thymine, cytosine en
guanine.
- de twee nucleotide ketens van een DNA-molecuul zijn complementair door de vaste basenparing.
- histonen: een aantal eiwitten waar omheen een DNA keten is gewikkeld.
- nucleosoom: een aantal histonen met het om heen gewikkelde DNA. Tussen twee opeenvolgende
nucleosomen bevindt zich koppelings-DNA.
- niet-coderend DNA: DNA dat niet codeert voor eiwitten. Een deel heeft wel een regulerende
functie bij de synthese van eiwitten.
- sequentie: de volgorde waarin nucleotiden zijn gerangschikt.
- helicase: enzym dat basenparen verbreekt.
- op de plaats waar de basenparing is verbroken binden speciale eiwitten (single strand binding
proteïnen) aan de strengen. Deze eiwitten voorkomen dat de vrijgekomen basen in een streng van
een replicatiebel opnieuw waterstofbruggen gaan vormen met de vrijgekomen basen in de andere
streng.
- DNA-polymerase schuift vervolgens langs de enkelvoudige ketens en bindt dATP, dTTP, etc. uit het
kernplasma aan de vrijgekomen stikstofbasen. Werkt van 3' naar 5' bij de al bestaande streng. De
nieuwe streng wordt dus 5' naar 3' gemaakt.
- DNA-ligase koppelt de korte DNA-fragmenten aan elkaar.
- PCR (polymerase chain reaction) een of meerdere specifieke gedeelten uit het DNA worden
gekopieerd. Primers, DNA-polymerase en DNA-nucleotiden zijn nodig.
- primers: korte stukjes DNA die worden gemaakt in een lab. Complementair aan het DNA dat men
wil vermenigvuldigen.
- PCR-reactie + gelelektroforese/sequensen: didesoxynucleotiden zonder OH-groep aan 3'. De ddn
hebben een label. De DNA-fragmenten gaan naar de + kant door gel tussen glasplaten. Klein=snel.
- restrictie-enzym: kan DNA op bepaalde plaatsen in stukken knippen. Ze herkennen bepaalde
necleotidesequenties en deze knippen ze eruit.
- RNA: bestaat uit 1 nucleotide keten. Uit ribose ipv desoxyribose. Uracil ipv thymine.
- tRNA moleculen binden uit het cytoplasma aminozuren en vervoeren aminozuren naar een
ribosoom.
-transcriptie: vorming van mRNA. Begint wanneer RNA-polymerase bindt aan een specifieke
volgorde stikstofbasen. De bindingsplaats heet een promotor (meestal begin gen)
- transcriptiefactoren: eiwitten die zich binden aan een promotor zodat RNA-polymerase zich eraan
kan binden.
- RNA-polymerase: verbreekt waterstofbruggen tussen 2 DNA-ketens. Bindt vrije RNA-nucleotiden
aan de template-streng.
- template-streng: de keten met de promotor. De andere heet de coderende streng.
- puffs: plaatsen waar transcriptie plaats vindt in een reuzechromosoom.
- pre-mRNA: RNA-molecuul gesynthetiseerd in de celkern. Moet nog bewerkt worden. Dit bewerken

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annewilbiesheuvel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70055 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.35
  • (0)
  Add to cart