100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
Previously searched by you
Samenvatting, verplichte arresten en handige schema's Wolters Kluwer - Compendium Nederlands vermogensrecht & Zwaartepunten van het vermogensrecht Inleiding Privaatrecht (RR114)$4.34
Add to cart
Samenvatting, verplichte arresten en handige schema's Wolters Kluwer - Compendium Nederlands vermogensrecht & Zwaartepunten van het vermogensrecht Inleiding Privaatrecht (RR114)
18 views 0 purchase
Course
Inleiding Privaatrecht (RR114)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Deze samenvatting, verplichte arresten en handige schema's zijn uitgewerkt op basis van de stof van de twee boeken in de vorm van de belangrijkste leerdoelen voor het tentamen. Op basis van deze uitwerkingen heb ik een 7.5 behaald voor het tentamen. Bovendien ben ik een student van het Erasmus Hono...
Hofland/Hennis -> advertentie voor een huis -> geen aanbod in de zin van 6:217
Bunde/Erckens -> stuk grond -> geen overeenkomst door twee andere opvattingen
Eelman/Hin -> verkoop boerderij -> gerechtvaardigd vertrouwen, dus overeenkomst,
ondanks de geestelijk gestoorde
Booy/Wisman -> kentekenbewijs kraan -> onjuiste inlichting en kenbaar (lid 1 a),
geslaagd beroep op dwaling
Van Geest/Nederhof -> kilometerstand Citroën -> redelijkheid en billijkheid verzetten
zich (lid 2), geslaagd beroep op dwaling
Baris/Reizen -> bromfietsmotoren -> verschoonbaar gedwaald (lid 2) -> geslaagd beroep
op dwaling
Kantharos van Stevensweert -> drinkbeker -> in strijd met goede trouw (lid 2), gefaald
beroep op dwaling
Haviltex -> machine voor het snijden van steekschuim -> de taalkundige uitleg is niet
doorslaggevend, maar ook wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten
(3:55)
Bunde/Erckens -> stuk grond -> uitleg en totstandkoming liggen dicht tegen elkaar aan
Endlich/Bouwmachines -> steigers -> verzuim is niet vereist in geval van blijvende
onmogelijkheid
Kelderluik -> open luik -> er is sprake van gevaarzetting als het gevolg intreedt en er
geen adequate maatregelen zijn genomen
Pos/Van den Bosch -> schenking boerderij -> men behartigd zijn eigen belangen door de
vermogensbelangen van andere te schaden
Tandartsen -> onbevoegde tandarts -> geen bescherming door de geschonden norm
(relativiteitsvereiste)
Zeug geel 113 -> ontsnapt varken -> als de eigenaar niet aansprakelijk is op grond van
6:162 als hij het dier in zijn macht had is hij ook niet aansprakelijk op grond van 6:179
Uitslag/Wolterink -> caravan -> bedrijfsruimte in de zin van 3:86 lid 3 onder a
,Vereisten onrechtmatige daad (6:162)
- Onrechtmatige daad
- Inbreuk op een subjectief recht
- Een doen of nalaten in strijd met de wettelijke plicht
- Doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijk verkeer betaamt
- Gevaarzetting (Kelderluik)
- Normen ter bescherming van zuivere vermogensschade (Pos/Van de Bosch)
- Verband en tussen het doel van de overtreden norm en het geschade belang oftewel
relativiteitsvereiste (1:163)
- De overtreden norm strekt in het geheel niet tot de bescherming van burgers tegen
schade
- Het beschermingsbereik strekt zich niet uit tot (Tandartsen)
- de persoon
- de geleden schadeposten
- de wijze waarop schade is ingetreden
- Toerekenbaarheid van de onrechtmatige daad aan de verdachte
- Als zij te wijten is aan schuld
- Krachtens de wet
- Krachtens de in het verkeer geldende opvattingen
- Schade
- Sprake van enigerlei nadeel geleden
- Causaal verband tussen schade en onrechtmatige daad
- Concicio sine qua non (schade uitgebleven als de daad niet was gepleegd)
,
,Probleem 1
1. Wat is een overeenkomst en hoe komt een overeenkomst tot stand?
2. Is een overeenkomst die is aangegaan met iemand die een geestelijke stoornis
heeft ook geldig?
3. Is een overeenkomst die is aangegaan met een minderjarige ook geldig?
4. Is een overeenkomst die is aangegaan met iemand onder curatele ook geldig?
1. Wat is een overeenkomst en hoe komt een overeenkomst tot stand?
Hfd 1: Inleiding
Vermogen is het geheel van op geld waardeerbare rechten en verplichtingen die iemand
heeft, dus het geheel van zijn activa en passiva. Het vermogensrecht bestaat uit het objectief
en subjectief recht. Het objectieve recht (law) is het geldende recht dat binnen een bepaald
rechtsgebied op een bepaald tijdstip geld en een subjectief recht (right) is een aan iemand
toekomende bevoegdheid. Het goederenrecht is dat deel van het objectieve
vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen een persoon en een
goed en het verbintenissenrecht is dat deel van het objectieve recht dat betrekking heeft op
de rechtsverhouding tussen een persoon en een andere persoon.
In het goederenrecht hebben we absolute rechten (die in beginsel tegen iedereen kunnen
worden ingeroepen) en een gesloten systeem (dwingend recht). In het verbintenissenrecht
hebben we relatieve of persoonlijke rechten (die slechts tegenover een bepaalde persoon
kunnen worden ingeroepen) en een open systeem (regelend recht).
Hfd 13: Verbintenis en verbintenissenrecht
Twee kenmerken van een verbintenis:
- Een persoon heeft recht op een prestatie waartoe de ander is verplicht
- De verbintenis moet vermogensrechtelijk van aard zijn (geen morele plicht, maar een
rechtsplicht)
Een verbintenis is een vermogensrechtelijke verhouding tussen twee partijen krachtens
welke de één (schuldeiser of crediteur) is gerechtigd tot een gedraging (prestatie oftewel het
object van de verbintenis (geven, doen en niet-doen)) die de ander (schuldenaar of debiteur)
verplicht is ten opzichte van hem te verrichten.
Elementen van een verbintenis aan de actieve kant (schuldeiserskant):
- Vorderingsrecht
- Rechtsvordering, actie (veroordelingsmogelijkheid, ter verantwoording roepen)
- Executierecht (executiemogelijkheid, ten uitvoer leggen)
Elementen van een verbintenis aan de passieve kant (schuldenaarskant):
- Schuld
- Aansprakelijkheid
- Uitwinbaarheid
,Een vorderingsrecht is een relatief recht en een recht van de crediteur tegenover de
debiteur. In ruime zin kijkt men niet alleen naar de bevoegdheid van de schuldeiser, maar
kijkt men ook naar het feit dat als er geen verplichting is er ook geen verplichting tegenover
staat. Bij een verbintenis in enge zin kijkt men alleen naar de verplichting of schuld, maar
deze staat niet los van het vorderingsrecht. Iemand is draagplichtig, indien hij degene is die
rechtens uiteindelijk de gevolgen van de uitwinning in zijn vermogen behoort te voelen. Een
schuldenaar is niet altijd draagplichtig (borg stellen als je zelf geen schulden hebt). Het
verbintenissenrecht is het deel van het objectieve recht dat de verbintenissen, daarmee de
vorderingsrechten, regelt. Het algemene deel vinden we in boek 6. Het objectieve recht kent
aan een bepaald persoon een subjectief recht toe, dus zonder objectief recht is er ook geen
subjectief recht.
Hfd 14: De bronnen van de verbintenis
Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit (art. 6:1 BW). Een
meerzijdige rechtshandeling is een verbintenis tussen een of meer partijen of een of meer
anderen (art. 6:213 BW). De verbintenisscheppende overeenkomst wordt ook wel een
obligatoire overeenkomst genoemd, terwijl de liberatoire overeenkomst verbintenissen
tenietgaat. Dit is een ander rechtsgevolg dan een verbintenis overeenkomen. Deze
bevrijdende overeenkomst wordt afstand genoemd en is geregeld in art. 6:160 lid 1 BW. Een
andere overeenkomst met een ander rechtsgevolg is de huwelijkssluiting die brengt gewilde
rechtsgevolgen teweeg dat geregeld is in boek 1 en de meerzijdige rechtshandeling
huwelijkssluiting noemen wij ook wel een familierechtelijke overeenkomst. Nog een ander
rechtsgevolg is het geval bij de bewijsovereenkomst die stelt dat de feiten moeten worden
bewezen aan de wederpartij (art. 149-207 Rv*). Het bewijsrecht is grotendeels regelend
recht en het regelt op welke wijze het bewijs kan worden geleverd.
Een overeenkomst is een rechtsfeit (een rechtsfeit staat boven een rechtshandeling) (het
objectieve recht koppelt een rechtsgevolg) en hierbij krijgt de abstracte regel door het
ontstaan van verbintenis een concreet gevolg. Het begrip rechtsfeit is een begrip uit de
doctrine. Een rechtsregel maakt een bepaalde gebeurtenis tot een rechtsfeit, waardoor een
concreet geval zich voordoet, wat in de rechtsregel is geformuleerd.
Rechtshandelingen vormen een belangrijke subgroep van de rechtsfeiten. Kenmerkend voor
een rechtshandeling is dat het gericht is op het tot stand brengen van een rechtsgevolg, het
objectieve recht staat het toe (geen slavernij) en er moet worden voldaan aan de eventuele
vereisten die het objectieve recht heeft gesteld (trouwen door een ambtenaar te betrekken).
Rechtshandelingen zijn niet beperkt tot het sluiten van overeenkomsten dus zijn de
algemene bepalingen in boek 3 te vinden en in boek 6 is de nadere regeling te vinden. Voor
een rechtshandeling is een op een rechtsgevolg gerichte wil nodig die zich door een
verklaring heeft geopenbaard (art. 3:33 BW). De twee grondslagen voor een rechtshandeling
liggen in art. 3:33 BW en art. 3:35 BW.
Van een meerzijdige rechtshandeling is sprake wanneer voor de totstandkoming van de
rechtshandeling ten minste twee personen moeten samenwerken (art. 6:213 BW).
Overeenkomsten komen tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217
BW). Elke overeenkomst is dus een meerzijdige rechtshandeling, maar niet elke
rechtshandeling is een overeenkomst. Een eenzijdige rechtshandeling wordt slechts door 1
,enkele persoon tot stand gebracht (erkenning van een kind of een testament opmaken). Een
testament is een uiterste wilsbeschikking en is geregeld in art. 4:42 BW, ook de herroeping is
een eenzijdige rechtshandeling.
Een ongerichte eenzijdige rechtshandeling (opmaken van een testament) is niet gericht tot
een bepaald persoon (of tot meer bepaalde personen). Een gerichte eenzijdige
rechtshandeling (ontslag nemen of huur opzeggen) is hier wel toe gericht en moet daarom
die persoon of personen hebben bereikt. Bij meerzijdige rechtshandelingen kan geen sprake
zijn van ongerichtheid. Bij een handelingsonbekwame zijn rechtshandelingen vernietigbaar
en de ongerichte eenzijdige rechtshandeling is nietig.
Een wederkerige overeenkomst is een overeenkomst waarbij beide partijen een verbintenis
op zich nemen ter verkrijging van de prestatie waartoe de wederpartij zich daartegenover
jegens haar verbindt (art. 6:261 BW). Bij een eenzijdige overeenkomst is er geen sprake van
wederkerigheid, maar eenzijdig (schenking, verplichting aan een zijde). Eenzijdige
overeenkomsten zijn uiteraard geen eenzijdige rechtshandelingen, dit ziet alleen toe op
hoeveel personen nodig zijn bij de rechtshandeling. Overeenkomsten zijn altijd meerzijdige
rechtshandelingen namelijk.
Bij een rechtshandeling om baat wordt de rechtshandeling verricht met het oog op een
daardoor te verkrijgen voordeel (geen eenzijdige rechtshandelingen mogelijk). Bij een
rechtshandeling om niet is daarvan geen sprake (zowel eenzijdige als meerzijdige
rechtshandelingen mogelijk). Alle eenzijdige overeenkomsten zijn om niet, maar niet alle
overeenkomsten van om niet zijn eenzijdig.
Bij een onrechtmatige daad ontstaat een rechtsgevolg zonder dat dat is beoogd en is
centraal geregeld in art. 6:162 BW. Het intreden van het rechtsgevolg is geheel onafhankelijk
van de wil van de handelende persoon of personen. Het is daarom geen rechtshandeling,
maar een rechtsfeit. De wet stelt een verplichting aan het plegen van een onrechtmatige
daad en daarom ontstaat de schadevergoeding van rechtswege. Onder bepaalde
voorwaarden kan schade die is veroorzaakt door iemand waarmee men in een bepaalde
relatie staat of door zaken een verbintenis tot schadevergoeding ontstaan bij men.
Ook bij een rechtmatige daad blijft de wil buiten beschouwing. Rechtmatige daden zijn geen
overeenkomsten of onrechtmatige daden, maar verbintenissen die ontstaan zonder dat dit
rechtsgevolg is beoogd. In tegenstelling tot de onrechtmatige daad is hierbij geen sprake van
een gedraging die in strijd is met de wet.
Blote rechtsfeiten (naam komt niet uit de wet, maar uit de doctrine) bestaan niet uit
gedragingen van personen, maar er kunnen wel door het objectieve recht rechtsgevolgen
aan worden verbonden (leeftijd van 18 bereiken, de dood van een persoon en het zijn van
buren).
,3 manieren waarop uit de wet kan voortvloeien dat een bepaald feit een verbintenis doet
ontstaan (bronnen van verbintenissen):
- De wet wijst rechtstreeks feiten aan als bronnen van verbintenissen als groep
(overeenkomst of onrechtmatige daad (open stelsels)) of afzonderlijk (rechtmatige daden,
onverschuldigde betaling, zaakwaarneming en ongerechtvaardigde verrijking).
- De wet wijst via het ongeschreven recht bepaalde feiten aan als bronnen van
verbintenissen (als de wet verwijst is toch uiteindelijk de wet de bron van de verbintenis).
- De wet wijst geen directe bron aan, maar er is toch een verbintenis ontstaan, omdat het
past in het stelsel van de wet en aansluit bij de in de wet geregelde gevallen (arrest Quint/Te
Poel -> het woord voortvloeien in art. 6:1 BW heeft een ruimere opvatting gekregen).
Hfd 15.1 t/m 15.3: Totstandkoming van overeenkomsten
Op de toepassing van bepalingen op de overeenkomsten moeten we kijken in boek 3
(rechtshandelingen) en in boek 6 (algemene regels van overeenkomsten). Door de
schakelbepaling van art. 6:216 BW zijn de eerste vier afdelingen van titel 6.5 ook betrokken
bepalingen.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217
lid 1 BW). Een langdurig onderhandelingstracject wordt ook wel aangeduid als de
precontractuele fase. Uit art. 6:217 lid 2 BW volgt dat de bepalingen van art. 6:219-6:225
BW van regelend recht zijn. De aanbieder kan hierdoor afwijken in zijn aanbod.
Van een aanbod is pas sprake wanneer de verklaring de voornaamste elementen van de
inhoud van de eventuele te sluiten overeenkomst bevat, zodat een eenvoudige ‘ja’ van de
wederpartij voldoende is om de overeenkomst tot stand te doen komen. Niet ieder aanbod
is ook werkelijk een aanbod in de zin van art. 6:217 BW. Een advertentie waarin staat aantal
en prijs nader overeen te komen is te vaag voor een aanbod. In het arrest Hofland/Hennis
werd bepaald dat als in een advertentie een individueel bepaalde zaak (huis) voor een
bepaalde prijs wordt aangeboden dit in beginsel een uitnodiging is om in onderhandeling te
treden, want er zijn ook nog andere voorwaarden verbonden aan de koop, waardoor een ‘ja’
niet direct leidt tot een overeenkomst. In onderhandelingen moet nog tot een concreet
aanbod worden gekomen, maar bij serieproducten met een schappelijke prijs is er wel
sprake van een aanbod, omdat de persoon niet van belang is. Dit is vooral een
interpretatiekwestie.
Art. 6:219 lid 1 BW (onherroepelijk aanbod) gaat ervanuit dat een aanbod herroepelijk is,
tenzij uit het aanbod zijn onherroepelijkheid volgt. Hiervan is sprake als er sprake is van een
termijn voor het aanbod of op andere wijze dat blijkt uit het aanbod. Uit art. 6:219 lid 2 BW
(herroepelijk aanbod) blijkt dat een aanbod kan worden herroepen zolang het aanbod niet is
aanvaard of een strekkende mededeling is verzonden. In art. 6:219 lid 3 BW is een
optiebeding neergelegd die wordt gelijk gesteld aan een onherroepelijk aanbod waarbij voor
dezelfde voorwaarden dezelfde koop kan worden gedaan.
Een vrijblijvend aanbod is in het algemeen geen aanbod, maar een uitnodiging om in
onderhandeling te treden. In art. 6:219 lid 2 BW staat dat de aanbieder na aanvaarding op
zijn aanbod haar onverwijld (niet terstond, maar zonder vertraging) kan herroepen.
,Een verval aanbod kan vervallen op de volgende manieren:
- De aanbieder kan een tijdsbepaling opnemen in beginsel (houdt het regelend recht in de
gaten wat is bepaald voor deze artikelen (art. 6:217 lid 2 BW) is dit een onherroepelijk
aanbod).
- Art. 6:221 lid 1 BW maakt een verschil tussen een mondeling (vervalt direct als het niet
wordt aanvaard, als er geen bedenktijd wordt gevraagd) en schriftelijk (vervalt als het niet
binnen een redelijke tijd wordt aanvaard) aanbod).
- Art. 6:221 lid 2 BW bevat de regel dat het aanbod vervalt als het wordt verworpen, behalve
als de afwijking niet slechts een ondergeschikt punt betreft, transportkosten bijvoorbeeld
(art. 6:225 BW).
- Een aanbod kan door herroeping vervallen.
- Een aanbod kan ook een voorwaarde bevatten (voor zover nog in voorraad).
- Een aanbod vervalt niet door de dood of het verlies van handelingsbekwaamheid (art.
6:222 BW). De erfgenamen of curator moeten beslissen over het aanbod.
Uitloving staat in art. 6:220 BW en is een aanbod waarbij aan een persoon bij het verrichten
van een bepaalde prestatie wordt beloond in het vooruitzicht, maar dit kan om gewichtige
redenen worden ingetrokken.
Verder bepaalt art. 6:218 BW dat een aanbod geldig, nietig of vernietigbaar is
overeenkomstig de regels voor meerzijdige rechtshandelingen. Hierbij hoeft de aanbieder
niet te wachten op de aanvaarding.
De aanvaarding bestaat uit de verklaring van de wederpartij dat zij het aan haar gedane
aanbod aanvaardt. Het is het ‘ja’ op het aanbod. De wil moet overeenkomen met de inhoud
van het aanbod (art. 6:225 BW) en dient te zijn gedaan op het moment dat het aanbod van
kracht was (art. 6:221 BW). Uit art. 3:37 BW blijkt dat een verklaring in beginsel in iedere
vorm kan geschieden. Het aanbod of de wet kan een bepaalde vorm voorschrijven. In art.
3:37 lid 3 BW staat dat de verklaring pas werking krijgt als deze is gericht tot wie zij gericht
is. Wanneer de aanvaarding de aanbieder niet of niet tijdig bereikt is er geen overeenkomt
tot stand gekomen. Soms kan er toch een overeenkomst tot stand komen (art. 3:37 lid 3 BW
jo. art. 6:224 BW). Ook in art. 6:223 lid 1 (aanbieder wilt ondanks dat de aanvaarding te laat
is de overeenkomst sluiten) en lid 2 (aanbieder begrijpt dat het de acceptant niet duidelijk
was, maar kan het alsnog niettemin maken) BW kan er toch een overeenkomst tot stand
komen. Nog meer voorbeelden (Art. 6:227c, art. 6:230o, art. 6:230g, art. 230p, art. 6:230i en
art. 7:2*).
Bij een herroeping (art. 6:219 lid 2 BW) is het aanbod nog niet aanvaard en bij intrekking
(art. 3:37 lid 5 BW) van een aanbod of aanvaarding bestaan deze al wel.
Voor het sluiten van een overeenkomst zijn minstens twee partijen nodig (meerzijdige
rechtshandeling) en er zijn twee wilsverklaring nodig zoals bedoeld in art. 3:33 BW. Dit zien
we terug in art. 6:217 BW. Aanbod en aanvaarding vormen de wilsverklaringen, waardoor er
wilsovereenstemming is.
,Bij ontspoorde wilsverklaringen lopen wil en verklaring door allerlei oorzaken uiteen. Dit kan
bijvoorbeeld wanneer een iemand naar een vriend zwaait, maar hier per ongeluk mee biedt
(de Trierer Weinversteigerung). Dit kan ook door een grapje, verspreking, verschrijving,
communicatiefouten door een tussenpersoon of verminking door een technisch hulpmiddel.
Dit kan ook ontstaan als A en B een andere uitleg geven in de overeenkomst. Dit gebeurde in
het arrest Bunde/Erckens waarin uiteindelijk werd beslist door de Hoge Raad dat er geen
overeenkomst was volgens de opvatting (hoe ze het bedoelde, dus geen
wilsovereenstemming) van Erckens (vergoeding van 25.000 euro voor Erckens) of van de
gemeente Bunde (vergoeding van 1000 euro voor Erckens). In al deze gevallen was er wel
een wil, maar een andere. Het gevolg hiervan is dat geen sprake is van een geslaagde
rechtshandeling en het uitgangspunt van art. 3:33 BW geldt onverkort voor wilsontbreken
die leiden tot nietigheid van de rechtshandeling. Hiervoor zijn vier criterium ontwikkeld in
het arrest: Welke betekenis lag meer voor de hand, heeft de uitdrukking een vaststaande
betekenis (kende de partij deze), heeft de partij zich laten bijstaan door rechtsbijstand en
kan een van de betekenissen leiden tot een resultaat dat niet overeenkomt met wat de
overeenkomst probeerde te beogen.
In art. 3:35 BW gaat het om een bepaling die is gericht tot een ander dus geen ongerichte
eenzijdige rechtshandeling. In deze bepaling staat dat als het vertrouwen dat de ene partij
door een verklaring of andere gedraging heeft opgewekt bij de wederpartij, dat zij werkelijk
datgene wilde, dan heeft de wederpartij aanspraak op bescherming door het recht. De schijn
van de wil mag voor de bestaande wil worden gehouden. In het arrest Eelman/Hin wordt dit
geïllustreerd en wordt voor wilsontbreken (geen wil, dus geen verklaring kunnen afleggen)
vereist dat de wederpartij begreep of moest begrijpen dat dit niet de wil was van de koper
(eisen van het rechtsverkeer). In het arrest bleek de verkoper hiervan niet op de hoogte en
moet de boerderij van Eelman worden overgedragen aan Hin.
Het vertrouwen van de wederpartij dient ook gerechtvaardigd te zijn zoals staat in art. 3:35
BW. Heeft de ene partij vertrouwd op de verklaring van de ander, terwijl zij had behoren te
begrijpen dat de wil van die ander niet door de verklaring wordt gedekt, dan was het
vertrouwen niet gerechtvaardigd. Gerechtvaardigd vertrouwen houdt goede trouw in en dit
moet worden onderzocht of het daadwerkelijk de wil is, anders kan er geen beroep worden
gedaan op goede trouw (art. 3:11 BW). Dit is de maatstaf of er een beroep kan worden
gedaan op art. 3:35 BW. In het algemeen kan men stellen dat hoe nadeliger de verklaring is
voor de tegenpartij hoe minder snel er sprake zal zijn van een gerechtsvaardig vertrouwen
dat de verklaring daadwerkelijk is gewild. Uit art. 3:36 BW blijkt dat een derde niet zomaar
mag vertrouwen op een verklaring die niet tot hem is gericht. Dit artikel is strenger en heeft
minder bescherming.
Uitzonderingen op de verklaringen met opgewekte schijn zullen vooral het geval zijn als men
ernstig nadeel ondervindt van de verklaring en het voordeel van de aanbieder niet
gerechtvaardigd is. Hiervan zal echter weinig sprake zijn, omdat er vaak dan ook geen
beroep kan worden gedaan op het gerechtvaardigd vertrouwen. Men kan wel de
beperkende werking van redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 lid 2 jo. 6:248 lid 2 BW) inroepen
bij uitzondering. Dit zorgt ervoor dat de wederpartij geen beroep kan doen op art. 3:35 BW
als dit naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit komt niet
, vaak voor, want de wet stelt de bescherming van de wederpartij die gerechtvaardigd
vertrouwen heeft voorop.
Hfd 16: Nietige en vernietigbare overeenkomsten
De wet stelt als regel geen speciale eisen aan de vorm waarin partijen hun wil uiten, het gaat
er alleen om dat er wilsovereenstemming is en het gaat er niet om in welke vorm (men is
dus niet gebonden als hij ook iets heeft getekend). In bepaalde gevalleen eist de wet wel
inachtneming van bepaalde formaliteiten (art. 3:37 lid 1 BW). Worden deze
vormvoorschriften niet in acht genomen dan zijn ze op grond van art. 3:39 BW nietig, tenzij
uit de wet anders voortvloeit. Ook voor uiterste wilsbeschikking gelden vormvoorschriften
(art. 4:93 e.v. BW*). Bij wet dienen we aan de wet in formele zin te denken. In het
overeenkomstenrecht is het aantal vormvoorschriften gering en komt vormverzuim zelden
voor. In de regeling is ook de sanctie te vinden voor het niet in acht nemen van de vorm.
Partijen zijn in principe vrij om zelf de inhoud van de overeenkomst te bepalen
(contractsvrijheid). Zelfs wanneer de wet de inhoud van de te sluiten overeenkomst nader
regelt, zijn partijen vrij deze bepalingen terzijde te stellen. Er bestaan op dit beginsel
uitzonderingen, want de wet kent ook dwingend recht die randvoorwaarden eisen, in het
bijzonder indien een van de partijen bijzondere bescherming nodig heeft of belangen van
derden dienen te worden beschermd. Overtreding levert nietigheid op en dan weer
vernietigbaarheid op.
De verbintenissen die partijen op zich nemen moeten bepaalbaar zijn, anders is de
verbintenis nietig (art. 6:227 BW). De inhoud hoeft niet precies vast te staan, maar het moet
wel duidelijk zijn. Uit art. 7:4 BW blijkt dat ondanks het ontbreken van de koopprijs toch
voldoende bepaalbaarheid aanwezig is.
2. Is een overeenkomst die is aangegaan met iemand die een geestelijke stoornis heeft ook
geldig?
Hfd 15.1 t/m 15.3: Totstandkoming van overeenkomsten
Degene die zich beroept op wilsontbreken zal dit moeten bewijzen. In het geval dat degene
een geestelijke stoornis had tijdens zijn verklaring kent de wet een bijzondere regeling. Art.
3:34 BW ziet toe op wilsontsporing ten gevolge van een geestesstoornis. Op de eerste plaats
kan een geestesstoornis leiden tot wilsontbreken, ten tweede wordt er steun geboden om
het bewijs (medische verklaring of iets dat daarmee gelijk staat) rond te krijgen en ten derde
is de sanctie niet nietigheid, maar vernietigbaar. Toch biedt art. 3:34 BW niet zoveel
bescherming tegenover art. 3:35 BW. Er zijn blijvende of tijdelijke stoornissen die feitelijk
onbekwaam zijn. Met het bewijs van de stoornis staat niet vast dat de verklaring niet is
gewild er moet een causaal verband zijn. In art. 3:34 lid 1 BW wordt de wil geacht (geen
tegenbewijs toegelaten, want de hierna genoemde alternatieven overlappen elkaar zelden)
te zijn ontbroken, indien een redelijke waardering werd belet, dan wel een verklaring onder
invloed van de stoornis. Onder invloed wordt aangenomen als de rechtshandeling nadelig
was (wettelijk vermoeden). Dit vermoeden geldt niet als het tijdstip van de rechtshandeling
niet was te voorzien en tegen vermoede is wel tegenbewijs in te dienen. Een gestoorde kan
nooit een rechtshandeling verrichten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ambermeinen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.