Het hele boek katern 3 - marktvormen en marktfalen is samengevat in 5 blz. De samenvatting is heel erg duidelijk en overzichtelijk!
Dus wil je een 10 halen op je toets? koop dan mijn samenvatting! Je hoeft het niet meer samen te vatten en die tijd kan je gebruiken om te leren, om een nog beter ...
§1.1 Een perfecte markt?
Als er geen/ weinig aanbieders zijn -> markt is aantrekkelijk
Homogeen product: als iedereen hetzelfde product heeft
Heterogeen product: als iedereen een verschillend product heeft (in de ogen van de
consument!)
Marktomvang en winstgevendheid ook belangrijke aspecten
Toetredingsdrempels: die zijn er als je eerst moet investeren om tot een markt te
kunnen toetreden
Markvormen door middel van het aantal aanbieders en het soort product:
Monopolie: als er op de markt 1 aanbieder is
Oligopolie: als er op de markt weinig aanbieders zijn -> kan een homogeen of
heterogeen product zijn
Monopolistische concurrentie: als het product heterogeen is en veel aanbieders
Volkomen concurrentie/ volledig vrije mededinging: als het product homogeen is en
veel aanbieders. Een aanbieder kan niet zomaar een andere prijs kiezen dan de
marktprijs.
- veel aanbieders en vragers
- homogeen product (alle producten zijn in de ogen van de consument hetzelfde)
- vrije toetreding (geen toetredingsdrempels)
- transparante markt (vrager en aanbieder volledig inzicht in totaal aanbod, prijs (andere
voorwaarden))
Als de prijs door de markt wordt bepaald kan je als producent alleen de hoeveelheid die
hij produceert en aanbiedt aanpassen. -> hoeveelheidsaanpasser.
Aantal aanbieders Homogeen product Heterogeen product
Veel Volkomen concurrentie Monopolistische concurrentie
Weinig Homogeen oligopolie Heterogeen oligopolie
Eén Monopolie
Als de GTK-lijn en de lijn P = MO = GO elkaar snijden, is de winst o = break-even-punt.
Je afzet kan niet groter zijn dan je productiecapaciteit. Hiermee moet je rekening houden
als je je winst wil maximaliseren.
Extra info -> als het vakje eindigt is dat de productiecapaciteit. Winst per product = GO –
GTK. Totale winst is winst per product x aantal producten.
§1.2 De enige aanbieder
Monopolie:
Natuurlijke monopolie: als het handig is dat 1 product het product levert
Staatsmonopolie: een monopolie die in handen is van de staat
Technisch monopolie: bedrijven die door een vergunning het recht hebben om als enige
het product te maken
Feitelijk monopolie: als een bedrijf door economische macht (soms door fusie of
overname), de hele markt beheerst
Een monopolist is een prijszetter. Kiest eigen prijs en punt op collectieve vraaglijn. Kan
verschillende doelstellingen hebben: winst maximaliseren, omzet maximaliseren.
, Voor een monopolist -> vraagcurve en GO gelijk (monopolist is vraagzetter maar
consument heeft ook invloed).
De MO daalt 2x zo snel als de GO-lijn, zo snijdt de MO-lijn halverwege de x-as
Maximale winst -> MO = MK
Als monopolist zijn winst wil maximaliseren -> productie uitbreiden tot MO = o, dan zal
TO niet meer kunnen toenemen als de monopolist nog meer gaat produceren.
Maximale winst tekenen:
1. Snijpunt MO en MK
2. Vanuit dit punt in een rechte lijn naar benden -> hoeveelheid producten
3. Ga vanuit punt bij 1 naar boven naar GO-lijn en dan naar rechts -> prijs
4. Vanuit punt bij 1 naar snijpunt met GTK -> GTK bepalen
5. Rechthoek tekenen met zijden (GO en GTK) en hoeveelheid producten en arceer dit
oppervlak.
Prijsdiscriminatie: als een bedrijf hetzelfde product aan verschillende mensen voor
verschillende prijzen verkoopt. Dit kan als het bedrijf genoeg markmacht heeft en de
marktsegmenten goed kent. Door prijsdiscriminatie wordt er meer uit de markt gehaald.
§1.3 Je onderscheiden van de concurrent
Oligopolie: als er op een markt een beperkt aantal aanbieders opereert. De marktmacht
(kun je meten met het marktaandeel van de aanbieders) ligt in de handen van een klein
aantal aanbieders. Je hebt homogeen en heterogeen oligopolie.
Vaak concurreren de aanbieders onderling met prijsconcurrentie. Of met andere niet-
prijsconcurrentie factoren. Er kan een prijsoorlog ontstaan.
Een oligopolie is ook een prijszetter en moet rekening houden met de gevolgen van zijn
prijsverhogingen. Als hij zijn prijzen verhoogt, gaat de vraag en daardoor de afzet ook
dalen. Ook zullen vragers bij een hogere prijs naar andere aanbieders gaan. Hij heeft dus
een grotere afzetdaling dan een monopolist.
Door een prijsverhoging lokt een oligopolie toetreding uit. Hierdoor zullen de prijs en de
winst dalen.
Als een oligopolie zijn prijzen laat dalen, gaan andere bedrijven dit ook doen. Met als
gevolg een daling van de winst. Prijsstarheid: oligopolisten zijn terughoudend met hun
prijzen. Kostenverhoging en -verlaging worden dan ook vaak niet in de prijs verrekend.
Supermarkten kunnen ook op andere gebieden dan de prijs met elkaar concurreren.
> de kwaliteit en kenmerken van hun product.
> marketinginspanning: supermarkten proberen mensen aan zich te binden
(spaaracties).
> dienstverlenging: bijv. garantie sevice.
Dit noem je productdifferentiatie: aanbieders onderscheiden zich om hun product zo
uniek mogelijk te maken.
Kartel: als onderling prijsafspraken te maken, zo’n groep bedrijven die dit doen noem je
een kartel. Hierdoor kunnen de oligopolisten gemakkelijk een goed resultaat halen.
bijv. -> prijs, hoogte productie, verdeling markt, boycotten van leveranciers/ afnemers,
afspraken over vergoedingen aan afnemers.
Kartels zijn verboden. De ACM (Autoriteit Consument en Markt) houdt in NL toezicht
over dit probleem en pakt bedrijven aan door middel van het uitdelen van boetes.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lvdvelden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.