100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Nectar havo 5 H14 Reageren $3.20
Add to cart

Summary

Samenvatting Nectar havo 5 H14 Reageren

 11 views  0 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

Een samenvatting van H14. Uitleg over het oog en de lens, hormonen en zenuwcellen.

Preview 2 out of 5  pages

  • Yes
  • May 5, 2021
  • 5
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Biologie H14 Reageren
14.1 De ene spier is de andere niet
Antagonisten = Spieren die in tweetallen werken en een tegengestelde beweging veroorzaken.
Skeletspieren  Bestaat uit spierbundels = Groepen lange spiervezels, verpakt in bindweefsel.
Elke spiervezel bevat honderden spierfibrillen.  Opgebouwd uit lange ketens van de
eiwitmoleculen actine en myosine.

Dwarsgestreept spierweefsel = Spierweefsel in skeletspieren en de hartspier.  Vertoont onder de
microscoop dwarse strepen door de rangschikking van de spierfibrillen.
Korte spiervezels zijn met elkaar verbonden tot een vertakte netstructuur.

Je hebt willekeurige en onwillekeurige spieren.  Willekeurige spieren spannen en ontspannen
onder jouw ‘wil’.
Spieren in de slagaders helpen bij het rondpompen van het bloed.  Glad spierweefsel. =
Onwillekeurig.

Langzame spiervezels trekken relatief traag samen, maar houden het lang vol.  Myoglobine = een
spiereiwit dat extra zuurstof kan binden en opslaan.
Krachttraining  Spieren worden kort en zwaar belast.  Spiervezels maken extra actine- en
myosine-eiwitten.  Spieren nemen in kracht en volume toe.
Snelle spiervezels trekken snel samen, maar raken in korte tijd vermoeid.
Duurtraining  Vergroot de hoeveelheid myoglobine en het aantal mitochondriën.
 Hartspier neemt in kracht toe door een dikkere hartwand.

Door training leren je hersenen de spieren beter aan te sturen  Coördineren.

14.2 Je gezichtszintuig
Als je ergens naar kijkt zie je dat eerst met je hoornvlies. = Het doorzichtige deel van het harde witte
oogvlies aan de buitenkant van je ogen.
De ooglens speelt een speciale rol bij de breking van licht.  De ooglens is elastisch en van zichzelf
bol van vorm.  Hangt via lensbandjes in de kringspier van het straalvormig lichaam.
Straalvormig lichaam = Kringspier rond de ooglens, via lensbandjes verbonden met de ooglens. 
Trekt de kringspier samen, dan verslappen de lensbandjes en bolt de lens. = Accommoderen.
Accommoderen = Het boller of platter maken van de lens, waardoor van verschillende afstanden het
beeld scherp op je netvlies valt.

Kijk je van veraf naar dichtbij.  Dan trekt de kringspier in het straalvormig lichaam samen en
verkleint zijn diameter./De lensbandjes verslappen en de elastische lens krijgt een bollere vorm:
Extra lichtbreking om dichtbij scherp te zien.
Kijk je weer naar veraf, dan ontspant de kringspier.  Door de druk binnen de oogbol neemt de
diameter van de kringspier toe en de lensbandjes trekken de ooglens platter.  Door de afgenomen
lichtbreking zie je veraf scherp.

Het netvlies bevat miljoenen lichtgevoelige zintuigcellen maar echt scherp zien lukt alleen met de
kegeltjes. = De zintuigcellen in de gele vlek.

Gele vlek = Plaats in het netvlies recht achter de lens, waarmee je het scherpst kan zien.  Bevat
alleen kegeltjes.

Rond het netvlies bevindt zich een vlies met veel bloedvaten = Het vaatvlies.  Bloedvaten in dit
vaatvlies voorzien de cellen van het netvlies van voeding en zuurstof.

, Via de oogzenuw komen bloedvaten het oog binnen.  Op de plek waar de oogzenuw en de
bloedvaten het netvlies doorboren zijn geen zintuigcellen aanwezig en neem je geen lichtstralen
waar = Blinde vlek.

Als er plots een fel licht op je ogen komt dan reageren je ogen daarop.  Bij extra licht verkleint je
pupil.  Kringspiertjes in de iris, het geleurde deel van het oog, trekken samen en verkleinen de
pupil.
Pupilreflex = De regeling van de hoeveelheid licht die door de pupil de ogen binnenkomt.

Adequate prikkel = Een prikkel waarvoor een zintuig geschikt is.  Een zintuigcel reageert pas op een
adequate prikkel boven een minimale sterkte van die prikkel = De drempelwaarde.
Alles-of-niets principe = Een zenuwcel reageert niet bij een prikkel onder de drempelwaarde en
daarboven steeds op dezelfde wijze.

Het netvlies heeft twee typen zintuigcellen: Kegeltjes en staafjes.  Met de kegeltjes kun je kleuren
waarnemen.
Er zijn drie typen kegeltjes, elk met een ander pigment.

1. Is gevoelig voor rood licht.
2. Is gevoelig voor groen licht
3. Is gevoelig voor blauw licht.

Je hersenen weten van welk kegeltje de impulsen afkomstig zijn.

In de gele vlek koppelt elk kegeltje naar een eigen zenuwcel.  Geeft een scherp beeld in de
hersenen met veel details.

Wanneer het gaat schemeren komt er minder licht op het netvlies, waardoor de kegeltjes, met hun
hoge drempelwaarde, niet meer reageren.  Gele vlek valt niet meer te gebruiken.  Een ander
type zintuigcellen, de staafjes, werken nog wel dankzij hun lage drempelwaarde.

Staafjes werken in grote groepen.  Aangesloten op dezelfde zenuwcel.
Staafjesrood = Pigment in staafjes, dat reageert op lage lichtprikkels.

Bijziend = Dichtbij wel kunnen zien, in de verte niet; beeld is scherp voor het netvlies
Verziend = Veraf wel scherp kunnen zien, dichtbij niet; beeld is scherp achter het netvlies.
Oudziend = Doordat de elasticiteit van de ooglens afneemt, is de lichtbreking voor dichtbij zien
onvoldoende.
Staar = Ouderdomskwaal, vertroebeling van de ooglens door afbraak van de eiwitten in de ooglens.
Kleurenblind = Problemen met het onderscheiden van kleuren.
Nachtblind = Problemen met het zien wanneer er weinig licht.

Vitamine A = De vitamine die nodig is om in staafjes het pigment staafjesrood terug te vormen, nadat
het door licht is afgebroken.

Je beide ogen registreren een scherp beeld en zintuigcellen in het netvlies zetten die beeld om in
elektrische signalen. = Impulsen.  Geven dat door aan neuronen.
Gezichtsbedrog ontstaat als je hersenen van de informatie uit je ogen een beeld maken dat niet klopt
met de werkelijkheid.

Evenwichtszintuigen nemen veranderingen in de stand van je hoofd waar.  Ze geven via de
hersenen impulsen door aan je oogspieren.  Als de informatie niet goed is afgestemd in de
hersenen en de zintuigen, ontstaat er duizeligheid.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ekristelijn. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.20
  • (0)
Add to cart
Added