100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting economie examenstof CE 2021 $6.89   Add to cart

Summary

Samenvatting economie examenstof CE 2021

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Alle economie examenstof duidelijk samengevat, onderverdeeld in micro/macro economie en de domeinen. Bevat domein D tot en met domein I, dit is alles wat je moet kennen voor het CE van 2021.

Preview 2 out of 14  pages

  • May 5, 2021
  • 14
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
SAMENVATTING ECONOMIE

Micro economie

Domein D

Consumentengedrag en elasticiteiten:

De betalingsbereidheid is het bedrag wat je maximaal voor een product wil betalen. De
betalingsbereidheid is voor iedereen verschillend. Het (positieve) verschil tussen de
betalingsbereidheid en de werkelijke prijs is het consumentensurplus.
Als alle betalingsbereidheden op een rijtje gezet worden van hoog naar laag, krijg je een lijn
die het verband weergeeft tussen de prijs van een product en de gevraagde hoeveelheden
ervan, die lijn wordt de vraaglijn genoemd. De vraaglijn kan wiskundig worden weergegeven
in de vergelijking Qv = aP + B. Qv is hierin de gevraagde hoeveelheid, a is de
richtingscoefficient en die is bij de vraag altijd negatief en B is een aantal. A is altijd negatief
want; daalt de prijs P dan stijgt de gevraagde hoeveelheid Qv, stijgt de prijs P dan daalt de
gevraagde hoeveelheid Qv en de – staat voor een negatief verband tussen P en Qv. Om de
vraaglijn te kunnen tekenen zijn maar 2 punten nodig, de maximale gevraagde hoeveelheid
en de prijs waarbij niemand wat koopt. Voor de maximale gevraagde hoeveelheid vul je voor
P 0 in. Voor de prijs waarbij niemand wat koopt stel je Qv gelijk aan 0.
Omzet is de hoeveelheid geld die een ondernemer ontvangt van zijn verkopen. De formule
om het consumentensurplus te berekenen is CS = 0,5 x basis x hoogte.
De vraag naar een product kan om verschillende redenen veranderen:
 De prijs P van het product kan veranderen
 De behoefte naar het product kan veranderen
 Het inkomen van de consumenten kan veranderen
 Het aantal consumenten kan veranderen
 De prijs van andere producten kan veranderen
Als de prijs P van een product verandert en alle overige oorzaken blijven gelijk, dan vindt er
een verschuiving langs de vraaglijn plaats, het gevolg hiervan is een verandering van het
consumentensurplus. Een verschuiving van de vraaglijn is het gevolg van iedere oorzaak
behalve de prijs van het product, bij een toename verschuift de vraaglijn naar rechts en bij
een afname verschuift de vraaglijn naar links.
Substituutgoederen zijn goederen die in de ogen van de consument elkaar kunnen
vervangen. Complementaire goederen zijn goederen die elkaar aanvullen, die je dus samen
gebruikt.
Met de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid wordt aangegeven hoe heftig de
gevraagde hoeveelheid verandert ten gevolge van een prijsverandering. Is de oorzaak een
prijsverandering en het gevolg een verandering van de vraag naar een product, dan spreken
we van prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid. De formule voor de prijselasticiteit
van de gevraagde hoeveelheid is EV= %verandering vraag / %verandering prijs. De EV is altijd
negatief want een prijsstijging leidt tot een vraagdaling en een prijsdaling leidt tot een
vraagstijging. Bij EV=0 is de vraag volkomen inelastisch, de vraag reageert totaal niet op een
prijsverandering (onmisbare producten). Bij EV tussen 0 en -1 is de vraag relatief inelastisch,
de hoeveelheidsverandering is kleiner dan de prijsstijging (noodzakelijke producten). Bij EV=-

, 1 is de vraag niet elastisch en niet inelastisch, de hoeveelheidsverandering is gelijk aan de
prijsverandering. Bij EV kleiner dan -1 is de vraag relatief elastisch, de
hoeveelheidsverandering is groter dan de prijsstijging (luxe producten). Bij complementaire
goederen en substituut goederen heeft de prijs van het ene goed ook invloed op de vraag
naar andere goederen, dit effect heet de kruislingse prijselasticiteit. Met de
inkomenselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid wordt aangegeven he heftig de
gevraagde hoeveelheid verandert ten gevolge van een inkomensverandering. Is de oorzaak
een inkomensverandering en het gevolg een verandering van de vraag, dan spreken we
inkomenselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid. De formule voor de inkomenselasticiteit
van de gevraagde hoeveelheid is EY= %verandering gevraagde hoeveelheid / %verandering
inkomen. De EY kan zowel negatief als positief zijn, afhankelijk van het soort product
waarvan de EY berekend is. Als de EY groter is dan +1 stijgt de procentuele vraag sterker dan
de procentuele toename van het inkomen (luxe goederen). Als de EY tussen de 0 en de +1 is
stijgt de procentuele vraag minder sterk dan de procentuele toename van het inkomen
(noodzakelijke goederen). Als de EY kleiner is dan 0, dus negatief, daalt de procentuele vraag
als het inkomen stijgt (inferieure goederen).
Inferieure goederen zijn goederen waarvan minder gekocht wordt als het inkomen stijgt en
waarvan meer gekocht wordt als het inkomen stijgt. Het inferieure product is dus niet slecht,
maar wordt ingeruild voor een luxer product als het inkomen stijgt.


Break-even en winst

Afzet (Q) is de hoeveelheid verkocht. Verkoopprijs (P) is de prijs die de producent voor zijn
product wil hebben. Omzet (TO) is het geldbedrag dat de hoeveelheid verkocht oplevert.
Berekening: TO = P x Q. Gemiddelde Opbrengst: GO = TO / Q. Marginale Opbrengst: MO =
verandering TO / verandering Q. De MO is de toename van de TO als er 1 product meer
verkocht wordt. Is de verkoopprijs steeds hetzelfde bedrag dan geldt: P = GO = MO.
Constante kosten zijn kosten die niet veranderen als er meer of minder wordt geproduceerd.
Totale Constante Kosten: TCK. Gemiddelde Constante Kosten: GCK. GCK = TCK / Q. TCK =
GCK x Q.
Variabele kosten veranderen wel als er meer of minder geproduceerd wordt. Totale
Variabele Kosten: TVK. Gemiddelde Variabele Kosten: GVK. GVK = TVK / Q. TVK = GVK x Q.
De Totale Kosten van een bedrijf bestaan uit de Totale Constante Kosten plus de Totale
Variabele Kosten: TK = TCK + TVK. De Gemiddelde Totale Kosten = de kostprijs = TK / Q.
De Marginale Kosten MK zijn de extra kosten als er een product meer geproduceerd wordt.
Marginale Kosten: MK = verandering TK / verandering Q. Omdat de Constante Kosten niet
veranderen, is de toename van de TK gelijk aan de toename van de variabele kosten.
Verandering TK = verandering TVK. Als de variabele kosten per product gelijk zijn zijn het
proportioneel variabele kosten. TO – TK = TW (totale winst). Een onderneming maakt winst
als de totale opbrengst groter is dan de totale kosten. Als de TO kleiner is dan de TK dan lijdt
de onderneming verlies. De term break-even geeft weer dat er geen winst gemaakt wordt
maar ook geen verlies geleden wordt: TO = TK. Het aantal producten waarbij TO = TK is de
break-even afzet. De omzet waarbij TO = TK is de break-even omzet. De break-even omzet is
de omzet die behaald wordt bij break-even afzet. BEP wordt bereikt bij TO = TK maar ook bij
GO = GTK. BEA = TCK / (P – GVK). Het BEP geeft aan hoeveel een bedrijf minimaal moet
verkopen om winstgevend te zijn.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller floorgarritsen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.89
  • (0)
  Add to cart