100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Jaarverslaggeving / Financial accounting theorievragen + uitwerkingen $4.29
Add to cart

Other

Jaarverslaggeving / Financial accounting theorievragen + uitwerkingen

 118 views  12 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Theorievragen met uitwerkingen van de hoofdstukken 1 t/m 19, m.u.v. 12, 14 en 15 van het boek Jaarverslaggeving 9e druk. Handig om uit te printen en te leren voor het tentamen.

Preview 4 out of 37  pages

  • May 7, 2021
  • 37
  • 2020/2021
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Hoofdstuk 1 externe verslaggeving

1. Wie kunnen belanghebbenden zijn bij financiële verslaggeving?
- de leiding van de organisatie en haar overige werknemers
- de eigenaren (aandeelhouders)
- andere (feitelijke en potentiële) vermogensverschaffers, zoals banken
- afnemers en leveranciers
- de overheid (fiscus)
- vakbonden

2. Bij het verschaffen van informatie door organisaties wordt onderscheid gemaakt tussen interne
en externe informatieverschaffing.
a. geef aan waarvoor beide soorten informatieverschaffing dienen.
Intern: hulpmiddel bij door de leiding te nemen beslissingen inzake (beheersing van) het
bedrijfsproces.
Extern: afleggen van verantwoording aan de belanghebbende; hulpmiddel bij besluitvorming door
belanghebbenden.
b. Geef de kenmerkende verschillen aan tussen beide soorten informatieverschaffing
Interne informatieverschaffing:
- geen bemoeienis van de wetgever
- vrijwel doorlopend
- gedetailleerd
- snel beschikbaar
- (op het niveau van de centrale leiding) geen neiging tot creative accounting.

Externe informatieverschaffing:
- wel bemoeienis van de wetgever
- periodiek
- meer globaal
- later beschikbaar
- mogelijk neiging tot creative accounting

3. Hoe verhoudt de externe verslaggeving zich tot de fiscale rapportage?
Door de specifieke fiscale regels wordt de externe jaarrekening in Nederland meestal niet voor de
belastingdienst gebruikt; daarvoor wordt een afzonderlijke fiscale jaarrekening opgesteld.

4. Wat is het verschil tussen vaste en vlottende activa?
Het verschil is de termijn waarop het geïnvesteerde vermogen weer in geld vorm vrijkomt; bij vaste
activa is dit een lange termijn en bij vlottende activa korte termijn.

5. Wat zijn de verschillen tussen eigen en vreemd vermogen?
Eigen vermogen wordt verschaft door de eigenaren, staat voor onbepaalde tijd ter beschikking en is
risicodragend. Vreemd vermogen wordt verschaft door schuldeisers, tijdelijk en risicomijdend.

6. Wat is uit waarderingsoogpunt het verschil tussen materiele en monetaire posten?
Bij materiele posten dient een vertaalslag gemaakt te worden van hoeveelheden naar geld. Bij
monetaire posten hoeft deze vertaalslag niet gemaakt te worden, is al in geldbedrag.

,7. Geef het schema voor de winstberekening via vermogensvergelijking
Winstberekening vermogensvergelijking:
Winstberekening door middel van vermogensvergelijk:
Eigen vermogen einde periode € …
Eigen vermogen begin periode € … -/-
---------
Vermogenstoename €…
Kapitaalstortingen € … -/-
Kapitaalonttrekkingen €… +
--------
Winst € ….

8. Welke soorten rentabiliteit kunnen worden onderscheiden?
Rentabiliteit van het totale vermogen = winst vóór aftrek van interest en belasting/ totale vermogen
Rentabiliteit van het eigen vermogen = winst/ eigen vermogen (voor of na belastingaftrek)
Rentabiliteit van het vreemd vermogen = rentelasten/ vreemd vermogen

9a. Wat wordt verstaan onder solvabiliteit?
Solvabiliteit is de mate waarin de onderneming in staat is aan haar verplichtingen jegens schuldeisers
te voldoen.
9b. Bij het beoordelen van de solvabiliteit speelt het garantievermogen een belangrijke rol. Welke
posten behoren tot het garantievermogen?
Garantievermogen is het totaal van al het vermogen dat voor schuldeisers een bufferfunctie vervult;
bestaat uit het eigen vermogen plus de achtergestelde leningen.

10a. Wat wordt verstaan onder liquiditeit?
De mate waarin de onderneming in staat is aan haar lopende betalingsverplichtingen te voldoen.
b. Wat is het verschil tussen dynamische en statische liquiditeit
Statische liquiditeit is de op een bepaald moment uit de balans af te leiden liquiditeit.
Dynamische liquiditeit is gebaseerd op een prognose van de toekomstige ontvangsten en uitgaven.

11. Wat is window dressing?
Window dressing is het verrichten van activiteiten die ertoe leiden dat de statische liquiditeit een
beter aanzien krijgt, bijvoorbeeld door vlak vóór balansdatum kortlopende schulden af te lossen.

12. Welke factoren hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van de externe verslaggeving?
- nieuwe ondernemingsvormen, waarbij er een grotere groep eigenaren is (nv’s).
- kapitaalintensieve productie, waardoor vermogen via de kapitaalmarkt moet worden aangetrokken
(aandelen- en obligatie-emissies).
- de gedachte dat ondernemingen een maatschappelijke verantwoordingsfunctie hebben.

13. Wat wordt verstaan onder de ‘vermaatschappelijking’ van de onderneming?
De onderneming bestaat niet uitsluitend ten behoeve van de eigenaren, maar ten behoeve van alle
participanten.

14. Geef de kenmerken van het bezitsmodel, het klassieke model en het moderne model.
Bezitsmodel:
- geen scheiding tussen leiding en eigendom;
- belanghebbenden: ondernemer en fiscus/
Klassieke model:
- scheiding van leiding en eigendom;
- belanghebbenden: kapitaalverschaffer, kapitaalbeheerder en fiscus

,Moderne model:
- coalitie van meerdere partijen;
- belanghebbenden: alle participanten.

15. Welke twee kernfuncties vervult de externe jaarrekening?
- verantwoordingsfunctie ten behoeve van de kapitaalverschaffers;
- informatiefunctie ten behoeve van overige externe belanghebbende.

16. Aan welke twee kwaliteitskenmerken dient de jaarrekening te voldoen om de in vraag 15
bedoelde functies goed te kunnen vervullen?
Relevantie en betrouwbaarheid.

17. Wat wordt verstaan onder creative accounting?
Het aanpassen van de jaarrekening, om het door de leiding gewenste beeld naar buiten te geven,
bijvoorbeeld door minder af te schrijven op vaste activa of minder toe te voegen aan voorzieningen.

18. Wat wordt bedoeld met ‘taking-a-bath’ strategie?
Met ‘taking-a-bath’-strategie wordt bedoeld dat het management in een verliesjaar via
jaarrekeningaanpassingen het verlies nog verder vergroot, bijvoorbeeld door het extra afschrijven op
vaste activa en het extra toevoegen aan voorzieningen.

19. Welke drie vormen van creative accounting zijn er te onderkennen naast taking a bath-
strategie?
Opwaarts bijstellen van de winst, het neerwaarts bijstellen van de winst en het egaliseren van de
winst.

20. Geef het verschil aan tussen normatieve en de beschrijvende benadering van wetenschappelijk
onderzoek op het terrein van externe verslaggeving.
Normatief onderzoek richt zich op het aan de verslaggevingspraktijk voorschrijven van de beste
verslaggevingsalternatieven (geeft aan hoe het zou moeten). Beschrijvend onderzoek houdt zich
bezig met het verklaren en voorspellen van de verslaggevingspraktijk (geeft aan hoe het feitelijk is).

21. Wanneer spreken we bij wetenschappelijk onderzoek van deductie en wanneer van inductie?
Bij deductie wordt, uitgaande van een logische veronderstelling, door middel van logisch redeneren
tot conclusies gekomen. Bij inductie worden uit observaties van de werkelijkheid algemene regels
afgeleid.

, Hoofdstuk 2 Waarde en winst

1. Wat wordt verstaan onder de bedrijfswaarde (of indirecte opbrengstwaarde) en wat onder de
directe opbrengstwaarde?
De bedrijfswaarde (of indirecte opbrengstwaarde) is de contante waarde van de toekomstige netto-
ontvangsten of nettokasstromen (het verschil tussen de te realiseren verkoopontvangsten en de te
verrichten exploitatie-uitgaven) uit hoofde van de te produceren goederen en/of diensten.
De directe opbrengstwaarde is de netto-opbrengst (het bedrag waartegen naar verwachting verkocht
kan worden onder aftrek van nog te maken kosten) van de productiemiddelen van de onderneming.
2. Welke van de bij vraag 2.1 genoemde waardebegrippen is de relevante waarde van een
onderneming?
De relevante waarde van een onderneming is de hoogte van de indirecte en directe
opbrengstwaarde.
3. Bij welk soort beslissingen wordt het economisch waardebegrip in de praktijk met name
toegepast?
Het economisch waardebegrip wordt met name toegepast bij het nemen van
managementbeslissingen, bijvoorbeeld inzake afstoten van activiteiten of plegen van overnames.
Ook beleggers hebben behoefte aan informatie over verwachte ontvangsten en uitgaven van een
onderneming die een beslissing kan ondersteunen inzake het kopen, aanhouden of verkopen van
aandelen.
4. Wat is het gevolg voor de waardering van activa bij het economisch waardebegrip als de
gehanteerde interestvoet wordt verlaagd?
De activa (en daarmee het eigen vermogen) worden hoger gewaardeerd.
5. Waarom kan het economisch waardebegrip in het algemeen geen waardering voor individuele
activa geven?
De verschillende activa die in een productieproces worden ingezet, zijn alle onmisbaar; als een
activum buiten beschouwing gelaten wordt, is de economische waarde van de rest nihil.
6. Wat is de waarderingsgrondslag van het boekhoudkundig waardebegrip?
De waarderingsgrondslag van het boekhoudkundig waardebegrip wordt in de eerste instantie
gevormd door de inkoopprijzen van de individuele activa.
7. Waarom is het economisch waardebegrip subjectiever dat het boekhoudkundig waardebegrip?
Het economisch waardebegrip steunt veel meer op schattingen (inzake toekomstige kasstromen) dan
het (meer op het verleden georiënteerde) boekhoudkundig waardebegrip.
8. Welke ontwikkelingen zijn er rond het begin van deze eeuw in gang gezet, die ertoe leiden dat
het boekhoudkundig eigen vermogen opschuift in de richting van de economische waarde van de
onderneming?
De ontwikkelingen zijn:
- Bedrijfsmiddelen worden vaker als activum erkend.
- Bepaalde activa worden gewaardeerd tegen opbrengstwaarde in plaats van tegen aanschafprijs.
- Aan het vormen van de voorzieningen worden strengere eisen gesteld.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JessicaJessie. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.29  12x  sold
  • (0)
Add to cart
Added