100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Europese literatuur en cultuur voor 1800 KU Leuven $7.16
Add to cart

Summary

Samenvatting Europese literatuur en cultuur voor 1800 KU Leuven

 24 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting Europese literatuur en cultuur voor 1800 KU Leuven

Preview 4 out of 39  pages

  • May 7, 2021
  • 39
  • 2015/2016
  • Summary
avatar-seller
Europese literatuur en cultuur voor 1800
Blok 1: het Grieks-Latijnse erfgoed
Griekse oudheid
1. Preklassiek Griekenland
Genres
Vooral de epiek was belangrijk.

Auteurs
De basis van de Griekse en van de Europese literatuur werd gelegd door Homerus (8e E v.C.), die in zijn
beide heldendichten de Ilias en de Odysseia een indrukwekkend beeld oproept van de voorbije
Myceense of Achaeïsche beschaving. De Grieken zelf beschouwden deze epische verhalen als een
weergave van historische feiten, maar dat werd vanaf de 18e eeuw door de meeste filologen betwijfeld.

Naast de aristocratische Homerus was er ook Hesiodus (ca. 700 v.C.), een eenvoudige boer uit Boetië, die
schreef met didactische bedoelingen. Hij wilde de traditie bewaren voor het nageslacht en onderstreept
het belang van de arbeid.

De naam Aesopus (ca. 620-560 v.C.) is verbonden met de fabel. De fabel dankt zijn populariteit aan het
feit dat hij fungeerde als aanzet voor redenaars omwille van de expliciete les.

Bij de dichters is vooral Pindarus (518-438 v.C.) bekend gebleven. Hij dankt zijn bekendheid aan zijn
liederen of oden (= lofdichten) over de overwinnaars in de spelen van onder meer Olympia en Delphi.

De genres die door de Griekse auteurs beoefend werden, het epos, de fabel en de ode, kenden in latere
perioden veel navolging.

Homerus en het epos
Een epos of heldendicht is een omvangrijk werk in verzen, dat de grootste daden van goden en mensen
bezingt. Vaak ontstaat een epos rond een belangrijke historische (of legendarische) gebeurtenis. Epen
bewegen zich op het snijvlak van orale en schriftelijke literatuur. Ze zijn het werk van zangers of aeoden
die verbonden zijn aan het hof van een vorst en hun teksten daar voordragen voor een aristocratisch
publiek. De grote heldendichten ontlenen hun stof aan de traditie. Ondanks de vele discussies die in het
verleden gevoerd werden over het auteurschap van Homerus (de homerische kwestie of vraag), bestaat
er een consensus over het geniale vakmanschap van de dichter-zanger.

Ilias – Homerus
De Ilias (= gedicht over Ilion) telt 15000 hexameters, verdeeld over 24 boeken. Het werk beschrijft de
veldtocht van de Grieken (Achaeërs) en de belegering van de stad Troje. De Ilias zoomt in op een crisis.
Homerus concentreert de geschiedenis (vertelde tijd) tot ca. 50 dagen en zoomt vooral in op de
crisissituatie die ontstaan is na het conflict tussen Agamemnon en Achilles. In de Ilias staat de strijd
centraal. Twist, wrok en wraak (eris, menis en tisis) drijven het verhaal onherroepelijk voort. De dood
hangt steeds als een schaduw over het strijdtoneel. Alleen voor de goden gelden deze existentiële
grenzen niet. Ook Vergilius vond voor zijn Latijnse heldenepos Aeneis inspiratie in de Trojestof. Ook
Chaucer en Shakespeare verwerkten elementen uit de Trojestof in hun werk.

, Odysseia – Homerus
De Odysseia telt ca. 12000 hexameters, eveneens verdeeld over 24 boeken. De Odysseia beschrijft het
verhaal van één man. Het werk beschrijft in een uitgebreide flashback de tienjarige zwerftocht van
Odysseus. Een tweede verhaallijn wordt gevormd door de zoektocht van Telemachus naar zijn vader. De
vertelde tijd bedraagt zowat 40 dagen. Meer nog dan in de Ilias diept Homerus hier zijn personages en
vooral dan de hoofdfiguur uit. Vanaf de zestiende eeuw werd het werk opnieuw vertaald en uitgegeven
in Europa. Bekende literaire teksten die hun inspiratie vonden in de Odysseia zijn: het sonnet Heureux
qui comme Ulysse van Joachim du Bellay of Ulysses van James Joyce (1922).

De homerische stijl
Op macroniveau is er de aanwezigheid van een organiserende vertelinstantie die het gebeuren strak in
handen houdt en de lectuur manipuleert. Er zijn vele herhalingen. Ook typisch is de aanroeping van de
muze bij het begin van elk werk en op belangrijke momenten in de tekst. Door het aanroepen van de
muze plaatst de dichter zich in de traditie. Stilistisch zijn de vaste, terugkerende epitheta en de breed
uitgewerkte homerische vergelijkingen het handelsmerk van de auteur van de Ilias en de Odysseia. Er
wordt ook een onderscheid gemaakt tussen de vaste onverwisselbare adjectieven en de verwisselbare.
De homerische vergelijking is een breed uitgewerkte vergelijking, waarvan het eerste deel uitgroeit tot
een scenisch tafereeltje. De auteur maakt daarbij gebruik van elementen uit het dagelijkse leven of uit
de natuur wat de herkenbaarheid bij de toeschouwer verhoogt.

Het wereldbeeld van Homerus
Homerus schreef over en voor de aristocratie. De helden uit zijn verhalen zijn vorsten of koningen. De
wereld van de Ilias is meer nog dan die van de Odysseia een wereld van strijd en geweld, een wereld van
mannen. Ze zijn weleens de speelbal van de onberekenbare goden. De vrouwelijke personages sturen
vaak de handeling of houden de helden in hun greep. De wereld van de Odysseia met zijn monsters en
magische figuren is ook fantasierijker dan de Ilias. De Odysseia werd in het verleden meermaals gelezen
als het allegorische verhaal van de mens die op zijn levensweg keuzes dient te maken. Plato en
Augustinus vinden het werk van Homerus misleidend en leugenachtig. Aristoteles bewondert Homerus.

2. Klassiek Griekenland
De Griekse cultuur bereikte een hoogtepunt tijdens de eeuw van Perikles (geboren 495 v.C.,
reageerperiode 443-429 v.C.).

Genres
Het belangrijkste genre uit de Gouden Eeuw in Griekenland is de tragedie. De tragedie ontstond uit de
feestelijkheden ter ere van de god Dionysus (de god van de lente en van de levensvreugde). De klassieke
tragedie vertoont een terugkerend basispatroon. De protagonist verstoort de orde en wordt zo de
speelbal van het noodlot. Door deze fout (= hamartia) komt een negatieve beweging op gang die pas een
halt kan worden toegeroepen wanneer de schuldige zich rekenschap geeft van zijn verantwoordelijkheid
(= anagnorisis). Dat leidt tot een ommekeer in het gebeuren (= peripeteia). De protagonist neemt
heroïsch het lijden op, dat tot waanzin, inzicht of verzoening voert. Koorzang en scenische voorstellingen
wisselen elkaar af. Het geheel begint met een proloog, waarin kort de voorgeschiedenis uiteengezet
wordt (= expositio). Vervolgens wordt het groeiende conflict uitgewerkt in verschillende epeisodia. Het
conflict loopt vast: men spreekt van desis (= knoop), crisis, catastrofe (= ondergang). Na de peripeteia
volgt een neerwaartse beweging die leidt tot de ontknoping (= lusis).

,Basisschema van de tragedie:

Proloog: expositio
Parodos (= intredelied van het koor)
Epeisodia (3 of 5/6)
Desis (= knoop), crisis, catastrofe (= ondergang)
Peripeteia (= ommekeer)
Ontknoping of lusis (= anagnorisis, bodeverhaal)
Exodos

Drie belangrijke tragedieschrijvers hebben hun naam verbonden met de uitzonderlijke bloei van de
tragedie tijdens de 5e E v.C. Aeschylus schrijft vanuit een diepreligieuze bewogenheid en verbindt het lot
van de mensen met dat van de goden. De mens is de speelbal van het noodlot, maar het lijden brengt
hem tot inzicht. Ook Sophocles plaatst in zijn stukken het lijden centraal, maar de mens is
medeverantwoordelijk voor het lijden, dat hij vaak zelf veroorzaakt. Euripides is de meest
geseculariseerde van de drie schrijvers. Hij oefent kritiek uit op de goden en analyseert minutieus het
innerlijke van zijn personages, een strijdplek van hartstocht en ratio. De stukken van deze drie grote
tragedieschrijvers waren niet wereldvreemd, maar ze speelden in op de vragen in hun tijd. Aeschylus
voegde een tweede speler toe aan de tragedie, Sophocles bracht het aantal op drie, Euripides speelde
handig met technische vernieuwingen zoals de ‘deus ex machina’ en het uitgebreide bodeverhaal.

Over de oorsprong van de komedie is minder bekend. Aristoteles verbindt de komedie eveneens met de
cultus van Dionysus. De belangrijkste Griekse komedieschrijver is Aristophanes. Het koor (parodos,
exodos) speelt een belangrijke rol. Kerngegeven is verder het ‘agoon’, een debat tussen twee acteurs die
een stelling verdedigen.

Herodotus (ca. 490-425 v.C.) was met Het verslag van mijn onderzoek de bekendste verhalenschrijver.
Thucydides (ca. 460-399 v.C.), die in Historiën het verslag bracht van de Peloponnesische oorlog, maakte
scherp onderscheid tussen zijn werk en dat van dichters en prozaschrijvers die ver van de waarheid
staan. Zij maken de feiten ‘groter’ en willen hun publiek overtuigen zoals in een wedstrijd.

Ook de redevoering kreeg steeds meer literaire allures. Demosthenes (384-322 v.C.) gebruikte het genre
om zijn politieke opvattingen – recht op vrijheid en democratie – te verdedigen. Zoals Homerus het
prototype is van de dichter, zo is Demosthenes het prototype van de redenaar.

Filosofen als Plato en Aristoteles formuleerden in hun werk opvattingen over de functie en het nut van
kunst. Centraal aandachtspunt vormde de mimesisproblematiek en de vragen over de relatie tussen
kunst en werkelijkheid.

Belangrijkste auteurs
Aeschylus (ca. 525-456 v.C.)
De macht van de goden staat centraal. Aeschylus plaatst het individu altijd in de groep, in de tijd en in
relatie tot de goden. Ook de problematiek van goed en kwaad, schuld en vergeving krijgt bijzondere
aandacht.

Oresteia – Aeschylus
De Oresteia (458 v.C.) is de enige volledig bewaarde Griekse trilogie.

, Sophocles (ca. 496-406 v.C.)
Zijn werk wordt gekenmerkt door een grote natuurlijkheid en vertoont minder pathos dan de stukken
van Aeschylus en Euripides. Sophocles betrad ook het politiek toneel. Bij Sophocles staat de mens als
individu meer centraal. Hij wordt verantwoordelijk gesteld voor zijn eigen keuzes. De stof van zijn
bekende stuk Koning Oedipus (430 v.C.) is ontleend aan de Thebaanse sagencyclus. Oedipus verleent zijn
naam aan het oedipuscomplex, een begrip uit de psychoanalyse van Sigmund Freud, dat verbonden is
met de complexe psychologische ontwikkeling van het (mannelijke) kind.

Antigone (442 v.C.) – Sophocles
Antigone maakt eveneens deel uit van de Thebaanse sagencyclus.

Euripides (ca. 480-406/7 v.C.)
Euripides, de meest dramatische van de drie tragedieschrijvers. Hij besteedt vooral aandacht aan de
ontleding van de personages die verscheurd worden door conflictueuze krachten, ratio en gevoel. De
helden worden in al hun zwakheid getoond, wat bij de toeschouwer zowel afschuw als medeleven
opwekt. Door de voorkeur voor extreme situaties neemt pathos vaak de overhand. In zijn werken neemt
Euripides afstand van de meer traditionele religieuze invulling. Euripides is de meest intellectuele van de
drie. Hij hield zich afzijdig wat politiek betreft, maar stelde zich kritisch op wanneer hij de intellectuele
discussies van zijn tijd behandelde. Het stuk De Trojaanse vrouwen (415 v.C.) vormt één grote aanklacht
tegen oorlog. In Hippolytos (428 v.C.) voert Euripides Phaedra (Phèdre) op. Dit personage wordt in de
latere westerse literatuur vaak opnieuw uitgewerkt, onder meer door Racine (1677).

Medea – Euripides
Medea is een bodeverhaal. De ‘deus ex machina’ komt erin voor. Recente bewerkingen zoals Mamma
Medea van Tom Lanoye (2001) plaatsen opnieuw de zielenstrijd centraal en scheppen zo een
genuanceerder beeld van Medea.

Plato (427-347 v.C.)
Plato is vooral bekend om zijn filosofische teksten, vaak in dialoogvorm opgesteld. Hij stond sterk onder
invloed van zijn leermeester Socrates (469-399 v.C.). De school voor filosofie die Plato in Athene
oprichtte, de Academie, bleef tot 529 n.C. bestaan. Zijn wereldbeeld is dualistisch. Tegenover de
zintuiglijke werkelijkheid plaatst hij de echte wereld van de ideeën. In de allegorie van de grot zet Plato
zijn opvattingen zeer helder uiteen (De Staat VII, 514-515). De houding van Plato tegenover kunst was
eerder kritisch en terughoudend. De verhalen van Homerus zijn leugenachtig. De goden en helden
worden al te menselijk voorgesteld. De geringe waardering van Plato voor kunst hangt ook samen met
zijn basisinzicht dat de zintuiglijk-waarneembare wereld slechts een afspiegeling is van de echte
werkelijkheid, wat zijn afkeer voor de mimesis (= nabootsing, afbeelding) verklaart. Elke kunstenaar en
dus ook de dichter is slechts een nabootser.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vidia123. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.16. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53022 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.16  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added