Hoofdstuk 1 - Inleiding
criminologie: wetenschap die vanuit verschillende invalshoeken criminaliteit bestudeert: criminaliteit als verschijnsel, de
crimineel, het slachtoffer, de plaats van de criminaliteit binnen het politieke systeem, de reacties op criminaliteit.
criminaliteit (Bonger): ernstige antisociale handeling, waarop de staat door toevoeging van leed bewust reageert. Andere
definitie: gedrag dat strafbaar is gesteld in een formele wet
wanneer is gedrag crimineel? Hangt af van de gevolgen voor dader en slachtoffer, van de publieke opinie en van de
context, en kan verschillen in de loop van de tijd. Is een sociaal construct, waarover binnen de samenleving afspraken zijn
gemaakt.
historie criminologie:
● Plato: hebzucht en begeerte, veroorzaakt door het belang dat de samenleving aan rijkdom hecht, is belangrijke
oorzaak van misdaad. Maar hangt wel af van de vraag of het goede of het slechte deel van iemands
persoonlijkheid de overhand krijgt, en dat hangt weer af van opvoeding en omgeving waarin iemand opgroeit
● Aristoteles: eerste die systematisch waarnemingen deed op het gebied van (straf)recht
● Oude en Nieuwe Testament: ‘oog om oog’, dat gezien moet worden als maximum straf die door rechter bepaald
werd, voorkwam eigenrichting en wordt gzien als vroeg voorbeeld van herstelrecht (genoegdoening als
uitgangspunt)
● Middeleeuwen: kerkelijke rechtspraak uitgangspunt. Thomas van Aquino: in de hoogste nood is diefstal geoorloofd
● Thomas More: voorloper van de kritische criminologie: mag de overheid wel straffen als zij de veroorzaker is van
veel criminaliteit door ondrukking en diefstal van de burgers? Alleen zware straffen perken de misdaad niet in, is
voorstander van werkstraffen voor lichtere misdaden zodat de daders de schade vergoeden
● Verlichting was de periode van de klassieke school, eerste structurele theorievorming over misdaad en straf, zag
de mens als een rationeel denkend wezen die verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen. Misdaden moesten
gecodificeerd worden in wetgeving en de straf moest rechtvaardig, proportioneel en humaan zijn.
○ Belangrijke denkers:
■ Montesquieu: richtte zich op een grondwet die de heersende macht beperkingen oplegde en
controlemechanismen voor die macht invoerde. Trias politica: de wetgevende, de uitvoerende
en de rechterlijke macht moeten in handen zijn van verschillende personen en mogen slechts
binnen het hen voorgeschreven terrein functioneren. Proportionaliteitbeginsel: straffen moeten
in verhouding staan tot de gepleegde misdaden
■ Rousseau: eigendom als oorzaak van rivaliteit en tegenstelling tussen rijkdom en armoede.
Geen enkel gezag kan wettig zijn als het niet is ingesteld of wordt uitgeoefend door hen die eraan
zijn onderworpen. ‘Sociaal contract’: niemand kan een mens onderwerpen zonder dat deze
daarmee instemt, idee van de volkssoevereniteit tegenover de koning als enige en onbeperkte
bron van het staatsgezag.
■ Beccaria: maakte bezwaar tegen willekeur van bestaande strafrecht en gangbare straffen.
Formuleerde aantal uitgangspunten die veel invloed hebben gehad op Westerse rechtssystemen:
rechtsbescherming verdachte, ernst misdrijf/straf wordt bepaald door aangedane schade,
legatiteitsbeginsel: geen straf zonder voorafgaande wettelijke strafbaarstelling, snel en
voorspelbaar straffen, individu moet zo weinig gehinderd worden door het recht, afschaffen van
doodstraf, marteling, corruptie en geheime straffen
■ Bentham, utilitaire school, gaat uit van pleasure-pain-principe: menselijk gedrag wordt gedreven
door het behalen van zoveel mogelijk voordeel en het vermijden van nadeel. Gaat ervan uit dat
criminaliteit geadresseerd kan worden door de nadelen daarvan (pakkans, zwaarte straf) met
voldoende snelheid de voordelen te laten overtreffen, gaat uit van rationale afweging door
crimineel. Voorstander van vrijheidsstraffen, ontwierp het panopticon: een gevangenis waarin alle
gevangenen vanuit een centrale toren geobserveerd kunnen worden. Moesten dicht bij de steden
gebouwd worden om af te schrikken
○ Ideeën van klassieke school werden ingevoerd na de Franse Revolutie: 1791 Code Pénal, alle burgers
voor de wet gelijk, lichaamsstraffen en marteling afgeschaft, streven naar proportionaliteit van straffen,
voorafgaande formulering van stafbaarstelling in het recht, openbare processen. 1809 Crimineel Wetboek
voor het Koninkrijk Holland en in Franse periode Code Pénal.
● positivisme (Italiaanse school), kwam eind 19e eeuw op. Met de evolutietheorie van Darwin en de
natuurwetenschappelijke methode als uitgangspunten, ziet men criminaliteit als een aangeboren eigenschap. Geen
plaats voor emoties of morele argumenten. Binnen de positivistische school richtte een aantal onderzoekers zich
op het verband tussen lichaamskenmerken (afmetingen van lichaamsdelen en postuur) en criminaliteit. De
belangrijkste daarvan was Lombroso, die gezien wordt als de grondlegger van de criminologische wetenschap. Hij
ging er van uit dat de primitieve mens een geboren misdadiger is en dat er bij misdaad door moderne mensen
sprake is van atavisme, een terugval in de evolutie. Draaide later bij, o.a. onder invloed van Ferri: elke misdaad is
de resultate van individuele, fysieke en sociale factoren
, ● Milieuschool: reactie op de Italiaanse school in Frankrijk (‘Franse school’) verklaart criminaliteit door invloeden uit
de sociale omgeving van de misdadiger zoals opvoeding, armoede en sociaal milieu, geboren misdadiger bestaat
niet. Belangrijkste denkers zijn Lacassagne (‘elke maatschappij heeft de criminaliteit die zij verdient’) en
Manouvrier. Baseerden zich op de onderzoeken van Quetelet en andere statistici. Guerry was de eerste die
statistisch onderzoek deed naar criminaliteit en o.a. de invloed van onderwijs, armoede, klimaat en sekse op het
niveau van criminaliteit aantoonde.
Hoofdstuk 2 - Aard en omvang van criminaliteit
Beschrijvende criminologie: de tak van de criminologie die erop is gericht criminaliteit in al haar facetten – zoals de aard
en de omvang van (bepaalde vormen van) criminaliteit en de ontwikkelingen daarin, kenmerken van plegers en slachtoffers
– in beeld te brengen.
Visie vanuit de kritische criminologie: criminaliteit is geen kenmerk van individuen of van de maatschappij, maar het resultaat
van maatschappelijke etiketteringsprocessen. Criminaliteit ontstaat als bepaalde gedragingen dmv wetgeving en
strafrechtstoepassing als crimineel worden gedefinieerd. Criminaliteitscijfers zijn dan een indicatie van de activiteiten van de
strafrechtsketen!
Quetelet en Guerry waren de grondleggers van de wetenschappelijke criminele statistiek. Bronnen in Nederland daarvan:
sinds het midden van de 19e eeuw gerechtelijke statistieken. Vanaf 1948 CBS-gegevens, en er zijn ook politiestatistiek en
rechtbankcijfers. Daarnaast zijn bv ook observatie of diepte-interviews mogelijk als onderzoeksmethoden voor op kleinere
schaal
Funneling process: het proces waarbij van alle gepleegde misdrijven door een veelheid van factoren uiteindelijk slechts
een zeer klein deel leidt tot een beoordeling en eventuele veroordeling door een rechter (slechts deel bekend bij politie -
daarvan deel opgehelderd - daarvan deel vervolgd door OM - daarvan deel een uitspraak bij de rechter). Dark number: het
deel van de misdrijven dat niet wordt opgespoord of waarvan geen aangifte wordt gedaan (ca. 75%?). Aangiftebereidheid is
daarbij een factor. Ook de opsporingsintensiteit is van invloed op het aantal en de aard van de geregistreerde misdrijven:
selectieve aandacht van politie of andere autoriteiten kan het risico vergroten dat bepaalde groepen onevenredig
vertegenwoordigd worden in de criminaliteitscijfers. Ten slotte worden de statistieken vertekend omdat niet van elke aangifte
(door elke politie-eenheid op dezelfde wijze) een proces-verbaal wordt opgemaakt. Slachtofferenquêtes en
zelfrapportagestudies (enquetes waarin naar daderschap wordt gevraagd zoals de Monitor Zelfgerapporteerde
Jeugdcriminaliteit van het WODC) pretenderen een deel van de verborgen criminaliteit in beeld te brengen, maar gaan maar
over enkele vormen van veelvoorkomende criminaliteit. Lastig is het ook om de zgn. slachtofferloze criminaliteit te meten
(heling, belastingfraude etc).
Onveiligheidsgevoelens: tamelijk ondoorzichtige begrippen die elementen omvatten als de angst om slachtoffer van een
misdrijf te worden, de inschatting van het risico dat men in bepaalde omstandigheden loopt, vermijdingsgedrag of het nemen
van voorzorgsmaatregelen. Al deze zaken zijn niet echt goed van elkaar te onderscheiden, maar duidelijk is wel dat
onveiligheidsgevoelens niet simpelweg gelijkgesteld kunnen worden met angst voor criminaliteit. Bezorgdheid om
criminaliteit als maatschappelijk probleem kan samengaan met onveiligheidsgevoelens, maar dat hoeft niet. Bovendien
kunnen onveiligheidsgevoelens ook ontstaan door andere (maatschappelijke) problemen dan alleen criminaliteit, of door een
combinatie van deze factoren.
Relevante bronnen van informatie over criminaliteit: CBS houdt statistiek bij van opgemaakte pv’s. ‘Basisvoorziening
Handhaving’. CBS en WODC rapporteren de criminaliteitscijfers in de publicatie ‘Criminaliteit en rechtshandhving’. De CCV-
trendanalyse is ook een interessante bron over de ontwikkeling van criminaliteit, die rekening houdt met de verandering van
strafbaarstelling van bepaalde gedragingen onder invloed van maatschappelijke veranderingen. Veiligheidsmonitor is een
geintegreerd meetinstrument waarvoor landelijke partijen, politieenheden, gemeenten en andere (semi)overheden verplicht
informatie aanleveren. Sinds 2012 wordt daarin ook aandacht besteed aan cybercrime. Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven is
er voor de misdrijven waarbij bedrijven slachtoffer zijn.
Hoofdstuk 3 - Spanningstheorieën, strain en
(sub)cultuur
Anomietheorie (Durheim) basis voor strain-, controle- en conflicttheorieën. Armoede en ongelijkheid zijn op zich niet
voldoende om het ontstaan van criminaliteit in een maatschappij te verklaren, daarvoor is ook anomie nodig: als mensen
niet langer dezelfde collectieve waarden van de gemeenschap delen en zich niet meer laten leiden door maatschappelijke
normen. Bepaald niveau van criminaliteit is normaal omdat die anders ziekelijk ‘overcontroleerd’ zou zijn, normen zijn altijd
zo geformuleerd dat een minderheid er niet aan kan voldoen. Meerderheid kan daar dan een gevoel aan superioriteit aan
ontlenen, wat tot solidariteit leidt tussen de mensen die wel aan de normen voldoen. Wetgeving beweegt mee met die
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cassandrav1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.