Een zeer zorgvuldig geschreven samenvattingen van alle hoofdstukken van het boek "Het Nederlandse recht Een Maastrichtse inleiding". Inclusief voorbeelden en alle besproken artikelen met artikel "nummer".
1. Recht is overal
Het recht is onzichtbaar en er is niets waarmee het zichtbaar kan worden gemaakt.
Recht ontstaat en bestaat pas in de contacten tussen mensen (intersubjectiviteit).
Recht bestaat uit een geheel van regels (afspraken die verschillen naar tijd en plaats) die in taal
kunnen worden uitgedrukt.
2. Recht en regels
Recht bestaat uit een geheel van rechtsregels. Regels verbinden voorwaarden met gevolgen.
De regel is de belangrijkste vorm van het recht: werkt sturend en maakt het leven voorspelbaar
(rechtszekerheid door er aanspraak op te kunnen maken).
3. Materiële en formele regels
Materieel: inhoud (wat-regels)
Formeel: procedure (hoe-regels)
Processualisten (zijn op zoek naar procedures die fair zijn <> Neutralen/Positivisten (beschrijven
het recht zoals het is en werken daarin zo objectief mogelijk > positieve recht (geldende recht).
4. De afspraken over de regels die rechtsregels zijn (rechtsbronnen)
Rechtsbronnen: de ‘plaatsen’ waar rechtsregels gevonden kunnen worden.
• Regels van wetgevers
Wet in formele zin: art. 81 Gw: Regering en Staten-Generaal hebben de bevoegdheid om
algemeen verbindende voorschriften in de vorm van wetten vast te stellen.
Wet in materiële zin: Een regeling is naar haar inhoud een ‘wet’, namelijk een algemeen
verbindend voorschrift.
Supranationaal recht van supranationale organen: beslissingen van die organen en dat recht
hebben gelding.
• internationale verdragen
Verdragen: afspraken tussen staten die vaak worden vastgelegd in de vorm van regels.
Art. 93 Gw: Het Nederlandse rechtstelsel erkent een deel van die regels als rechtsregels.
Voorwaarde: een inhoud waaraan eenieder rechten kan ontlenen.
• rechterlijke uitspraken
Rechtspraak: een van partijen onafhankelijke derde kan een beslissing nemen die binnen het
rechtstelsel als bindend wordt erkend.
Jurisprudentie: Als rechterlijke uitspraken worden erkend als rechtsbron betekent dat dus niet
dat er geen discussie over kan zijn of een bepaalde rechterlijke uitspraak wel gevolgd moet
worden.
• de gewoonte
Voor een regel van gewoonterecht is een bepaalde, constante gedragslijn nodig, die wordt
gevolgd omdat men vindt dat er een verplichting toe bestaat. Regels van gewoonte recht zijn
ongeschreven.
• het ongeschreven recht
Regels van ongeschreven recht: moeten worden afgeleid uit ‘wat men vindt’. Zij worden
geconcretiseerd in de rechtspraak.
,Waar het recht niet te vinden is
- de teksten die over het recht zijn en worden geschreven
- diep over recht nadenken > natuurrecht: er bestaat recht onafhankelijk van de mens, dat
kenbaar is door de rede en altijd en eeuwig geldt.
Regelconflicten
Zo’n conflict ontstaat wanneer regels in hetzelfde geval niet tot dezelfde uitkomst leiden of
wanneer een regel exclusiviteit claimt ten aanzien van een bepaalde onderwerp. Hoe dergelijke
conflicten worden opgelost hangt af van het rechtsstelsel.
• Rangorde van bronnen
Twee in de Westerse wereld dominante rechtsstelsels:
Common Law: De primaire rechtsbron is de rechtspraak. De rechters zijn belast met de taak uit
te spreken hoe de rechtsregels luiden. De eerdere rechterlijke uitspraken (precedenten)
schrijven de rechter voor hoe hij in een nieuwe zaak moet beslissen.
Civil Law: Het recht moet uitputtend worden vastgelegd in wetboeken (codificatiegedachte).
Rechtspraak is toepassing en uitleg van de wet, waarbij de wet steeds het laatste woord heeft.
Art. 94 Gw: het internationale recht gaat voor.
• Rangorde binnen de bronnen
- Art. 94 Gw: internationale regels (die voldoen aan criteria van art. 93 Gw) gaan voor.
- Wetten in formele zin zijn onaantastbaar. Zij mogen immer wel worden getoetst aan
internationale verdragen, maar niet aan de Grondwet > art. 120 Gw.
- Lagere regelgeving mag niet in strijd komen met de formele wet.
- Een regelgever mag niet meer regelen dan waartoe hij bevoegd is.
- Rechtbank > het Hof > Hoge Raad.
• Rangorde tussen regels
Algemene vuistregels:
- Lex superior derogat lege inferiori: de hogere regel gaat voor de lagere.
- Lex posterior derogat lege anteriori: de nieuwere regel gaat voor de oudere. Om problemen te
voorkomen zijn er overgangsbepalingen.
- Lex specialis derogat lege generali: de bijzondere wet gaat voor de algemene.
5. Termen en begrippen
Lingua franca: Juristen werken met begrippen die een specifieke, vaak (redelijk) nauwkeurig
omlijnde betekenis hebben, en hen helpen op een heldere manier over het recht te
communiceren en debatteren.
Rechtssubjecten
Rechtssubject: een drager van rechten en plichten. Zij kunnen profiteren van rechtsregels maar
krijgen tegelijkertijd ook verplichtingen opgelegd door rechtsregels.
- Natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed, ongeacht hun feitelijke dispositie. > art. 1:1
BW en art. 1:2 BW.
- Rechtspersonen: zijn organisatorische verbanden waarvan een regeling bepaalt dat aan dat
verband rechtspersoonlijkheid toekomt. > artt. 2:1 t/m 2:3 BW.
Rechtssubjecten ontlenen subjectieve rechten aan het objectieve recht.
Rechtsgevolgen en rechtshandelingen
Rechtsregels > ‘als…dan..’-structuur. Het dan-gedeelte gaat om een rechtsgevolg.
, Rechtsgevolg: verandert direct of indirect (onmiddellijk of middellijk), iets in de wereld van het
recht.
Rechtsfeit: een feit waaraan het recht een rechtsgevolg verbindt.
Rechtshandeling: is een handeling waaraan het recht het door de betrokkene of betrokkenen
beoogde rechtsgevolg verbindt, omdat de betrokkene of betrokkenen dat gevolg ook op het oog
hadden.
Verbintenissen
Door een verbintenis wordt iemand verbonden tot een bepaalde prestatie. De inhoud van een
prestatie is te betitelen als een geven, een doen of een nalaten.
Debiteur (moet presteren) <> Crediteur (heeft een aanspraak op een prestatie).
Bronnen van verbintenissen: de wet (in materiële zin) en de rechtshandeling.
Vernietigbaarheid, nietigheid, ontbinding en onverbindendheid
Vernietigbaarheid: heeft betrekking op rechtshandelingen (overeenkomsten, beslissingen van de
overheid of vonnissen van de rechter). De vernietiging heeft een terugwerkende kracht.
Nietigheid: Een nietige rechtshandeling heeft in het geheel nooit bestaan, ook niet tijdelijk.
Nietigheid is voor degene wie door de rechtshandeling benadeeld wordt en moet worden
beschermd of wanneer zonder enige twijfel de openbare orde in het geding is.
Ontbinding: de overeenkomst houdt op te gelden en dat wat al ter uitvoering van de
overeenkomst is gepresteerd, moet ongedaan worden gemaakt.
Onverbindendheid: wanneer het gaat over regelgeving die in strijd komt met een hogere regeling.
Recht en tijd
Termijn: Het kunnen uitoefenen van een recht is vaak alleen mogelijk wanneer dat vóór een
bepaald tijdstip gebeurt. > tijdsverloop.
Verjaringstermijnen en vervaltermijnen:
- Op verjaringstermijnen moet door de partij die daarbij belang heeft, een beroep worden
gedaan. Gebeurt dat niet, dan wordt met de verjaring geen rekening gehouden. Vervaltermijnen
zijn daarentegen van openbare orde en moeten door de rechter ambtshalve worden toegepast.
- Verjaringstermijnen kunnen worden gestuit; bij vervaltermijnen kan dat niet.
6. Indelingen van het recht
Publiekrecht en privaatrecht
Publiekrecht: is het deel van het recht dat de betrekkingen tussen burger en overheid en de
betrekkingen tussen overheidsorganen onderling regelt. Staatsrecht, Bestuursrecht, Strafrecht.
Privaatrecht: betreft de verhoudingen tussen burgers onderling. Personen- en familierecht,
rechtspersonenrecht, goederenrecht, verbintenissenrecht, erfrecht, faillissementsrecht.
Functionele rechtsgebieden: een combinatie van publiekrecht en privaatrecht, die ook terug te
vinden is in de regelingen waarin het rechtsgebied is uitgewerkt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller xjilll. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.