Hoorcollege 1
Watson en Crick hebben de structuur van DNA ontdekt.
DNA is een dubbele helix. De buitenkant heeft fosfaat en suikers en de binnenkant bestaat uit basen.
De basis van DNA is de nucleotide. Het bestaat uit een base, en dat zit vast aan een suiker. Een suiker
heeft aan elke koolstof een OH-groep. Die gaat bindingen aan. De eerste OH is vervangen door een
fosfaat. Positie twee is de OH groep verwijderd, hij is eraf gehaald = deoxy. Op de 5’ positie en de 3’
verbindt aan de volgende. 5 = fosfaat en 3 = suiker. Base bindt aan base en dat zijn
waterstofbruggen.
De basen van de nucleotide:
- A = adenine
- T = thymine
- C = cytosine
- G = guanine
A bindt met T en C bindt met G. Een heeft er 3, dat is C met G. De
ander heeft er 2. Een heeft een dubbele ring, de ander een enkele
ring. Ken de structuur van de nucleotiden. De grote ringen zijn
purines, die bestaat uit twee soorten ringen, A en G. Pyrimidines zijn
de enkele ringen, C en T. De twee strengen lopen antiparallel, een
loopt van 3’ naar 5’, en ander loopt van 5’ naar 3’. Ze passen niet als je ze omdraait. De basen zijn iets
gedraaid, wat de dubbele helix vormt. Je moet weten hoe groot en dik DNA is, het is 2 nm dik. De
lengte hangt af van het aantal basenparen.
De fosfodiesterbindingen verbinden de nucleotiden aan elkaar.
Als je niks zegt en je leest van links naar rechts, is de eerste altijd van 5’ naar 3’. Daarom moet je bij
het opschrijven de juiste volgorde erbij zetten. Als er op het tentamen niks bij staat is het dus van 5’
naar 3’.
Het is handig om de informatie dubbel te maken voor
het namaken van DNA = replicatie. Je gebruikt het bij
het vermenigvuldigen van het DNA. DNA muteert, het
blijft niet continue hetzelfde. Het moet niet te veel.
Als je dubbel DNA hebt, kun je kijken hoe het moest
zijn. Omdat het dubbel is, is het stabiel en kan heel
veel nucleotiden bevatten en heel veel informatie
opslaan. Het DNA in de kiezen van een neanderthaler
is nog af te lezen, zo stabiel dus. Het is een stabiel
molecuul.
DNA van een zoogdier heeft ongeveer 3 miljard
unieke baseparen = ongeveer 1 m lang. DNA kan heel
veel nucleotiden bevatten en kan dus heel veel
informatie opslaan. Het DNA zit in de chromsomen.
Het zit maar in een klein aantal DNA-ketens =
chromosomen.
,DNA 3 miljard (bp) = 1 meter
Nucleosoom = 1 histoncomplex + DNA eromheen
Chromatine = totale DNA keten met histonen
Histonen zijn eiwitcomplexen.
DNA is niet symmetrisch. Het is een lineaire code.
5’ is de begin kant, dus links.
We geven vaak maar een van de strengen van het dubbelstrengs DNA weer. De belangrijke code zit
vaak maar aan 1 kant.
DNA is een recept/instructie waarmee een organisme zichzelf kan namekn en in standhouden. Ze
bevatten informatie over de samenstelling van componenten van een cel. Het bevat ook de volgrode
van het maken en de hoeveelheid van de componenten.
De bevatten informatie over de:
- Eiwitten
- DNA
- RNA
De eiwitten zorgen dat de juiste componenten op de juiste plaats komen.
Een gen bevat de informatie voor de samenstelling en regulering van een eiwit of RNA. Een gen
bestaat uit:
- Coderend gedeelte: de samenstelling van een eiwit. Wat bouwt het eiwit op.
- Regulerend gedeelte: hoeveelheid van een eiwit. Hoe vaak wordt het gemaakt.
DNA is een lineaire code, vooral het coderende gedeelte.
DNA heeft ook structurele/ruimtelijke informatie. De regulerende code is meer een “slot-sleutel”.
Met ongeveer 500 genen kun je iets maken.
De meercellige hebben ook meer genen.
Er is ook DNA dat niks doet, dat is gewoon een soort vulmiddel.
Hoorcollege 2
De oorspronkelijke DNA streng dient als matrijs (=template) voor de nieuwe streng. Je krijgt van de
ene streng de oorspronkelijke streng weer terug.
DNA-replicatie vindt plaats als de cel deelt. Bacteriën
delen elk uur, zoogdiercellen delen afhankelijk van
het celtype over een bepaalde periode. Het vindt
plaats tijdens de S-fase.
Voor DNA-replicatie heb je nodig:
- Een DNA streng
- Deoxynucleotidetrifosfaat: extra fosfaat en
daar haal je energie uit. Twee fosfaten gaan
ervan af.
- Enzym dat de deoxyribose-fosfaat binding in
DNA-keten DNA-polymerase. De OH op de
3’ bindt aan fosfaat van een 5’ van een
ander. Hij klikt een nucleotide vast aan de
ander.
,Het gaat wel eens mis: basen zitten op de verkeerde positie. Proofreading activiteit van DNA-
polymerase is het verwijderen van de “foute” basen gelijk na inbouw. De moleculen voelen: het past
niet goed. Hij gaat over het DNA, als ze fout zijn steken ze uit. Hij ziet zijn fout in en verbetert het. Hij
knipt hem weg. Hij kan dus naast proofreading ook editing uitvoeren. DNA-polymerase heeft deze
activiteit.
DNA-polymerase heeft een enkelstrengs DNA-template nodig. Maar DNA is normaal dubbelstrengs.
Voor de S-fase, voordat het gaat repliceren, moeten de strengen uit elkaar. De reagions of origons
(replication), daar haalt hij de strengen uit elkaar. Als ze uit elkaar getrokken zijn, voor dat ene kleine
stukje, kan hij daar gerepliceerd worden. Het is de replicatie origin.
Bieden kanten uit aan ze dan DNA kopiëren.
Tropoisomerasen gaat hij nooit vragen op het tentamen.
De replciatie origines komen na verdubbeling uiteindelijk samen:
Het werkt in beide richtingen.
Helicase breekt de dubbele streng open. Hij breekt het DNA-helix
verder aan de voorkant van een replicatie vork open.
DNA-polymerase:
- Maakt nieuw DNA streng van 5’ 3’.
- Hij heeft dus een streng met een vrije 3’-OH groep nodig.
Hij heeft een primer nodig bij de start. Op de enkel streng moet voor de
DNA polymerase een beginnetje nodig, dat doet de primer = primase
maakt het beginnetje voor DNA polymerase.
Hij kan dus het beginstukje met vrije 3’-OH groep (=primer) niet zelf
maken.
Primase maakt RNA beginnetje voor DNA polymerase = startmotor.
Er is een apart eiwit om de polymerase aan de DNA aan het DNA vast te maken sliding clamp. Hij
schiet er dan niet vanaf bij de replicatie.
De replicatievork is assymetrisch.
Leading streng: loopt van 3’ naar 5’, dus je produceert 5’ naar 3’. Deze loopt dus goed.
De lagging strand: loopt van 5’ naar 3’, dus je produceert niet van 3’ naar 5’ maar van 5’ naar 3’. Je
hebt dus dan okazaki fragmenten. De leading strand hoeft niet te wachten en kan in een keer door
maken. De lagging streng moet telkens wachten, hij maakt stukjes = discontinue. De kleine stukjes
zijn okazakifragmenten.
, Enkel strand DNA is instabiel en wordt beschermd door single-strand binding proteïnen, het deel wat
niet gekopeieerd wordt. Het zit daar totdat dat stuk gerepliceerd wordt.
Totaal plaatje proces:
Hier staan alle eiwitten op die je moet kennen!
Vanaf de origin van replicatie werk je naar 3 kanten toe. Er zijn steeds 4 polymerasen bezig, 2 linker
vork en 2 rechter vork.
De lagging strand heeft gaten die hersteld moet worden. Ook de RNA moet eruit.
Je haalt de RNA weg met nucleasen. Hij eet het weg. Dit is op de lagging strand. Dit meot je
vervangen met DNA. Het 3’ van de andere kant wordt dmv DNA polymerase gelinkt aan de 5’ kant
van het andere stukje. Er is echter nog een covalenten binding. Er zit maar 1 fosfaat aan en een OH,
er zit dus geen energie in en dit moet dus geholopen worden. Hij doet het niet zelf. DNA ligase helpt
hierbij. Hij haalt ATP erbij, en brengt energie daarvan over aan het “gat” in de DNA.
De lagging strand wordt bij elke replicatie ronde korter. Telomerase zorgt ervoor dat het einde van
de DNA ook gerepliceerd wordt. Dit komt omdat hij in stukjes werkt. Hij maakt eindjes zodat de
eindjes ook meegenomen worden. Hij maakt de 3’ een stukje langer. De template streng dus. Dit
doet hij met een eigen DNA/RNA-voorbeeld. Hij zet het RNA erop en verlengt het met DNA. Je maakt
dus niet de nuttige informatie korter. Het vormt een kpaje aan het einde van de chromosomen. Ze
bevatten een unieke DNA-sequentie wat vaker herhaald wordt.
Niet elke cel heeft telomerase, alleen cellen die heel veel delen. Dat zijn embryonale cellen en
kankercellen. Bij andere cellen wordt DNA bij elke deling korter. Hiermee beperk je het aantal
delingen. Dit zorgt voor veroudering.
Hoorcollege 3
Soorten mutaties: classificatie
- Celtype maakt uit:
o Somatische cel mutaties (lichaamscellen): kunnen kanker of veroudering
veroorzaken.
o Mutaties in germ-line cellen (geslachtscellen): veroorzaken erfelijke aandoeningen.
Mutaties van één base kan erfelijke ziekte veroorzaken. Dit is bijv. bij sikkelcel
anemie.
- Omvang van mutaties:
o Puntmutaties: mutaties in één of een paar basenparen.
Insertie (invoegen van een base)
Deletie (verwijderen van een base)
Indels (zowel bases toegevoegd als verwijderd)
Substitutie (vervanging van een base, onderverdeling in transitie en
transversie) transitie: als je van een thymine naar een cytosine gaat bijv.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kiravanopstal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.