Instructiepsychologie- en technologie
DEEL 1: LEREN
4 visies
Behaviorisme of associationistische benadering
De meest invloedrijke benadering in de 20ste eeuw- maar ook vandaag nog!
→ Leren is een blijvende verandering in uiterlijk waarneembaar gedrag wanneer we reageren op een stimulus
uit onze omgeving. Het leggen van associaties tussen een stimulus en ons gedrag.
De lerende is een black box, in het hoofd gebeurt er niets, het gaat puur om het uiterlijk waarneembaar gedrag.
Ze gaan er van uit dat er geen bewuste denkprocessen zijn. De leerprocessen, welke inhouden dan ook en wie
dan ook de lerende is, in welke omgeving dan ook, zullen steeds hetzelfde zijn en steeds hetzelfde resultaat
hebben.
Klassieke conditionering
Stimuli met elkaar in verband brengen die leiden tot
gedragsverandering.
voorbeeld: hond van Pavlov
Operante conditionering
Gedrag belonen of bekrachtigen om bepaalde gedragingen
aan te leren of te koppelen aan een bepaalde stimulus.
Aanhangers van deze visies zijn anti-straffen.
Ook vandaag vinden wij sporen van behaviorisme in het onderwijs
Duidelijk en gedragsmatige omschrijving van doelen
Opsplitsing in deelvaardigheden (vaardigheden die nodig zijn om doelen te bereiken)
Bekrachtiging van correcte antwoorden
Herhaaldelijk aanbieden van leermateriaal (oefenen zorgt voor een versterking van associaties)
Aanbrengen van variatie in taakmateriaal en omgeving (zodat generalisatie kan optreden!)
Niet enkel in het onderwijs vind je hier sporen van, maar ook bij bepaalde theorieën. Kinderen leren dat als ze
wenen dat ze aandacht krijgen, dus ze blijven dit doen. De meest effectieve manier om gedrag te laten
verdwijnen is door het gedrag te negeren.
Thorndike heeft een aantal basisinzichten van de behavioristische benadering toegepast op het schoolse leren
in zijn boek Psychology of arithmetic. In dit boek bespreekt hij twee wetten of ‘laws’:
Law of exercise: je kan maar iets leren door het te doen en we vergeten iets, door het niet meer te
doen (law of use)
Law of effect: de koppeling wordt enkel gelegd als de beloning positief is. Hoe sterker de beloning, hoe
groter het leereffect.
Vanaf de jaren 70 wordt het behaviorisme als het ware voorbijgestoken door andere stromingen die hieronder
besproken wordt. Toch bleef het behaviorisme zich verder ontwikkelen, al dan niet in samenhang met inzichten
uit nieuwere stromingen.
, Cognitieve benadering
In dezelfde periode is er een totaal andere visie op leren ontstaan, zeer verschillend van de behavioristische
benadering. Hier ligt de focus op de informatieverwerking in het geheugen. Waar de behavioristen de lerende
zien als een black box, is de cognitieve benadering wel geïnteresseerd wat er in het hoofd gebeurt. Zij zien
mensen als een informatie verwerkend systeem en zijn geïnteresseerd in de interne mentale processen van het
denken en leren. Deze visie vindt een deel van zijn grond in de Gestaltpsychologie, maar ook nog bij de ideeën
van Piaget en de Cybernetica.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen het
zintuiglijk geheugen (alle info die binnenkomt via
onze zintuigen), kortetermijngeheugen of
werkgeheugen en langetermijngeheugen. Het
samenspel tussen deze geheugens, maakt leren
mogelijk.
Ze focussen niet alleen op het geheugen, maar
ook op redeneren en probleemoplossend denken.
Sensorisch geheugen Kortetermijngeheugen of werkgeheugen Langetermijngeheugen
Zeer groot maar een erg korte Beperkt in de tijd en in hoeveelheid. Hier In principe onbeperkt in tijd en hoeveelheid.
bewaartijd (ongeveer 3 seconden) worden zintuiglijk waargenomen prikkels De info blijft aanwezig, maar de toegang
verwerkt. Of info doorgaat naar het ervan kan bemoeilijkt worden (vergeten of
langetermijngeheugen is afhankelijk van de vervagen)
automatisering van deze info en wat je er
mee doet. In je langetermijngeheugen zijn kapstokjes
aanwezig waar allerlei associaties van
Tijd: 1 tot 30 minuten bepaalde zaken zitten.
Items: max 7, min 2
Hierin bevinden zich twee soorten van
Dit bevat 3 subsystemen: zie model B&H kennis:
hieronder: 1. Declaratieve kennis
Centraal verwerkingssysteem a. Semantisch geheugen
Fonologische lus (auditieve (begrippen, relaties)
informatie) b. Episodisch geheugen
Visuo-spatieel schetsboek (visuele (persoonlijke kennis en
informatie) gebeurtenissen)
→ prepositioneel netwerk,
schematheorieën
2. Procedurele kennis (know how)
a. Tacit knowledge (dingen
dat je weet, maar niet kan
uitleggen)
Hoe gaat men een zicht krijgen op deze processen binnen de cognitieve benadering? Door
hardopdenkprotocollen, alles wordt luidop verwoord. Aan de hand van de reactiesnelheden (snel betekent
geautomatiseerd) en er kan ook gekeken naar de oogbewegingen van de kinderen.
→ Deze aspecten kunnen een beschrijving geven van interne processen. Maar meer recent kunnen we hier ook
zicht op krijgen volgens onderzoek naar hersenfuncties in de neurowetenschappen. Denk hierbij aan EEG en
fMRI.
, Theorieën over probleemoplossend denken
Newell & Simon (1972): Human Problem Solving → aspecten die belangrijk zijn voor probleemoplossend
denken zijn:
- Objectieve taakomgeving versus interne representatie
- Belang van adequate kennisbasis (algemene cognitieve schema’s)
- Het heuristische karakter van zoekprocessen
- Metacognitieve aspecten (kennis over je eigen cognitie)
Ook de cognitieve benadering heeft een invloed gehad op de onderwijstheorie- en de praktijk. Onder meer
door volgende puntjes:
Belang van voorkennis
Nood aan (a) rijk gevulde en goed georganiseerde kennisbasis, en (b) inzet van algemene denk-,
probleemoplossings- en leerstrategieën
Rekening houden met beperkte capaciteit van werkgeheugen
Erkenning van verschil tussen declaratieve en procedurele kennis gevolgen voor instructie en
evaluatie, beide soorten kennis vergen andere methoden
Erkenning van verschillen tussen individuen (~ Zeer groot verschil met de behavioristen die zeggen
dat het leerproces voor iedereen op dezelfde manier gebeurt, in deze visie wordt er wel rekening
gehouden met individuele verschillen en trajecten!)
Constructivistische benadering
Een specifieke stroming binnen de cognitieve visie. Onder leiding van Jean Piaget!
Deze visie legt heel sterk de nadruk op het zelf actief construeren van kennis. Alles wat wij weten en kennen
hebben wij zelf geconstrueerd en al onze kennis is subjectief. Objectiviteit bestaat eigenlijk niet. We bouwen
kennis op, op basis van voorkennis. Elke lerende heeft een unieke, subjectieve representatie van de
werkelijkheid. (een beetje anti-positivisme)
Piaget verdedigt de visie dat we kennis opbouw aan de hand van twee complementaire mechanismen:
1. Assimilatie: we hebben allemaal kennis in ons hoofd en we worden geconfronteerd met nieuwe
kennis. Bij assimilatie verzoenen we deze twee, we voegen de kennis eraan toe.
2. Accommodatie: de aanwezige kennis wordt uitgedaagd; kan niet verzoend worden met nieuwe
informatie, dus de reeds aanwezige kennis zal aangepast moeten worden op basis van nieuwe
informatie.
Op deze manier gaan wij vooruit op vlak van kennis. Er moet in de realiteit wel een equilibratie (evenwicht) zijn
tussen deze twee mechanismen voor een gezonde cognitieve ontwikkeling.
Voorbeeldje rond primaten of kerken
Binnen het constructivisme vinden we nog twee kleinere stromingen terug, het radicaal constructivisme en het
socio-constructivisme. Het radicaal constructivisme leunt dicht aan bij het cognitivisme. We doen het allemaal
uniek en doen het allemaal subjectief, verschijnselen in de werkelijkheid zijn wel sociale constructies;
individueel opgebouwde kennis die overeenkomt met andere, gebleken door erover te praten die als
universeel worden aangenomen. Bij het sociaal-constructivisme gaan ze ervan uit dat kennis samen wordt
opgebouwd. Kennis is iets wat er is in de gemeenschap dat ontstaat door samen te functioneren.
Invloed van het constructivisme op onderwijspraktijk
Leren is een actief, constructief, cumulatief en doelgericht proces
Belang van rijke, uitdagende, interactieve onderwijsleeromgeving
Leerkracht als coach en diagnosticus (niet enkel informatieverstrekker)
Instructietechnieken als “concept mapping” of “cognitief conflict” (zie tekst von Glaserfeld,
uitbreiding)
Onderwijsbenaderingen zoals probleemgestuurd onderwijs en projectonderwijs
→ Dit is geen pleidooi voor het afschaffen van leerkrachten!
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller schakelstudentpeda. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.