alle begrippen van het Nederlands die je moet kennen in een 3e graad ASO/KSO
-begrippen
-evolutie van het Nederlands
-taalverwerving
-ontstaan van de taal Nederlands
Dit allemaal in weinig aantal pagina's.
Aline willemsen Taalbeschouwing Nederlands
schriftelijk 2020-2021
Nederlands schriftelijk taalbeschouwing termen
Sociolinguïstiek:
Taalfamilie: taalgroepen die een zelfde voorgeschiedenis hebben.
Indo-Europese-talen: Indo-Germaanse talen, > 400 verwante talen over hele wereld, vinden
hun oorsprong in Europe en Azië.
Germaanse talen: De Germaanse talen vormen een subgroep van de Indo-Europese talen.
De grootste Germaanse taal is het Engels.
Romaanse talen: Ze zijn een onderdeel van de Indo-Europese talen, waar bijvoorbeeld ook
het Nederlands, Engels, Russisch en Grieks bij horen. Ze worden vooral in Zuid-Europa,
Afrika, Midden-Amerika en Zuid-Amerika gesproken. De Romaanse talen zijn ontstaan uit
het Latijn, de taal van de Romeinen. Vooral het Italiaans, Sardijns en Corsicaans lijken hier
nog op.
Slavische talen: Ze zijn een onderdeel van de Indo-Europese talen, waar bijvoorbeeld ook
het Nederlands, Engels, Spaans en Grieks bij horen. Ze worden vooral in Oost-Europa
gesproken.
Monolinguaal: eentalig
Bilinguaal: dubbeltalig, tweetalig.
Taalvarieteit: rangtaal.
Taalvariant: taalvorm die enigszins van een andere afwijkt (bv: dialect)
Standaarndnederlands: variëtieit van het Nederlands die in het hele taalgebied en in alle
situaties bruikbaar is en die geldt als norm voor correct Nederlands.
Algemeen Nederlands: nieuwe naar voor Standaardnederlands (zelfde betekenis).
Spreektaal: taal die je spreekt (bv sommige woorden kun je alleen in spreektaal gebruiken).
Regiolect: In een bepaalde regio of gewest gebruikelijke taal.
Dialect: variëteit van een nationale taal, die gesproken wordt in een streek of dorp.
Tussentaal: Met tussentaal wordt in Vlaanderen de gesproken, informele Nederlandse
spreektaal aangeduid, die niet echt dialect maar ook niet echt de Belgisch-Nederlandse
vorm van het Standaardnederlands is. (bv: antwerps dialect ‘oe noemde gaae?’ of AN met
dialect ‘oe noemde gij’).
Accent of tongval: accent waarmee je spreekt (bv Frans accent ‘mathilde’,
Franse/Nederlandse ‘R’,..)
1
, Aline willemsen Taalbeschouwing Nederlands
schriftelijk 2020-2021
Taalregister:
Sociolect: groepstaal (bv: kapperstaal, in de sport,…)
Etnolect: is een taalvariant van een taal zoals die gesproken wordt door sprekers die
behoren tot een bepaalde etnische groep binnen het betreffende taalgebied.
Vaktaal: woorden die alleen binnen een bepaald vakgebied gebruikt worden (bv: bij
informatica).
Jargon: taalgebruik binnen een vakgebied of een groep mensen, de vaktaal, die voor
buitenstaanders moeilijk te volgen is.
Mannentaal/vrouwentaal: mannen-> zakelijke, objectieve harde taal. Vrouwen-> zachte
emotionele subjectieve taal + vaak verklein woorden (bv zachtjes).
Jongerentaal: Jongerentaal is een term die vaak gebruikt wanneer jongeren spreken of
schrijven op een manier die voor volwassenen niet helemaal verstaanbaar is.
Kindertaal: een taal die kinderen spreken ‘in kindertaal zijn moeilijke woorden verkort en
vereenvoudigd’.
Formeel: de vorm betreffende. (bv iemand die je niet kent zal je formeel aanspreken “u”,
dat is beleefdheid.
Informeel: familiar aanspreken (bv: familie, vrienden, kennissen,…)
Schrijftaal: geschreven taal. foutloze en een beetje plechtige woorden en zinnen waarvan je
gebruik maakt als je een brief schrijft of een tekst die gepubliceerd zal worden.
Argaïsche taal: ouderwets
Oud-nederlands: taal die tussen 500 en 1200 werd gesproken en geschreven in het gebied
dan nu Nederland en België vormt.
Middelnederlands: een voorloper van de moderne Nederlandse taal die tussen 1150 en
1500 in een groot deel van het huidige Nederlandse taalgebied gesproken werd.
Nieuwnederlands: de Nederlandse taal zoals die vanaf ca. 1500 werd gesproken
Voorbeeld: `Verschillende grammatica´s en woordenboeken beschrijven het
Nieuwnederlands. `
Evolutie van het nederlands:
-voorouder -> oudnederfrankisch = Oudnederlands
-Oudnederlands evolueert in de dialecten van het Middelnederlands.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aline1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.99. You're not tied to anything after your purchase.