Week 1: Europese integratie
I – Intro: recht en politiek
Positief recht: de wet is de wet, regels zijn regels. Maar: elke wet is ontstaan – ontstaansgeschiedenis
is belangrijk voor begrijpen wet. En: elke wet kan worden gewijzigd (of verdwijnen). Het recht is een
weerslag van politiek en geschiedenis. Twee soorten activiteiten die hiermee samenhangen:
Regels instellen, wijzigen – domein politiek & wetgever
Regels uitvoeren, handhaven, interpreteren – domein ambtenarij & rechterlijke macht
Regelmakers vs. Regeltoepassers.
Kiezers maken ook (indirect) deel uit van het recht maken, door te kiezen.
Wie maakt er Europees recht – Europese politici.
Het recht heeft altijd te maken met de wereld buiten het recht – het in goede banen leiden.
Europees recht probeert de krachten van de verhoudingen tussen Europese staten een vorm te
geven. Europees recht = antwoord op Europa’s politieke geschiedenis en vormgeving politieke
relaties nu.
II – De Gemeenschap (1950-1989)
Achtergrond: 1000 jaar grensverschillen, oorlog en wijziging grenzen. Na 1945: het moet anders.
Twee projecten:
1. Churchill in Zurich – befaamde toespraak 19 sept 1946. Heeft het over een familie van
Europa / ‘Verenigde Staten van Europa’. Mondt uit in Raad van Europa 1949.
2. De Schumanverklaring van 9 mei 1950. Initiatief van Jean Monnet. Schuman heeft toespraak
gehouden om samen te werken met Frankrijk voor kolen en staal – eliminating domination.
Hadden iemand nodig in Duitsland – Konrad Adenauer > Frankrijk en Duitsland zijn buren en
zullen altijd buren blijven, dus we moeten wat met elkaar. Leidt tot Verdrag van Parijs
(1951)– Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Revolutionaire vernieuwing.
Gemeenschap betekent breuk met bestaand internationaal recht vanwege:
Het Verdrag. Het recht als middel voor politiek doel
Instellingen, deels los van nationale regeringen (supranationaal): Commissie, Raad,
Parlement & Hof van Justitie.
Oorlog in Korea, paniek. Wilde snel Europees leger. Verdrag van Parijs (1952) – Europese
Defensiegemeenschap, maar is gestrand in Franse Assemblee (was idee van Frankrijk, Monnet).
Verdragen van Rome (1957) – Europese Economische Gemeenschap en Euratom.
Vanaf 1957: niet ‘hoge’ politiek (veiligheid, NAVO), maar ‘lage politiek’ (economie). Europa als
gemeenschappelijke markt. Twee aanjagers: Jan Willem Beyen en Paul-Henri Spaak.
Ontwikkeling van de markt (1958-1992). Defensie verhaal werd economisch. Fases:
1. Gemeenschappelijke markt & sectoraal beleid: douane unie. Vier vrijheden: goederen,
kapitaal, diensten en arbeid. Handelspolitiek, mededingingsbeleid etc.
2. Interne markt. Europese Akte (1986) – elkaars producten aanvaarden.
Rol HvJ: jurisprudentie helpt bij bouw markt. Arrest: Cassis de Dijon (geen douaneheffing).
Sfeer in de Gemeenschap
Consensus:
Mix van bureaucratie & hoge roeping. Dempen van nationalisme en politieke passies. Belofte van
recht: einde aan overheersing. Regulering vindt plaats in onzichtbaarheid en anonimiteit.
Tegenspraak / dwarsliggers:
1
, - Generaal De Gaulle (president in 1958-69): geloofde niet in wat er in Brussel gebeurde, maar
in het Europa van de staten. Heeft supranationale doorgroei tweemaal geblokkeerd met
veto. Ook lege stoel crisis: riep Franse ambassadeur terug uit Brussel. Europa kan alleen
gebouwd op gezag, verantwoordelijkheid en actie/handelingsvermogen – dat kunnen die
instellingen niet, maar staten wel. Staten zijn legitiem.
- Thatcher – Iron Lady. Sprak over: I want my money back, schond taboe over dat het geld
gemeenschapsgeld zou zijn. Brugge rede: Eurosceptisch manifest (begin Brexit?)
III – De Unie (1989/93 – heden)
1989 – De val van de Berlijnse muur. Mensen die onder communistisch regime woonden konden nu
de muur over en naar de democratie. Wel veel onzekerheid over stabiliteit, vanwege Oost-Europa.
Leidde tot oprichting van de Unie. Twee antwoorden op onzekerheid:
1. Oprichting Europese Unie, incl. 1 munt. Verdrag van Maastricht (1993)
2. Uitbreiding Unie met Centraal- en Oost-Europa
Hoofdrolspelers:
Helmut Kohl – Duitse bondskanselier. Greep het moment met befaamde toespraak. Wilde
eenheid, maar wist dat het moeilijk te aanvaarden was voor de rest van Europa.
Francois Mitterand – Franse tegenhanger Kohl. Lukte Mitterand om eerste weken na val van
de muur het moment te benutten. 1989 deal tot stand met Duitsland, die toestemming krijgt
van de 11 partners voor eenheid – in ruil gaf Kohl de Duitse mark op en steunde de Euro.
Jacques Delors – zelfde als Mitterand: zag beweging aankomen en wilde er van profiteren.
Margaret Thatcher – wilde nee zeggen tegen Duitse eenwording, maar kon ze niet
tegenhouden. Zelfde als euro. Visie met commissie als toekomstige Europese regering,
parlement en raad van ministers - verzette zij zich tegen.
Top van Maastricht, december 1991. Europese Unie opgericht (Unie verdrag) en Europese
Gemeenschap (Gemeenschapsverdrag) vernieuwd. Besluit tot oprichting Economische en Monetaire
Unie (incl. ingangsdatum 1999). Voor het eerst formeel afgesproken: Gemeenschappelijk Buitenlands
en Veiligheidsbeleid. Ook Justitie en Binnenlandse Zaken, burgerschap van de unie en nieuwe
beleidsterreinen: cultuur, gezondheidszorg, toerisme.
Verdrag van Maastricht:
1991 – politiek akkoord
1992 – verdrag ondertekend door ministers BuZa en financiën
1993 – inwerkingtreding (na 12 nationale ratificaties)
‘Maastricht’ is zowel wijzigingsverdrag (van de Gemeenschap) als oprichtingsverdrag (van de Unie).
Resultaat: Gemeenschap en Unie bestaan juridisch naast elkaar. Deze situatie duurt van 1993-2009.
Na Maastricht, verfijning van instellingen en beleid: allemaal wijzigingen. Wijzigingsverdrag van
Amsterdam (1997), van Nice (2001). Verdrag tot instelling v/e Europese Grondwet (2004) – maar is
niet doorgevoerd. Wijzigingsverdrag van Lissabon (2007) – parlement wordt mede wetgever/ gelijk
met Raad van Ministers, Europese Raad krijgt een vaste voorzitter + wordt instelling en het
Gemeenschapsverdrag wordt het Werkingsverdrag van de Unie (VWEU).
Qua instellingen blijven de regelmakers uit de Gemeenschap: Commissie, Raad, Parlement en Hof
van Justitie. Parlement krijgt een nadrukkelijkere rol: vertegenwoordiging burgers. Ook Europese
Raad (handelingsvermogen). En Centrale Bank, vanwege euro.
Naar Europese Raad sturen wij onze premier. Sommige landen sturen president > staatshoofd.
6 stichters vd Gemeenschap(1951/1957): Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Nederland en
Luxemburg.
Toetreders gemeenschap:
1973: GB, Denemarken, Ierland
2
, 1981: Griekenland
1986: Portugal, Spanje
Stichters van de Unie in 1992: twaalf
1995: Oostenrijk, Finland, Zweden
2004: Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Estland, Letland, Litouwen; Cyprus, Malta
2007: Roemenië, Bulgarije
2013: Kroatië
Kandidaten: Servië, Montenegro, Macedonië, Turkije, Albanië
Wachtkamer: Bosnië-Herzegovina, Kosovo
IV – Conclusies
Gemeenschap: Europa als markt, vooral economie, geduldig regels maken op basis Verdrag,
‘Brussel’, technocratie, saai…; ambtenaren, experts, ‘stakeholders’
Unie: Europa ook munt, grens, macht, veiligheid, ook gezamenlijk snel handelen bij crises, meer
betrokkenheid burgers.
28 lidstaten
3 data:
Gemeenschap: 9 mei 1950 & 25 maart 1957
Unie: 9 november 1989
6 instellingen:
Europese Raad - Raad - Parlement - Commissie - Hof van Justitie - Europese Centrale Bank
13 Europese politici:
Churchill - Monnet - Kohl - Schuman – Mitterrand – Adenauer - Delors - Spaak - Thatcher - Beyen - de
Gaulle - Merkel - May
10 verdragen:
Parijs - EGKS
Parijs – EDG (mislukt)
Rome & Rome - EEG & Euratom
Single Act - wijziging EEG
Maastricht - EU & wijziging E(E)G
Amsterdam - wijziging EU & EG
Nice - wijziging EU & EG
Grondwetsverdrag - Grondwetsverdrag (mislukt)
Lissabon - wijziging EU & VWEU
Werkgroep
Attributiebeginsel (art. 5 VEU) – de EU kan handelen alleen op gebieden waar de lidstaten hun
bevoegdheden naar de EU hebben overgedragen. Vandaar bijv. geen EU leger, want geen
bevoegdheid voor. De uitoefening van de overgedragen bevoegdheden is begrensd door de
beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (art. 5 lid 3 en lid 4 VEU).
Bevoegdheid van de Unie: art. 3-6 VWEU. 3 soorten bevoegdheden: exclusief (alleen de EU bepaalt),
gedeeld (zowel lidstaten als EU bepalen, tenzij de EU al heeft gehandeld – dan is het op dat gebied
exclusief geworden) en ondersteunend (geen sprake van regulering).
Europees Burgerinitiatief: art. 11 lid 4 VEU en art. 24 lid 2 VWEU. Commissie is niet verplicht om het
door te voeren, maar moeten wel motivatie geven voor weigering. Het is een recht op inspraak en
gemotiveerd antwoord van commissie, maar geen garantie op dat er een bepaalde wet tot stand
komt. Belangrijkste reden voor afwijzen burgerinitiatief: strijd met EU recht en/of geen bevoegdheid.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller paulettevanoosten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.