100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Werkgroepen Belastingrecht $5.90
Add to cart

Other

Werkgroepen Belastingrecht

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Uitwerking van de werkgroepen van het eerstejaarsvak Belastingrecht van de bachelor Rechtsgeleerdheid

Preview 3 out of 18  pages

  • May 11, 2021
  • 18
  • 2017/2018
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Belastingrecht Werkgroepen
Week 1: Inleiding en inkomstenbelasting
WG Docente: Judith Reijnen.

Vraag 1
Antwoord: A.
Er moet een voorafgaande wetsbepaling aan ten grondslag liggen, zelfde met belastingrecht;
overheid moet recht gekregen hebben tot heffen belasting: art. 104 Gw (staat ook in pocket).
C: leges zijn betalingen aan de overheid voor diensten die zij verlenen. Zijn anders dan belastingen,
want voor leges staat individuele tegenprestatie (bijv. een paspoort), maar voor belastingen is dit
niet individueel. Stelling C is wel juist, maar is niet antwoord op de vraag.

Vraag 2
Ant: D.
Stelling 1 onjuist want: bronnentheorie wil alleen inkomstenbelasting heffen wanneer er sprake is
van een duurzame bron van inkomsten. Inkomsten hieruit zijn reguliere opbrengsten, die dus wel
belasten. Waardeontwikkeling van de bron wordt niet meegenomen (als je huis meer waard wordt
bijvoorbeeld. Bronnentheorie is verankerd in Wet IB 2001.
Stelling 2 onjuist want: bronnentheorie enerzijds en verschil analytische inkomstenbelasting
(verschillende bronnen hebben verschillende manieren van heffingen; Boxen 1 t/m 3) en
systematische inkomstenbelasting (inkomsten uit alle bronnen op 1 hoop en precies op dezelfde
manier belasten).
Wat definieert een bron?

Vraag 3
Ant: D
Een opbrengst voor inkomstenbelastingdoeleinden is uitsluitend relevant indien deze voortkomt uit
een ‘bron van inkomen’. Drie algemene bronvoorwaarden:
 Deelname aan het economisch verkeer (=alle handelingen die je met iemand verricht buiten
je eigen persoonlijke gezinssfeer);
 Voordeel beogen;
 Voordeel verwachten.
Bij geen bron, ook geen inkomstenbelasting. Vb. kraslot: je beoogt voordeel, maar je kan niet
voordeel verwachten. Als je 30.000 wint met een kraslot, geen inkomstenbelasting. Er wordt wel
belasting over geheven; kansspelbelasting.

Vraag 4
Ant: D
Vermogensvergelijkingstheorie: ‘alles wat je in een jaar hebt geconsumeerd of had kunnen
consumeren’ – alles wat je hebt uitgegeven en je geld op de bank (wat je had kunnen uitgeven).
Rekenkundige formule: I = C + S. Inkomsten = consumptie + sparen (/vermogenstoename).

Structuur Wet IB 2001
Belastingplichtige  Natuurlijk persoon (NL)
Art. 1.1 jo 2.1(1)(a) Wet IB 2001
Belastinggrondslag  Box 1, Box 2, Box 3
Art. 2.3 jo. 2.4 Web IB 2001.
Box 1: hfst 3 – werk & woning
Box 2: hfst 4 – aanmerkelijk belang
Box 3: hfst 5 – sparen & beleggen.

,Tarieven  <51,95%, 25%, 30%
Art. 2.10/2.12/2.13 IB
Wijze van heffing/heffingstijdvak  aanslag / voorheffing / kalenderjaar
Art. 2.7(1) jo. 9.1(1) + 9.2 IB + AWR
Aanslag = aan het eind kalenderjaar bekendmaken van je inkomen (aangifte), inspecteur hoeft die
niet te volgen en kan een aanslag opleggen als je niet genoeg hebt betaald.
Voorheffing = loonheffing, mag je verrekenen met inkomstenbelasting

Rangorderegeling: art. 2.14 (leden 1 en 2). Eerst kijken: kwalificeert het als box 1 (winst uit
onderneming, winst uit dienstbetrekking? Dan pas je de regelingen van dat hoofdstuk toe en ga je
niet verder naar boxen 2 en 3. Als het niet box 1 is ga je naar box 2, als die het is dan niet box 3.

Vraag 5
Ant: B
Vrijgesteld: stel je bent boer, dan geniet je winst uit onderneming. Maar bepaalde soorten winst zijn
vrijgesteld, bijv. winst op landbouwgrond. Dan wordt die winst niet belast en hoef je ook niet naar
volgende boxen te kijken. Vrijstelling is vrijstelling.
Niet A: want er kan niet tussen de boxen verrekend worden. Verlies in box 1 kan je alleen verrekenen
met winst uit box 1 van het volgende jaar. Bijv. jaar 1 60 verlies en jaar 2 100 winst, dan verreken je
dit en betaal je maar belasting over 40 in jaar 2 (en geen belasting in jaar 1).

Vraag 6
Ant: A
Stelling 1 is juist: inkomen uit een bepaalde bron, bevat zowel voordelen als nadelen; dus ook kosten.
Stelling 2: onjuist, is een algebraïsch begrip, weten we uit uitleg toelichting, oude versies en
jurisprudentie.

Partnerbegrip
Waarom interessant om te weten of iemand een partner heeft? Art. 2.17 lid 5 en lid 2; als je partners
bent zijn er een aantal inkomensbestanddelen gezamenlijk. Bijv. belastbare inkomen uit eigen
woning, die worden als gedeeld beschouwd. Je kan zelf kiezen welk deel hiervan wordt aangerekend
aan de een en aan de ander (ook al deel je de kosten 50/50). Is voordelig bij verschil qua inkomen,
want er is een maximaal tarief in box 1; de kosten met het huis zijn aftrekbaar en verlagen het
inkomen. Het is voordelig om dit toe te rekenen aan degene met een hoger inkomen, want die valt
nu in een hogere categorie en komt daarna in een lagere categorie en hoeft over hele inkomen dan
minder belasting te betalen.
Hoofdregel: basispartnerbegrip (art. 5a AWR):
 Echtgenoot en geregistreerd partner
 Ongehuwd meerderjarigen mits:
o Notarieel samenlevingscontract en
o Op hetzelfde woonadres ingeschreven
 Slechts één partner mogelijk
Uitbreiding partnerbegrip voor IB:
Art. 1.2 Wet IB, zelfde woonadres ingeschreven en:
 Gezamenlijk een kind / kind erkend; of
 Partner pensioenregeling; of
 Gezamenlijke woning
 Samengestelde gezinnen
 Vorig jaar partner

Voor vragen: zijn deze mensen partners? Eerst kijken naar 5a AWR en daarna 1.2 IB

, Vraag 7
Ant: B
Stappenplan: geen echtgenoot/ geregistreerd partnerschap, ook geen samenlevingscontract, dus art.
5a AWR gaat niet op. Dan 1.2 – sub a gaat wel op. Voor 2017 is er sprake van partnerschap. Voor
2016? Delen wel woning, maar staat niet dat samen huis hebben gekocht (sub d).

Vraag 8
Ant: D

Vraag 9
Ant: B
Stelling 1: fiscale eenheid = term in vennootschapsbelasting (regeling dat bedrijven nauw bij elkaar
betrokken samen aangifte kunnen doen). Kan niet voor natuurlijke personen, dus onjuiste stelling.
Stelling 2: juist, op basis art. 5a lid 5 AWR en art. 1.2 lid 3 IB

Box 1: inkomen uit werk en woning
Belastinggrondslag (of belastingobject).
 Winst uit onderneming (art. 3.1(2)(a), afdeling 3.2)
o Er is sprake van een onderneming; én
 Een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, waarmee door deelname
aan het economisch verkeer beoogd wordt winst te behalen:
 Ondernemersrisico (wanneer failliet gaat)
 Debiteurenrisico (wanneer klanten niet betalen)
 Aantal opdrachtgevers
 Bestede tijd e.d.
o Die onderneming wordt voor rekening van de belastingplichtige gedreven; én
o De belastingplichtige wordt rechtstreeks verbonden voor verbintenissen betreffende
die onderneming.
 Loon uit dienstbetrekking (art. 3.1(2)(b), afdeling 3.3)
 Resultaat uit overige werkzaamheden (art. 3.1(2)©, afdeling 3.4)
 Inkomsten uit eigen woning
Rangorde regeling van toepassing (2.14 IB)

Vraag 10
Ant: A
Hier: onderneming, want duurzaam (al enkele jaren), er is arbeid, economisch verkeer ook (want
alles buiten de gezinssfeer). Aantal factoren uit jurisprudentie (voorbeelden staan hierboven, bij
ondernemersrisico). Voor rekening van: zijn voordelen en nadelen voor Koos: ja. Verbintenissen: gaat
hij zelf met klanten de overeenkomsten aan: ja, hij maakt zelf afspraken.
Dus: er is sprake van een onderneming.
Geen C: voor fiscaliteit geldt illegaliteit niet = fiscale neutraliteit. Dus strafbare handeling kan ook
belast worden wanneer er inkomen uit komt.

Vraag 11
Ant: D
Ondernemingsaftrek: bepaalde posten die van winst afgetrokken worden, dan betaal je minder
belasting.
Geen eis dat je een pand gekocht hebt om vast te stellen dat er sprake van een onderneming is.
Art. 3.5 IB: bij zelfstandig beroep ook een ondernemer en een onderneming. (bijv. notaris en arts)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller paulettevanoosten. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.90
  • (0)
Add to cart
Added