Mail (voor WG sheets): d.nieuwold@law.leidenuniv.nl
Week 1
Edgeworth-box = box waarin indifferentiecurve van twee personen gespiegeld zijn weergegeven. Die
laten we met elkaar handelen, dat gebeurt in vrijheid. We gaan uit van rationeel denkende mensen;
als ze het willen gebeurt het en anders niet.
Staan twee oorsprongen in de box: omdat het gaat om een vaste hoeveelheid goederen. Heeft de 1
80%, dan heeft de ander 20%. Opoffering van het een is wat de ander erbij krijgt, altijd samen 100%.
Opgave 1
a. O1 heeft meeste Y, O2 meeste X
b. O1 staat een hoeveelheid Y af, O2 levert een beetje X in
c. Pareto-verbetering = er mag niemand op achteruit gaan, maar er moet wel minstens iemand
op vooruitgaan / verandering waarbij het nut van één of meer leden van een groep groter
wordt, zonder dat het nut van enig ander lid van de groep kleiner wordt.
- Is de ruil een Pareto-verbetering? Punten op dezelfde indifferentiecurve hebben
hetzelfde nut. Punt A en B zijn voor persoon 1 hetzelfde qua waardering/nut. Persoon 1
blijft dus gelijk. Persoon 2 gaat naar een hogere indifferentiecurve die verder van zijn
oorsprong af ligt, dus gaat hij erop vooruit. Dus het is een Pareto-verbetering.
d. Alle punten behalve I.
- Als er sprake moet zijn van wederzijdse voordelige ruil. Punt E, want iedereen moet erop
vooruit gaan.
e. Optimum: verbeteringsmogelijkheden zijn uitgeput. Punt E. wanneer indifferentiecurven
elkaar raken is verbeteringsmogelijk uitgeput. Ook D en F. eigenlijk alle punten tussen O1 en
O2 wanneer je er een lijn tussen trekt. Hangt af van uitgangssituatie, vanaf punt B naar punt
F gaat persoon 2 erop achteruit, ook al ga je van Pareto-verbetering naar Pareto-optimum.
Opgave 2
a. Mag je zeggen als over euro’s/knikkers gaat, niet bij nut. Kan alleen aan 2 voorwaarden
voldaan. Cardinale schaal: een schaal van meten, in maten en getallen uitdrukken en dat je er
metingen mee uit kan voeren.
b. Interpersonele nutsvergelijking is alleen mogelijk indien:
- Het nut van de betrokken individuen meetbaar is op een cardinale schaal;
- Bekend is hoe de nutseenheden van de betrokken individuen zich tot elkaar verhouden
Alleen indien het nut gemeten is op een cardinale schaal en de indioviduen dezelgde
nutseenheden hebben, dan kan hieruit worden geconcludeerd dat de nutswinst van individu
2 viermaal zo groot is alsd het nutsverlies van individu 1.
Opgave 3
, a. Geen Pareto-verbetering, want het nut van de fabriek neemt af met 1 miljoen/ gaat erop
achteruit.
b. Verbetering van Hicks-Kaldor, omdat de winst van de ene groter is dan de andere. Er is nu
een winst van een halve miljoen. Winnaars in staat om de verliezers te kunnen compenseren.
Opgave 4
a. Waar. Want bij Pareto gaat er niemand op achteruit en wel altijd iemand op vooruit. Dus is er
altijd een verbetering, dus ook Hicks-Kaldor.
b. Onjuist. Want bij Hicks-Kaldor kunnen er ook mensen op achteruit gaan, en dat er wel een
totale verbetering is.
Opgave 5
Criteria markt met volledige mededinging:
- Veel vragers, veel aanbieders
- Homogeen product (identiek, uitwisselbaar); bijvoorbeeld staal, grondstoffen
- Geen invloed op de prijs. In de langere termijn is de winst 0, als je als producent een
lagere prijs zet lijd je op de langere termijn verlies
- Vrije toe- en uittreding
a. MK = kosten als gevolg van 1 extra product. TK = CK + VK. GTK = TK : aantal eenheden.
b. GTK is eerst heel hoog, omdat alle constante kosten dan op 1 eenheid liggen, bij meer
eenheden worden constante kosten verdeeld over eenheden. Daarna weer omhoog, omdat
dan inefficiënt wordt en er meer kosten dan opbrengsten zijn.
- Als MK < GTK dan GTK dalend (gemiddelde lengte is 1.70, als iemand van 1.60 erbij komt
daalt het gemiddelde)
- Als MK > GTK dan GTK stijgend (iemand van 1.80 komt erbij, gemiddelde stijgt)
- MK snijdt GTK minimum (iemand van 1.70 komt erbij, gemiddelde blijft hetzelfde)
c. Aanbodcurve individuele aanbieder is gelijk aan MK. Omdat je als aanbieder alle kosten die je
maakt per eenheid product terug wil verdienen. Bij prijs van 500 en 12.000 eenheden maak
je winst, want punt ligt boven de GTK curve. Bij prijs van 300 en 4.000 eenheden maak je
verlies, omdat het punt onder de GTK curve ligt.
MK = aanbodcurve, MITS hij boven de GTK curve ligt. In boek staat, als maar hoger is dan
GVK. Kan wel onder GTK, maar dan maak je op langere termijn verlies.
d. Zelfde als MK uit figuur 1, maar dan wel de hoeveelheid x 50, omdat je nu 50 aanbieders hebt
e. Evenwichtsprijs = 500, evenwichtshoeveelheid 600.000. Dat is waar de lijnen (vraag &
aanbod) elkaar kruisen, is marktevenwicht
f. Bij prijs van 500 in figuur 1 wordt er winst gemaakt (MK hoger dan GTK), dan komen er meer
producenten naar de markt. Er komt meer aanbod, aanbodcurve verschuift naar rechts tot
het punt dat de winst naar 0 gaat.
g. Zie f. Winst lokt toetreding uit, komen meer aanbieders. Aanbodcurve verschuift naar rechts,
er wordt meer aangeboden waardoor de prijs lager wordt. In lange termijnevenwicht
tendeert de winst naar 0.
h. Prijs van 400 en hoeveelheid van 8.000. aanbieders gaan op zoek naar minimum GTK curve,
want daaronder lijdt je verlies. Aanbodcurve is verschoven, nieuwe is prijs van 400 met
aanbod van 800.000.
i. In kosten zit vergoeding ondernemerschap inbegrepen, rendement op kapitaal. Dus de
ondernemer verdient er wel aan.
Opgave 6
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller paulettevanoosten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.91. You're not tied to anything after your purchase.