Werkgroepen Materieel Strafrecht
Week 1: Casuscollege 1
Hele strafproces is gericht op kunnen beantwoorden van vragen 348, 350 Sv. Rechter loopt die
vragen in het vonnis langs. Volgorde is verplicht. Ook voorbereidend onderzoek is erop gericht om
rechter informatie te geven om de vragen te kunnen beantwoorden; in het dossier worden de vragen
ook beantwoord.
Art. 350 is schakel tussen materiele strafrecht en strafprocesrecht. Toont ook structuur van materiele
strafrecht. In de kern komt materieel strafrecht neer op vier voorwaarden (4 voorw. Voor
strafbaarheid):
Er moet sprake zijn van een menselijke gedraging;
Deze gedraging moet vallen onder een wettelijke delictsomschrijving;
Deze gedraging moet wederrechtelijk zijn;
En aan de schuld van de dader te wijten.
Als 1 van deze voorwaarden ontbreekt, kan er niet worden gestraft. Deze voorwaarden komen terug
in 350 Sv.
Belangrijk: rechtbank onderzoekt naar aanleiding onderzoek ter terechtzitting, maar ook op
grondslag van de tenlastelegging. Dat is belangrijkste onderdeel dagvaarding (art. 261 Sv).
Tenlastelegging is beschuldiging van de OvJ.
Art. 348 Sv – deze vragen worden na het onderzoek ter terechtzitting beantwoord. Deze 4 vragen zijn
de formele vragen:
1. Geldigheid van de dagvaarding.
o Inclusief tenlastelegging.
2. Bevoegdheid (competentie) rechtbank.
o Absolute competentie: welk Gerecht is bevoegd.
o Relatieve competentie: plaats waar bevoegd.
3. Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in zijn vervolging.
o Bijv. verjaring, dood verdachte, schending van beginselen van behoorlijke
procesorde, bijv. vertrouwensbeginsel; als OvJ heeft gezegd dat niet zou vervolgen,
en toch doet.
4. Redenen voor schorsing.
o Tijdelijk stopzetten vervolging.
o Bijv. verdachte kan niet terecht staan (art. 16 Sv).
o Of wanneer er tegelijkertijd een civiel geding aanhangig is.
In deze volgorde afgaan. Als er ergens niet aan voldaan is 349 lid 1 Sv.
Belangrijkste in dit vak: vragen 350 Sv. Daar kom je als aan 348 is voldaan. Vragen:
1. Kan ten laste gelegde feit bewezen worden?
- Menselijke gedraging.
- Bijv. causaliteit, opzet, deelneming, daderschap
2. Is bewezen verklaarde feit een strafbaar feit?
- Delictsomschrijving
- Bijv. ‘begin van uitvoering’ (poging)
3. Is de verdachte strafbaar?
- Verwijtbaarheid en wederrechtelijkheid
- Strafuitsluitingsgronden
o Rechtvaardigingsgronden: tasten de wederrechtelijkheid aan
o Schulduitsluitingsgronden: tasten de verwijtbaarheid aan
4. Welke straf of maatregel wordt opgelegd? (kan ook allebei opgelegd)
Bij probleem: art. 352. Als verdachte het feit niet heeft begaan/ niet is bewezen vrijspraak.
Feit kan worden bewezen, maar is niet strafbaar OVAR.
,Feit kan worden bewezen, is strafbaar, maar verdachte niet strafbaar OVAR.
Vragen 350 corresponderen met 4 voorwaarden voor strafbaarheid.
Strafuitsluitingsgronden worden in beginsel bij vraag 3 art. 350 Sv behandeld, maar uitzonderingen.
Wederrechtelijkheid in delictsomschrijving als bestanddeel: rechtvaardigingsgronden bij 1 e vraag 350.
Culpa (schuld als bestanddeel): rechtvaardiging- en schulduitsluitingsgronden bij 1 e vraag.
Casus
Vraag 1
a. Ontoerekenbaarheid = geestelijke stoornis, is strafuitsluitingsgrond (art. 39 Sr) –
schulduitsluitingsgrond. Gaat hier om vernieling (350 Sr) en diefstal (310 Sr), staat daar
schuld als bestanddeel? Nee 3e vraag 350 Sv. OVAR 0 350 jo. 352
b. Diefstal is verjaard (art. 70 Sr): gaat om of OvJ recht had om te vervolgen vraag 3 art. 248
Sv. Niet-ontvankelijkheid OvJ – 348 jo. 349
c. Niets weggenomen, alleen etalage kapotgeslagen = ontkenning deel beschuldiging; diefstal.
Dan 1e vraag 350 Sv bij primair ten laste gelegde feit
d. Geen detentie kunnen ondergaan – verzoek is geen gevangenisstraf op te leggen wegens
bijzondere omstandigheden. Gevangenisstraf is straf (9 Sr) 4e vraag 350 Sv.
e. Ontbreken van klacht = bijzondere vorm van aangifte, waarin expliciet moet worden vermeld
dat je verzoekt om te vervolgen. Is verplicht bij klachtdelicten; daar kan alleen vervolgd als
klacht is ingediend (64 e.v. Sr en 164 e.v. Sv). Vraag komt aan de orde bij 3 e vraag 348 Sv,
want zonder klacht geen vervolging, dan geen vervolgingsrecht dus niet-ontvankelijk.
f. Zaak bij politierechter – in de regel zaak bij meervoudige kamer, maar als OvJ minder dan een
jaar eist, dan moet naar politierechter. Dus: meervoudige kamer niet bevoegd. Gaat over
competentie 2e vraag 348.
g. OVAR voor feit 2, want geen strafbaar feit. Op moment dat je voor primair ten laste gelegde
wordt vrijgesproken, betekent niet meteen dat subsidiair ten laste gelegde meteen is
bewezen. Op onderzoek ter terechtzitting: rechtbank doet voor beide zaken onderzoek.
Andersom: een veroordeling voor het primaire betekent dat je niet ook nog kan veroordelen
voor vernieling. Dus veroordeling diefstal, dan geen vernieling meer. En geen diefstal, dan
kijken naar vernieling. In deze tenlastelegging van vernieling (350 Sr) ontbreekt
‘wederrechtelijk’. Aan eisen 261 Sv voor tenlastelegging is wel voldaan, dus ontbreken woord
maakt het niet ongeldig – 261 eist niet dat alle bestanddelen delictsomschrijving worden
opgenomen. Dus je komt langs 1e vraag 350. Maar nu alleen bewezen dat opzettelijk een ruit
vernield, en dat is niet strafbaar als vernieling, want moet ook sprake zijn
wederrechtelijkheid. Dus strandt op 2 e vraag 350 Sv.
Als alle verweren gehonoreerd, dan zal rechtbank zeggen dat zij onbevoegd is. Daar stopt het dan
ook. In volgorde alle vragen af gaan.
Bij einduitspraak, altijd ook tweede artikel noemen! Dus bij 348 jo. 349 en bij 350 jo. 352.
Vooral eerste 3 vragen 350 in dit vak – vooral 1 e en 3e .
,Week 2: Casuscollege Legaliteit
Legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr en internationale verdragen) richt zich in eerste plaats tot wetgever, en
daarnaast ook tot rechter. Gaat om wisselwerking tussen deze 2. Vraag: wat is rechterlijke vrijheid
met betrekking tot interpreteren strafbaarstellingen en algemene leerstukken strafrecht? Rechter
ontkomt in bepaalde gevallen niet aan interpretatie/uitleggen bepaalde bestanddelen. Rechter kan
bestanddelen ruimer uitleggen dan wetgever voor ogen had & kan bestanddelen beperkter
uitleggen.
Uitbreidende interpretatie: doet rechter bijv. bij nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. In 1886
waren nauwelijks auto’s, bestonden geen computers en mobieltjes.
Vraag 1a
Is bandbreedte aan te merken als een goed in de zin van art. 310 Sr? Hier alleen kijken naar het
bestanddeel ‘goed’, dus niet kijken naar wederrechtelijke toe-eigening en wegnemen.
Runescape arrest – na geweld overhevelen van virtueel amulet en masker. Slachtoffer is rijk op
runescape. Daders zijn jaloers, willen dit ook hebben, dwingen slachtoffer om naar huis dader te
rijden, dwingen om over te dragen. Ze schoppen, slaan, zwaaien met mes (13/14 jarige jongetjes).
Jongen zodanig mishandeld, overgehaald om amulet en masker over te dragen. Aangifte op basis van
diefstal. Gaat om virtueel object, is dat ook een goed? AG in conclusie: ja. HR bouwt heel langzaam
op, omdat ‘goed’ ook in andere artikelen voorkomt. 310 is vermogensdelict, daarbij staat
beschikkingsmacht centraal – dit belang wordt beschermd. Geldt ook voor niet-stoffelijke objecten.
Verwijzen naar arresten waarin ook over ‘goed’ is gegaan – te zien dat zeer ruime interpretatie wordt
gehanteerd. Bijv. elektriciteitsarrest. Twee argumenten: heeft een zelfstandig bestaan &
vertegenwoordigt een bepaalde waarde (kan ook worden overgedragen). Functie van bepaald object
in maatschappelijk verkeer – hoe zouden wij als samenleving daarover oordelen? Laatste argument
(pincode arrest): pincode is geen goed, want wanneer je afstaat ben jij het niet verloren –
kenmerkend voor een goed is beschikkingsmacht, gaat om verliezen exclusieve beschikkingsmacht.
Hof:
• Aangever heeft masker en amulet door inspanning en tijdsinvestering verworven, had voor
hem reële waarde, was begerenswaardig.
• Door in te loggen in account had aangever feitelijke en exclusieve heerschappij over masker
en amulet.
• Verdachte heeft ze uit beschikkingsmacht gehaald.
• Aangever heeft ongestoorde genot verloren.
HR legt nadruk op:
• Objecten vertegenwoordigen reële waarde, die hen kan worden afgenomen.
• In loop van het spel ontstane waarden, door tijdsinvestering en inspanning verworven/te
verwerven.
• Binnen het spel had aangever feitelijke en exclusieve heerschappij over de objecten.
HR koppelt terug naar wat Hof heeft gezegd, maar ook naar oudere rechtspraak. Waarde is
elektriciteitsarrest, exclusieve heerschappij is pincode arrest. Onduidelijkheid over of cumulatief is of
alternatief, en welk argument het belangrijkste is.
In casu vraag: is sprake verliezen beschikkingsmacht? Nee, want zij beschikten nog wel over
bandbreedte. Dus geen sprake van een goed en geen sprake diefstal.
Vraag 1b
Nu wel sprake van een goed. Reële waarde was er al. Bij datalimiet, als je dat kwijt bent en niet terug
kunt halen, kun je zeggen dat (een deel van) de feitelijke heerschappij overgedragen is.
Vraag 2
, Onbehoorlijk gedrag arrest – gaat over bepaaldheidsgebod (lex certa beginsel) = wetgever meot
duidelijke, scherpe, goed geformuleerde wetten maken. Zaak gaat over jonge vrouw die op station
met voeten op de bank zit, wordt aangesproken door medewerkers NS, gaat schelden. Wordt
vervolgd op basis vervoersregelement ‘onbehoorlijk gedrag’. Moet plaatsvinden in trein of op
station. Vraag: is bepaling niet zodanig vaag dat strijd met lex certa? A-G: sprake grensgeval, zegt dat
uitspraak in stand moet blijven, maar is wel terughoudend. Je wil ook geen strafbaarstelling die te
gedetailleerd is, want dan heel lang, en dekt nooit de werkelijkheid. HR: cassatieberoep wordt
verworpen. 2 argumenten. 1) lezen wat er in de strafbaarstelling staat – term ‘onbehoorlijk gedrag’ is
vaag, maar in strafbaarstelling staat op stations en in trein, dus is ingekaderd, geeft al richting aan.
Thuis met voeten op de bank is niet erg, maar op station of trein hindert andere mensen (kan je in
arrest inlezen). HR: EHRM laat ons toe om vage woorden te gebruiken.
Legaliteit in Straatsburg arrest – gaat over verkrachting binnen het huwelijk. In GB common law, dus
meer vrijheid rechter voor strafbaarstelling gedrag. Man veroordeeld, ging naar EHRM vanwege
schending lex certa beginsel. Hof: strafbaarstelling moet duidelijk gedefinieerd in wet (uitgangspunt),
er is wel ruimte om te interpreteren door rechter, die combinatie moet duidelijk zijn. belangrijkste
argument om te beoordelen of clearly defined: toegankelijk, te vinden is en op moment dat je feit
pleegde voorzienbaar was dat het strafbaar was. Hof: voorzienbaarheid betekent niet dat recht zich
niet kan ontwikkelen. Strafbaarheid kan ook uitbreidend worden uitgelegd. Hof: ontwikkeling gaande
dat straffeloosheid verkrachtende man in huwelijk verdwijnt. Weinig twijfel dat gedraging volstrekt
onacceptabel is. Is zo duidelijk en zo overeenkomend met geciviliseerd idee huwelijk en menselijke
waardigheid (uitgangspunt EVRM), dat heel logisch dat meneer voor werd veroordeeld.
Vraag 4: Verjaring
Recht om te vervolgen houdt op een gegeven moment op. Termijnen hangen af van delict dat is
gepleegd – hoe erger het delict, hoe langer de termijn.
Termijn begint op dag nadat het feit is gepleegd. Delict 1 april gepleegd, termijn gaat 2 april in.
Verjaring loopt door totdat gestuit wordt, wanneer over wordt gegaan op daad van vervolging.
Hier periode, dan begin je te tellen vanaf eind periode – termijn verjaart 2 maart 2013. Dus was al
verjaard (art, 70 lid 1 sub 3).
Vanaf 2015 is straf verhoogd, daardoor verjaringstermijn ook 20 jaar. Art. 70 lid 1 sub 4. Dan
verjaring pas 2021.Maar, art. 1 lid 1 Sr. Is ook uitdrukking verbod van terugwerkende kracht. Je mag
niet met terugwerkende kracht een feit strafbaar stellen. Dit geldt zowel voor delictsomschrijving als
voor sanctienorm.
Vraag: betekent art. 1 lid 1 Sr ook iets voor verjaring? Art. 1 lid 2 Sr = lex mitior beginsel.
Mildheidsgebod – gunstigste bepaling toepassen voor de verdachte. Verlenging verjaringstermijn is
ongunstig voor verdachte.
Vraag 5
Antwoord 1 (alles voor 2015 geldt oude termijn voor) hanteert een strikt verbod van terugwerkende
kracht. Antwoord 3: alles dat verjaard is blijft dat, maar wat nog niet verjaard was wordt verlengd.
Verjaring arrest – HR: verandering wetgeving is direct van toepassing. Enige waar we rekening mee
houden: feit dat al verjaard is blijft verjaard. Maar alles wat nog niet verjaard is, daar wordt
verjaringstermijn verlengd. Strafmaximum blijft wel de oude. Terugwerkende kracht werkt voor
feiten die al verjaard zijn.
Vraag 6
Rechterlijke interpretatie. Verbod van analogie: rechter mag niet zover interpreteren dat los agat
staan van de wet.
Bepaaldheidsgebod, lex certa – wetgeving moet duidelijk zijn.
Verbod terugwerkende kracht.
Lex mitior.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller paulettevanoosten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.