Economie Wereldeconomie SV
Hoofdstuk 1: Een wereld van verschillen
OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
- Traditionele industrielanden: West-Europa, VS, Canada en Japan + landen als Mexico, Polen,
Tsjechië, Israël en Zuid-Korea
- Afspraken over samenwerking op sociaaleconomisch terrein
Welvaartsindicator bbp per hoofd van de bevolking (gemiddelde primaire inkomen)
- Nadelen:
Gemiddelde zegt niets over verdeling
Productie informele sector wordt niet geregistreerd (landen met lage inkomens =
informele sector relatief groot)
- Armoedegrens: 1,90 dollar per dag om minimaal menswaardig te leven (voldoende toegang
tot voedsel, kleding, drinkwater, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs)
Welvaartsindicator koopkracht
- Minimale koopkracht nodig om bepaald niveau van welvaart te bereiken
- BBP per hoofd vertekend beeld van koopkracht omdat bedragen zijn uitgedrukt in US-dollars
Oplossing: koopkrachtpariteit: in elk land berekend hoeveel een standaardpakket
goederen en diensten kost in lokale munteenheid theoretische koers wordt
vastgesteld die rekening houdt met verschillen in prijsniveaus
Welvaartsindicator HDI (Human Development Index) door UNDP: gemiddelde meerdere indicatoren
Organisaties
- UNDP: doet onderzoek en organiseert projecten gericht op armoedebestrijding
- IMF: (1944) om internationaal betalingsverkeer soepel te laten verlopen helpt landen met
tekort aan buitenlandse valuta en verstrekt leningen zodat importen van deze landen niet in
gevaar komen
Wereldbank: verstrekt leningen aan ontwikkelingslanden tegen lage rente en lange
looptijd
- UNCTAD: stimuleert internationale handel door ontwikkelingslanden
Hoofdstuk 2
Globalisering: internationale vervlechting van het economische verkeer
- Arbeidsdeling: verdeling (over het buitenland) van het productieproces in deeltakken
o Ook migratiestromen hierdoor
- Internationale/buitenlandse handel: ruiltransacties waarbij nationale grenzen worden
overschreden door middel van export en import
Saldo op de handelsbalans: verschil tussen uitvoerontvangsten en invoerbetalingen met
betrekking tot goederen
o Ontstaan handelstekort (meer import) of handelsoverschot (meer export)
o Invoer en uitvoer zijn waardegrootheden: waarde = volume x prijs
Invoerquotes laten maten van openheid van de economie zien. Naarmate de som van
quotes hoger is, hoe opener de economie en hoe meer transacties met buitenland
o Invoerquote = invoer / bbp x 100%
o Uitvoerquote = uitvoer / bbp x 100%
Wederuitvoer: goederen die zijn ingevoerd, tijdelijk eigendom worden van een
Nederlands bedrijf en vervolgens worden uitgevoerd.
o De bijdrage aan export is dus niet gelijk aan de toegevoegde waarde, omdat
invoer van deze producten bijna gelijk is aan uitvoer
Dienstenverkeer: geldstromen die te maken hebben met vervoer en reisverkeer
, Kapitaalverkeer: grensoverschrijdende kapitaalstromen
- Betrekking op directe buitenlandse beleggingen (winst maken maar geen zeggenschap) of
investeringen (wilt zeggenschap)
- Directe buitenlandse investeringen:
Transacties in aandelen met als doel zeggenschap
Investeringen in buitenlands onroerend goed
Onderlinge leningen binnen een concern
- Traditionele industrielanden investeren in elkaars economie en die van ontwikkelingslanden
en opkomende economieën
- MNO’s: ondernemingen die in het buitenland investeren/produceren
Motieven investeren: aanwezigheid bodemschatten, exploitatie grondstoffen,
aanwezigheid andere productiefactoren (goedkoop/veel arbeid/kapitaal) en dichter bij
afzetmarkt produceren
Outsourcing: taken uitbesteed aan bedrijf in een ander land. Producten worden
ingekocht bij een buitenlands bedrijf
Offshoring: (deel van) productieproces verplaatst naar ander land
Handelstheorieën
1. Comparatieve-kostentheorie
- Uitgaand van arbeidswaardeleer: waarde van product bepaald door hoeveelheid arbeid dat
nodig is om product te maken
- Land gaat specialiseren in product met de laagste opofferingskosten
Gezamenlijke welvaart neemt toe als elk land zich toelegt op het product waarbij het
comparatieve kostenvoordelen heeft
- Voordelig om internationaal te ruilen, ook als een land beter is in het produceren bij beide
producten
- Oorzaken kostenverschillen:
Natuurlijke hulpbronnen: klimaat en aanwezigheid van grondstoffen
Arbeid: loonkosten, sociale rust, arbeidsproductiviteit, kwaliteit menselijk kapitaal
(kennis, ervaring en vaardigheden)
Kapitaal: voorraad kapitaalgoederen en kwaliteit hiervan bepalen concurrentiekracht,
lage/hoge transportkosten (infrastructuur), schaalvoordelen
- Productdifferentiatie: theorie niet realistisch, want producten zijn heterogeen
2. Welvaartstheorie
- Gebaseerd op protectionistische maatregelen door de overheid om binnenlandse bedrijven
te bevoordelen ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten
o Tarifaire protectie: invloed op prijs van een product. Bijv. invoerheffingen en
uitvoersubsidies
Dumping: producten aangeboden tegen een prijs lager dan de kostprijs
o Non-tarifaire protectie: geen invloed op prijs van een product. Bijv. invoerquotum,
administratieve belemmering (kwaliteitseisen) en rompslomp
- Van autarkie naar wereldmarkt gevolg:
o Prijsdaling door aanbod met lage prijzen (van
concurrentie) binnenlandse vraag neemt toe en
binnenlands aanbod neemt af (door lage verkoopprijs en
hoge kosten). Het verschil hiervan wordt dus
geïmporteerd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samhoogendoorn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.73. You're not tied to anything after your purchase.