o Verleden
Extractie uit planten
Vb morfine (papaver)
Afgescheiden door schimmels
Vb. penicilline (Penicillium species)
Extractie uit dierlijke organen
Vb. insuline (koeien, paarden, varkens)
o Heden
Synthetisch design: nieuwe gm en structurele modificaties
- Fase 1: lage dosis aan gezonde vrijwilligers
- Fase 2: therapeutische werkzaamheid ivm placebo
- Fase 3: op grote schaal – statistische analyse
- (Fase 4: opvolgen nevenwerkingen)
2. SOORTEN FORMULERINGEN
- Vaste formuleringen
o Tabletten (comp)
o Gelules
o Suppositoria
- Halfvaste formuleringen
o Zalven
Vette basis + actief product
o Crèmes
Water in olie of olie in water + actieve componenten
Afwasbaar met water
o Pasta
o Gelen
Op waterbasis
Verkoelend effect
- Vloeibaren formuleringen
o Oplossingen, solvent
, Heldere oplossing, geen opgeloste deeltjes zichtbaar
o Siropen
o Emulsies
Oliefase + waterige fase + emulgator
Eerst schudden
o Suspensies
Vast product lost niet op schudden
3. FARMACOKINETIEK
- Hoe, hoeveel en hoe snel gaat een gm vanuit de buitenwereld naar de plaats v werking? (biochemie)
- Wat doet ons lichaam met een farmacon?
- Groepen gm met
o De werking
o De bijwerkingen
o De interacties
- Wat doet een farmacon met ons lichaam?
A. BCFI
- BCFI verdeelt en communiceert zijn (geüpdatete) informatie (geneesmiddelen die in België gecommercialiseerd zijn) op
3 manieren:
o Via het GGR dat jaarlijks w uitgegeven (= groene boekje)
o Via de website
SKP: sv vd kenmerken vh product
Grote pil: wetenschappelijke bijsluiter
Kleine pil: patiëntenbijsluiter
o Via de app
FARMACOKINETIEK EN FARMACODYNAMIEK
1. FARMACOKINETIEK
- Wat doet het lichaam met het gm
1. Absorptie
2. Distributie
3. Metabolisatie = biotransformatie
(bio)chemische omzetting vh farmacon tot een andere stof, meestal hydrofieler zodat deze in de urine
kan w uitgescheiden
4. Excretie
Effectieve verwijdering uit het lichaam vh onveranderd farmacon of van zijn metabolieten
Via nieren in de urine
Via de gal en de faeces (=biliaire excretie)
Via de uitgeademde lucht (=alveolaire excretie)
1.1 METABOLISATIE
- ≠ organen
o Lever
o Darm
o Longen
, o Nieren
o Plasma
- Metabolisatie (bijna altijd) het meer hydrofiel maken v farmaca om te excreteren via de urine
o Hepatocyten
IC: in de hepatocyten gebeuren 2 belangrijke biotransformatiereacties (enzymen)
Fase I-reacties (verandering chemische structuur door reactie; cytochroom P450)
Fase II-reacties (conjugatie aan andere molecule, bv. glucuronzuur, om sterk hydrofiele
conjugaten te maken voor renale excretie)
1.1.1 FASE I-REACTIES
- Functionalisatiereacties:
o Oxidatie
o Reductie
o Hydrolyse
- Enzymen ih ER vd hepatocyten katalyseren deze reacties
o CYP450>>
Enzymen van CYP450 hebben een brede substraatspecificiteit dus soms ≠ farmaca gemetaboliseerd
door zelfde iso-enzym
Deze enzymen: goed gekend dus oook specifieke inhibitoren en inductoren
- Fase I-reacties zetten farmacon om in metaboliet
o Metaboliet vertoont vaak verminderde activiteit
o Met soms volledig inactief
o Met is zelden meer actief (prodrug)
- Snelheid vd biotransformatie w bepaald door de concentratie aan cytochroomenzymen
o Soms te veel farmacon aanwezig zodat enzymsysteem overbelast w en niet alle farmacon kan worden
gemetaboliseerd (dan kan concentratie farmacon over de Minimale Toxische Concentratie gaan en dus toxisch
worden)
1.1.2 FASE II-REACTIES
- = conjugatiereacties, er zullen dus koppelingen gebeuren met endogene, moleculen
Meestal zijn de producten na de conjugatie farmacologisch minder actief en beter wateroplosbaar
Opgelet: uitzonderingen:
o Vb: morfine-6-glucuronide kan beter doorheen de BHB dan morfine zelf en dus zal het conjugaat
een sterker analgeticum zijn dan het oorspronkelijke farmacon (=bioactivatie) morfine =
prodrug
- Bioactivatie = metabolisatie waardoor het metaboliet actiever w dan het oorspronkelijk toegendiende farmacon =
prodrug
o Soms is het farmacologisch effect vh metaboliet ook gewoon vergelijkbaar met het oorspronkelijk toegediend
farmacon
- Toxificatie
o Als er een omzettingsproduct w gevormd met een schadelijke werking
o Toxische reacties kunnen optreden bij
overdoseringen wanneer er een
toxisch tussenproduct wordt gevormd
dat niet meer kan worden omgezet
omdat de enzymsystemen overbelast
geraken. De toxische metabolieten
kunnen op die manier opstapelen in
het lichaam en schade berokkenen
(levernecrose, anemie, kanker...)
Vb: paracetamol:
, 1.2 FACTOREN DIE BIOTRANSFORMATIE BEÏNVLOEDEN
- Sommige moleculen werken als enzyminhibitoren of enzyminductoren van de CYP-enzymen en kunnen op die manier
de biotransformatie van andere stoffen beïnvloeden (kunnen bijgevolg een interactie veroorzaken).
o enzyminhibitie: metabolisatie v substraat âplasmaconcentratie v substraat á
Activiteit van cytochroom P450-enzymen wordt geremd of geïnhibeerd
Door bepaalde farmaca
Door bepaalde voedingsstoffen
Door bepaalde andere stoffen
Gevolg: metabolisatie door CYP450-enzymen van de farmaca verloopt minder snel en de klaring door
de nieren is ook minder dus de biologische beschikbaarheid van de gemetaboliseerde farmaca stijgt
(opgelet met overschrijding toxische concentratie)
Voorbeelden:
Pompelmoes = gekende inhibitor
Alcohol zelf ook gemetaboliseerd door CYP2E1, dus samen met GMn die ook worden
gemetaboliseerd door CYP2E1 kan dit leiden tot verhoogde plasmaconcentratie van deze
GMn
o enzyminductie: stimuleren v CYP-enzymen metabolisatie v substraat áplasmaconcentratie v substraat á
Activiteit van cytochroom P450-enzymen wordt versterkt of geïnduceerd
door bepaalde farmaca
door bepaalde voedingsstoffen
door bepaalde andere stoffen
Gevolg: metabolisatie door CYP450-enzymen
van de farmaca verloopt sneller en sterker dus
de biologische beschikbaarheid van de
gemetaboliseerde farmaca daalt
Voorbeeld: Sint-Janskruid (Hypericum
perforatum; anti-depressivum) is gekende
inductor van CYP450 dus opgelet met
gelijktijdige inname van bepaalde
anticonceptiva en Vit-K antagonisten
- De klinisch belangrijke inductoren en inhibitoren worden vermeld in het Geneesmiddelenrepertorium van het BCFI
(klinisch belangrijk = effect op werking geneesmiddelen of verantwoordelijk voor belangrijke geneesmiddelinteracties)
– zie interacties tabel bij inleiding in het Groene Boekje
2. FARMACODYNAMIEK
2.1 FARMACA DIE AANGRIJPEN OP RECEPTOREN
- Ligand bindt op receptor, er volgt een effect
o Vb: endogene ligand insuline die bindt op insuline-receptor effect: openen vh glucose kanaal waardoor er
meer glucose naar de spier- en vetcellen kan gaan
o Veel GMn zullen zelfde (=agonisten) of het tegengestelde (antagonisten) effect hebben
2.1.1 AGONISTEN
- = Mimeticum
- Agonisten = farmaca die
o Gelijkaardige fysicochemische eigenschappen hebben als de endogene liganden om te kunnen binden op
dezelfde receptoren als de endogene liganden
o Het effect van de natuurlijke liganden nabootsen (dus na binding op receptor ontstaat “hetzelfde” effect)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zovanbeylen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.