Deze samenvatting omvat de syllabus 'Staatsrecht' geschreven door prof. Toon Moonen en de heer Jonas Riemslagh. Deze werd overzichtelijk samengesteld en bevat de volledige inhoud van de syllabus incl. bijhorende artikels.
- Recht: middel om samenleving te ordenen & vorm te geven
o Optelsom aantal regels & normen
o geheel van overkoepelende principes en specifieke regels + onderlinge
samenhang + elkaar niet tegenspreken. Is een ‘systeem’
o niet alle regels zijn rechtsregels
▪ vb. regels thuis
o overheid=> afdwinging regel garanderen
▪ verplichten regel na te leven (via: dwang of sancties)
o soms vallen rechtsregel en ander regels samen
▪ rechtsregel: iemand niet zomaar slaan, maar ook morele regel: logisch
voor vele mensen
o onderdeel & weerspiegeling maatschappij
▪ poging maatschappij te vatten door orde & voorspelbaarheid
o “recht is rationeel opgebouwd geheel van afgelijnde begrippen en normen
waaraan overheidswege sancties kleven, die langst instellingen worden
afgedwongen en bedoeling orde in maatschappij te organiseren, handhaven
of herstellen”
o Publiekrecht <> privaatrecht: onderscheid => positie overheid
▪ Publiek: relatie tss overheden, overheid en burger
▪ Privaat: relatie tss burgers
• Op één juridisch probleem vaak beide van toepassing
o Vb. huis verkopen: verbintenissen (privaat) & fiscaliteit
(publiek)
- België is een meergelaagde, democratische rechtsstaat in Europa
1
, Deel 1. België, zijn Burgers en hun rechten
Wat is de Belgische staat?
- Basisentiteit waarbinnen het nationale publiekrecht vorm krijgt
o Daarbuiten: internationale betrekkingen & internationaal recht
1. Constitutieve bestanddelen van de staat
Staat = rechtssubject in int. Publiekrecht
- Permanente bevolking (c)
o Staat gezag over min of meer vaste groep personen. Verbonden door: taal,
grondgebied, cultuur…
o Delen nationaliteit van die staat
▪ Ook mogelijk: bipatriditeit (2 nationaliteiten) <> apatriditeit (geen)
o Ook gezag over personen die niet nationaliteit staat hebben
▪ Vw: op grondgebied bevinden
▪ => uitoefening gezag op personen niet noodzakelijk exclusief
verbonden aan één staat
- Afgebakend territoriaal gebied (c)
o In beginsel exclusief => draagt bij tot rechtszekerheid & gelijkheid onder
staten
o Landoppervlakte binnen grenzen
▪ ondergrond, binnenwateren, territoriale zee + luchtruim
• (aantal rechten: EEZ & continentaal plat)
• Onderworpen aan: internationale verdragen
▪ Opm: niet heel aardoppervlakte verdeeld in territorium van staten
• Oceanen => internationale wateren: buiten territoriale
wateren en EEZ of Zuidpool
- Een overheid (c)
o Entiteit in staat wetten te maken, besturen en recht te spreken
▪ W deze functies effectief uitgevoerd? => feitelijke vaststelling
o Intern: vorm van legitimering
▪ Demo staten: bevolking aanvaardt gezag omdat ze daaraan
deelnemen (zie: parlement)
o Vermogen met andere staten relaties aan te gaan
▪ => Diplomatiek recht
o België:
2
, ▪ Nationale (federale), deelstatelijke (Vlaamse), lokale overheden (Gent)
• => zorgen voor: °normen & bestuur + recht gesproken
- Erkenning (geen c, maar declaratieve handeling)
o °nieuwe staat:
▪ Secessie (afscheiding) => bepaalde bevolking zich met bepaald
grondgebied afscheidt van bestaande staat en eigen overheid inricht
▪ Fusie => afzonderlijke staten besluiten één nieuwe staat te worden
▪ Dismembratio => één staat valt uiteen in =/= staten
o Ophouden staat:
▪ Annexatie met andere staat
▪ ° nieuwe staat betekent einde oude staat
o °België:
▪ Afscheiding Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Door Katholieke en
liberale elites van zuidelijk deel (anti Koning Willem I) =>
°monsterverbond
▪ Voorlopig Bewind: uitroepen Belgische onafhankelijkheid ( 4 oktober
1830)
▪ Verkiezingen: °Nationaal Congres
▪ Europese mogendheden erkenden op Conferentie van Londen
onafhankelijkheid
• De Nederlanden niet (BE en Ned nog in oorlog)
• Verdrag der XXIV artikelen aka. Verdrag van Londen: erkenning
van de Nederlanden
• GW: landsgrenzen kunnen niet worden gewijzigd, daarvoor
optreden wetgever noodzakelijk
(Beschikken over 3 constitutieve bestanddelen niet voldoende om van staat te
spreken. Erkenning nieuwe staat noodzakelijk door internationale
gemeenschap!) (erkenning en °staat vallen niet per se samen)
o = RH waarbij andere staat bestaan (nieuwe) staat bevestigt. => nieuwe staat
verwerft rechtspersoonlijkheid
▪ Eenzijdig & niet verplicht
• Expliciet, impliciet
▪ Is een declaratieve handeling
▪ Opm: Sommige staten door ene, maar niet door andere staat erkend!
➔complexiteit internationale betrekkingen
• Opm: wil niet zeggen dat bepaalde regels int. recht (vb. verbod
op foltering) niet van toepassing zouden zijn op hun feitelijke
interacties!
3
, •Opm: staat kan beslissen diplomatieke betrekkingen te
onderbreken, zonder dat het betekent dat hij bestaan staat
niet meer erkent
o Terugwerkende (retroactieve) werking
o Kan niet ongedaan gemaakt worden
o In beginsel:
▪ Erkennen staten andere staten & niet de regering van die staten
• Maar: Situaties: bij interne betwisting wie staatsgezag heeft,
m.a.w. wie regering is, kan het gebeuren dat staten kiezen met
welke twistende groepering zij handelen als
vertegenwoordiger van die staat, DUS niet alle staten erkennen
zelfde regering => geopolitieke keuze ➔ complexte int.
betrekkingen
2. Gevolgen van de kwalificatie als staat
- Rechtspersoonlijkheid
o BE is rechtssubject naar internationaal recht => in rechtsverkeer als
afzonderlijke bestaande entiteit wordt beschouwd ➔ ‘Koninkrijk België’
o Geldt: Intern (belastingen heffen) & extern (verdragen sluiten)
- Soevereiniteit
o Interne: recht eigen rechtsordening te bepalen
o externe: recht ongestoord te functioneren, zonder inmenging andere staten
o handvest van de Verenigde Naties. Artikel 2.1: beginsel van ‘soevereine
gelijkheid’
o relativeren:
▪ mogelijkheid soevereiniteit overdragen aan supranationale
instellingen (EU), zie art. 34 GW
• gevolg: rechtsregel EU voorrang op BE rechtsnormen die
daarmee strijdig zijn
▪ mogelijkheid uitoefening soevereiniteit binnen eigen structuren
toewijzen aan andere dan nationale overheid (vb. deelstaten etc)
- Internationale immuniteit
o Ten opzichte andere staten. Staten zijn gelijk, dus ene mag andere niet
controleren
o Rechtscollege vreemde staat: niet uitspreken RH BE Staat bij uitoefening van
soeverein staatsgezag (acta jure imperri)
▪ Wel mogelijk: handelingen gesteld buiten context staatsgezag (acta
jure gestionis)
• Vb. aankoop gebouw
- Rechtsmacht
4
, o = juridische erkenning van mogelijkheid om gezag uit te oefenen
o Is territoriaal bepaald
▪ Binnen eigen grondgebied eigen normen uitvaardigen en afdwingen
o Uitzonderlijk: extraterritoriaal (= buiten grondgebied)
▪ Vb. controle over vreemd territorium in zin van recht van gewapende
conflicten
o Beperking:
▪ Vb. ambassades. Geen rechtsmacht ook al op grondgebied staat
o 19 en 20e eeuw => bestonden afwijkende vormen van gezagsuitoefening
e
(door inmenging westerse landen elders ter wereld)
▪ Vb. mandaatgebieden, voogdijgebieden, kolonies (vandaag weinig
belang)
Burgerschap
- Principe: wet van toepassing op BE grondgebied, m.a.w. op elke situatie en elke
persoon op grondgebied ongeacht of hij de BE nationaliteit heeft
- Soms: toch afhankelijk nationaliteit betrokkene
o Vb rechter inzake Personen- en familierecht buitenlands recht toepassen
- Soms: BE wet extraterritoriaal van toepassing
1. Personen met de Belgische nationaliteit
- Elke staat bepaalt in principe zelf nationaliteitsrecht
o Bepaalde nationaliteiten internationale gevolgen
▪ Vb. diplomatieke beschermrecht: onderdaan bepaalde staat geniet dit
als hij in buitenland in problemen komt
- Nationaliteit vaststellen:
o Ius sanguinis: o.b.v. afstamming
o Ius soli: o.b.v. plaats van geboorte
▪ (combinatie mogelijk => zo bipatriditeit [2] mogelijk of apatriditeit
[geen])
- BE GW:
o Art. 8, eerste lid GW: regeling ‘staat Belg’ verkregen, behouden en verloren
- WBN: zowel Ius sanguinis als Ius soli
o Toekenning: volgt uit toestand waarin persoon zich bevindt
o Verkrijging: vrijwillige handeling vereist (art. 1, §1, WBN)
▪ (situatie waarin handeling van andere persoon vereist is = toekenning)
1.1 Toekenning
- BE nationaliteit toegekend door gecombineerde aanwezigheid van beide elementen
5
, o Vb. art. 8 § 1, eerste lid, 1° WBN
▪ Kind in BE geboren uit BE ouder => BE natinaliteit
o Vb. art. 9, eerste lid, 1°WBN
▪ Zelfde met adoptie
- O.b.v. geboorte (Ius sanguinis)
o Vb. Art. 10, eerste lid WBN
▪ BE als: in BE geboren en op MJ leeftijd staatloos zou zijn, als het BE nat
niet had
o Vb. art. 11, eerste lid, 1° WBN
o Vb. art. aabis, §1 WBN
▪ Zie laatste vw: ‘gemachtigd om voor onbeperkte duur in BE te
verblijven’ => bel! Want niet alle vreemdelingen noodzakelijk recht
voor onbeperkte duur te blijven
- O.b.v. afstamming (Ius soli)
o Vb. art. 8, §1, eerste lid, 2°, b) WBN
1.2 Verkrijging
1.2.1 Door nationaliteitsverklaring
- Vb. art. 10bis, § 1, 1° WBN
- Vb. art. 12bis, § 1, 5° WBN
o Beide + art. 15 WBN (verklaring afleggen)
1.2.2 Door naturalisatie
- = subsidiaire vorm van nationaliteitsverkrijging. Geen recht, maar gunst!
- Verleend door federale wetgevende macht: art. 9 GW
- Art. 18 WBN
o Vereist zijn aantal vw’n:
▪ Art. 19, § 1, eerste lid, 1°-4°
• Zie 3°: Art. 19, § 1, tweede lid (verdere verduidelijking)
- Art. 19, § 2 WBN => vermijden apatriditeit
- Procedure: Art. 21 WBN
1.3 verlies
- Art. 22, § 1, 2° WBN // Art. 24 WBN // Art. 23, § 1, eerste lid, 1-2° WBN + tweede lid +
§3 // Art. 23/1 en 23/2 // Art. 2 WBN
2. Personen zonder de Belgische nationaliteit
2.1 Fundamentele rechten
- Art. 191 GW: Vreemdelingenzelfde rechten als Belgen, behoudens uitzonderingen
6
, - EVRM: geen onderscheid inzake nationaliteit, maar neemt rechtsmacht over persoon
als uitgangspunt (art. 1 EVRM)
- Hebben van nationaliteit van de staat die rechtsmacht op persoon uitoefent =>
voordeliger rechtspositie
o Eigen onderdanen grondrechten die vreemdelingen niet hebben Vb. politieke
rechten
o EVRM: belet niet dat staat beperkingen oplegt aan politieke activiteiten van
vreemdelingen (art. 10 EVRM), recht op vergadering (art. 11 EVRM) & art. 14
EVRM) => art. 16 EVRM)
o Zie BE:
➢ Belgen: in beginsel actief & passief stemrecht + enkel Belgen in
overheidsdienst (art. 10, tweede lid GW) + in bepaalde
omstandigheden eigen onderdanen uitleveren aan vreemde staten +
verplichtingen zoals opkomstplicht verkiezingen & militaire
dienstplicht (opgeschort)
2.2 De toegang tot het grondgebied
- Niveau gewone wettelijke rechten en plichten => onderscheid Belgen en niet-Belgen
o => ongelijke behandeling mogelijk mits redelijke verantwoording
- Onderdaan van staat partij bij EVRM kan niet worden uitgezet uit grondgebied van
die staat (art. 3.1 Vierde Protocol EVRM) + burgers niet het recht worden ontnomen
om grondgebied van die staat te betreden (art. 3.2 vierde Protocol EVRM)
o Geldt niet voor vreemdelingen! => slecht toegang grondgebied indien bepaald
in Vreemdelingenwet of Europees Unierecht of specifieke int. verdragen =>
niet het geval dan toegang ontzegd
- Vreemdeling die wettig verblijft op BE grondgebied kan in beginsel niet worden
uitgezet
o Tenzij: art. 1.1 Zevende protocol EVRM
➢ Uitzetting mogelijk voordat hij die rechten kon uitoefenen, wnr in
belang openbare orde of nationale veiligheid (art. 1.2 Zevende
Protocol EVRM)
- Onwettig verblijven => bevel grondgebied te verlaten
o Mogelijks onder dwang
o Bezwaren: zie art. 3 EVRM => verhindert vreemdeling uitgewezen naar land
met risico op foltering
o Collectieve uitzetting verboden (art 9 VEU en art. 20, lid n VWEU
3. De burgers van de Europese Unie
- Burgers van LS meer rechten dan burgers niet-lidstaten in BE
7
, o Veel gevallen dezelfde rechten als Belgen (anders kan discriminatie o.g.v.
nationaliteit)
- Nationaliteit van LS = automatisch EU burger
o Burgerschap EU staat naast nationale burgerschap (er niet voor)
- EU burger geniet rechten & plichten bepaald bij Europese Verdragen (art. 20 lid 2
VWEU)
o Vier categorieën rechten (zie titel V ‘Burgerschap VWEU)
➢ 1) recht vrij op grondgebied LS te verplaatsen en verblijven
• (art. 20 lid 1, a) en art. 21 VWEU + art. 45, lid1, Handvest)
• Fundamenteel recht, maar niet absoluut
• Onderscheiden andere rechten (art. 45 tot 66 VWEU)
➢ 2) specifieke politieke rechten, nl. actief en passief kiesrecht bij
verkiezingen EU parlement en gemeenteraadsverkiezingen
• (art 20, lid1, b) en art. 22 VWEU + art. 39 en 40 Handvest)
• Zie BE: art. 8, derde-vierde lid GW
➢ 3) recht op bescherming van diplomatieke en consulaire instanties
• Art. 20 lid 1, c) en art. 23 VWEU + art. 46 Handvest
➢ 4) Specifieke rechten voor burgers ten aanzien van Europese
instellingen
Fundamentele rechten
1. De ontwikkeling van fundamentele rechten
1.1 In de Belgische Grondwet
- Belangrijkste inhoudelijke onderdelen: ‘fundamentele rechten en vrijheden’ of
grondrechten
- BE: historisch een ‘liberale’ GW + vrij democratisch op vlak politieke rechten
(nuanceren in tijdsgeest)
o ‘Burgerlijke’ en ‘politieke’ rechten (voor WO II)
➢ Negatieve verplichting => afweerrechten = overheid ervan
weerhouden zich te mengen
• Vb. vrijheid van persoon, vrijheid van meningsuiting…
o °Economische, sociale en culturele rechten (na WO II)
➢ Positieve verplichting => overheid actief optreden om bij te dragen tot
realisatie van die rechten
8
, • Vb. recht op sociale zekerheid, recht op onderwijs
1.2 In het Europees recht
1.2.1 De raad van Europa en het EVRM
- Na WO II werden fundamentale rechten terrein van int. Recht
- Raad van Europa
o Bevorderen van demo, bescherming fundamentele rechten en rechtstaat
o Leden: staten en IO’s
o Nemen van: specifieke initiatieven
➢ Vb. inzake terreurbestrijding, justitie, onderwijs…
o 47 verdragsstaten + niet-Europese staten (Canada & VS) als waarnemer
o Bevoegdheden om te beslissen => beperkt
➢ Want: intergouvernementele O => samenwerkingsverband tss. Staten.
Resultaten door verdragsstaten zelf geïmplementeerd
o Voorbereiden van inter. Verdragen
➢ vb. EVRM
• Verzekert rechten en vrijheid (art. 1 EVRM)
• Territoriaal + soms ook extraterritoriaal aanknopingspunt
o Te straatsburg:
o Organisatie:
➢ Parlementaire Vergadering
• Overlegfunctie
• Met volksvertegenwoordigers
• Overleggen over actuele uitdagingen Europa
• Stemmen resoluties of aanbevelingen
➢ Comité van Ministers
• Bevoegd: algemeen beleid, budget O…
• Hoe uitvoering geven aan resolutie en aanbevelingen AV?
• Met ministers buitenlandse zaken of diplomatieke
vertegenwoordigers
• Ministeriële conferenties mogelijk
➢ EHRM
• Specifiek mechanisme om naleving fundamentele rechten of
demo standaarden na te gaan
o Ook evolutie naar eco, sociale en culturele rechten
1.2.2 De Europese Unie en het Handvest van de grondrechten
- Kan rechtstreeks optreden => supranationale O
- Basiswaarden: ‘rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten (art. 2 VEU)
9
, - Verdragen EU voorzien toetreding tot EVRM (art. 6 lid 2, VEU)
- Eigen mensenrechten instrument => Handvest van de grondrechten van de EU met
zelfde juridische waarde als EU verdragen (art. 6, lid 1, VEU)
o Geldt enkel voor: (dus niet steeds van toepassing!)
➢ instellingen, organen en instanties van Unie zelf
➢ LS wanneer zij recht van Unie ten uitvoer brengen (art. 51 Handvest)
• Vb. bij omzetting van richtlijn in intern recht
o Inhoud: art. 8 Handvest, art. 13 Handvest
1.3 In het recht van de Verenigde Naties
- op globaal niveau mensenrechten aangenomen
o zie: BUPO & ECOSOC
2. De werking van fundamentele rechten
2.1 rechtstreekse werking
- rechtstreekse (of ‘directe’) werking => burger kan zich er rechtstreeks op beroepen
voor de BE rechter
o 2 voorwaarden:
▪ Bepaling moet op zichzelf volstaan om toepasbaar te zijn zonder dat er
verdere uitwerking of verduidelijking nodig is (objectief criterium)
▪ Is de bedoeling geweest van de partijen om rechtstreekse werking te
verlenen (subjectief criterium)
2.2 Verticale en horizontale werking
In het beginsel: verticale werking tussen burger en overheid. Het zijn rechten die burger kan
laten gelden tegen de staat. Het is NIET vanzelfsprekend om deze rechten (horizontaal)
te laten gelden tegen zijn medeburgers.
Toch een horizontaal effect! Door specifieke, bijzondere wetgeving: vb. anti-
discriminiatiewetgeving ( gelijkheidsbeginsel garanderen tussen burgers), strafrecht (bescherming
recht op fysieke integriteit), Europees recht (bescherming persoonlijke levenssfeer)
3. De voornaamste fundamentele rechten
3.1 De bescherming van de fysieke integriteit
3.1.1 Het recht op leven
Art. 2.1 EVRM: iedereen recht op leven en moet worden beschermd.
Iemand van het leven beroven kan allen: (art. 2.2 EVRM)
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SD06. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.