Paragraaf 1 t/m 3
Rechtsgeschiedenis ziet het recht als iets dat voortdurend in beweging is, terwijl het
positieve recht zich voornamelijk concentreert op het eindresultaat van die beweging.
Paragraaf 4 t/m 10
Om orde te creëren is de geschiedenis verdeeld in tijdperken op basis van
gemeenschappelijke kenmerken.
Oudheid (2000 voor christus – 590 na christus)
Germaanse stammen vestigden zich in Nederland, daaruit zijn geen geschreven
bronnen ontdekt. In het zuiden van Europa kwam het romeinse rijk tot stand. Dit
breide uit en er ontstond een rechtsstelsel. De oudste geschreven bronnen uit de 5 e
eeuw voor christus. De belangrijkste bronnen uit de 6e eeuw na christus, is de
complicatie gemaakt door justianus die het recht liet vaststellen.
Middeleeuwen (590 na christus – 1500)
Leefden drie stammen namelijk: de friezen, Saksen en Franken. Het gewoonterecht
van hen werd in de volksrechten of leges barbrorum vastgesteld. De Franken kregen
meer volkeren onder zich en lieten het recht vastleggen in de capitularia. Het
Frankische rijk onder leiding van Karel de Grote viel uiteen en Nederland ging tot het
Duitse rijk behoren. Landsheerlijkheden: heer of vrijheer oefende get hoogste gezag
uit over een gebied, ontstonden en later daaruit de gewesten. Feodale leenstelsel
Werd gekenmerkt door rechts-pluralisme: meerdere organisaties en verbanden
bestaan die het maatschappelijke leven beheersen, rechtsnormen kunnen opleggen
en de naleving ervan afdwingen. Kerkelijke en wereldlijk recht, territoriale eenheden,
personele rechtskringen hadden alle eigen recht ook wel ius proprium met een
beperkt gelding gebeid genoemd.
Hier ontstond ook een ius commune, het gemeenschappelijke recht, hieronder valt
het kerkelijk en canoniek recht dit was universeel. Het romeinse recht was ook
gemeenschappelijk wat vastgesteld stond in het corpus iuris civilis vanaf de 12 e eeuw
en kwam via een receptie in het geldende recht.
Vroegmoderne tijd/ nieuwe tijd (1500 na christus -1800)
Wereldlijke macht kreeg de overhand en er ontstond een strikte scheiding tussen
privaat en publiekrecht. De receptie van het romeinse recht vond in het noord-
Europa plaats. Er ontstond een nieuwe traditie: het natuurrecht en het juridische
humanisme, wilde het corpus iuris interpreteren zoal die oorspronkelijk bedoeld
moest zijn door de romeinse keizer.
Moderne/ nieuwste tijd (1800 na christus – 1945)
Rechtsgeschiedenis
2 Leerjaar 1, 2020/2021
LMV
, Overheid legde grote, autonome delen van het recht vast in systematische
wetboeken, dit wordt codificatie genoemd. Inheems recht dat in meer of mindere
mate romeins en ook canoniek recht had gerecipieerd en de ideeën van de
natuurrechtelijke juristen. Een van de eerste belangrijke wetboeken was: Code civil
1804. Nadat de Franse bezetter uit Nederland weg was, ontstond in 1815 het
koninkrijk der Nederlanden. Daar werd het oude burgerlijk wetboek in 1838
gepubliceerd.
Huidige tijd (1945-heden)
Toenemende eenwording van Europa door vorming van de Europese Unie. De
gemeenschappelijke interne markt vereiste een standaardisering van het recht, dit
lijkt op een nieuwe ius commune.
Paragraaf 10 t/m 12
In het Engeland heeft geen receptie van het romeinse recht plaatsgevonden en is het recht
nooit gecodificeerd. De gemeenschappelijke rechtscultuur is civiliasn tradition en is
voortgekomen uit het gewoonterecht en ontwikkeld tot common law, later is daar Equity
bijgekomen.
Verklaring scheiding cicilian common Law Tradition:
In 1066 voerde Willem de Veroverraar het leenstelsel in, al het grondgebruik was direct of
indirect van de koning als hoogste leenheer. Er heerste net als bij alle anderen
gewoonterecht maar, er was reden voor hernieuwing. In de contineten kwamen ze tot het
romeinse recht en zochten vernieuwingen in elementen uit een ander vreemd rechtsstelsel
legal transplant.
In Engeland werd de vernieuwing gezocht in een modernisering van het bestaande
gewoonterecht door het instellen van rondtrekkende rechters justice in eyre.
Twaalf gezworenen (juros) moesten oordelen over de feiten en de justice eyre deed
uitspraak. Ze zagen af van codificatie en common law, omdat het voor het hele land geldt.
Beginsel van stare dicisis: rechter is aan eerdere rechtelijke uitspraken gebonden in
vergelijkbare gevallen (alleen in Engeland).
Paragraaf 13 t/m 14
Het corpus iuris is sinds de middeleeuwen bepalend geworden voor de gemeenschappelijke
rechtscultuur voor continentaal Europa. Wordt vergeleken met de romeinse god janus, die
twee gezichten heeft. De ene kijkt naar het verleden en der ander naar de toekomst. Dit was
het uitgangspunt van de westerse rechtswetenschap en een van de pijlers van het huidige
privaatrecht en is een afsluiting van de rechtsontwikkeling in de oudheid.
De middeleeuwse juristen zagen het corpus iuris als de wetgeving van keizer Justianus die op
een moment in de geschiedenis was afgekondigd en streefde ernaar om die wetgeving
betekenis te geven voor hun eigen dagen door onder meer de teksten zonder interne
tegenspraak te interpreteren. Er werd een tweede leven gegeven aan het romeinse recht.
Het romeins recht werd in de receptie verder ontwikkeld tot het corpus iuris. Het derde
leven van het romeins recht in de 19e eeuw is te herleiden naar het gerecipieerde romeinse
recht dat is gevormd in de vroegmoderne periode.
Rechtsgeschiedenis
2 Leerjaar 1, 2020/2021
LMV
, Paragraaf 25 t/m 26
Na de dood van Theodosius de Grote (346-395) was het romeinse rijk opgesplitst in oost en
west. Het oosten was gevestigd in Constantinopel. Het westen werd aan het einde van de 5 e
eeuw binnengevallen door de Germanen en de keizer werd in 476 afgezet. Justinaus was
keizer van oost en beschouwde zich keizer van het gehele rijk. Hij wilde west veroveren en
een goeddienst en een codificatie van het recht uitvoeren. Het recht bestond uit leges:
keizerlijke constituties, oude wetten en oude juristenrecht uit de klassieke periode. De oude
juristenwerken werden opnieuw bekeken (Paulus, Papinianus en Ulpianus). Het recht was
dus overgeleverd aan heel veel kernbronnen: recht uit de bron kan worden gekend en
rechtsbronnen heeft een zelf verbindende kracht.
Paragraaf 27 t/m 28
Het romeinse wetgevingsideaal was het ordenen van de leges en ius in complicaties, dit
bestaande uit het verzamelen, bewerken en ordenen. De eerste poging om het oude
juristenrecht te ordenen was in de citeerwet: lex citandi in 426. In 438 werd in het oosten
de Codex Theodosianus uitgevaardigd, dit was een officiële verzameling van keizerlijke
instituties vanaf keizer Constantijn.
Rechtsscholen zorgden ervoor dat de kans van het codificeren groter was. Heir werden de
instituten van Gaius ( leerboeken uit de 2e eeuw) gebruikt en de commentaren van de
klassieke jusristen op het ius civile en op het Edict.
Paragraaf 29 t/m 31
Justinianus wilde het recht volledig codificeren: juristen (ius) en keizerrecht (leges).
Dit leidde tot drie teksten:
Codex
Complicatie keizerlijke constituties (/529,534). Commissie van 10 persoenen verzamelde
de leges en vatte die samen in 1 codes. Ondergebracht in 12 boeken onderverdeeld in
titels.
- Boek 1: kerkelijk recht, rechtsbronnen en kanselerij.
- Boek 2-8: privaatrecht
- Boek 9: strafrecht
- Boek 10-12: belasting- en bestuursrecht
Instituten
Leerboelen voor beginnende studenten (533). Naar model van de instituten van gaius
Digesten
Complicatie van oud juristenrecht (/533_. In elk fragment (lex) geven de compilatoren
aan van welke jurist en uit welk werk de teksten afkomstig was. Opgebouwd uit 50
boeken die onderverdeeld zijn in titels met ieder een eigen onderwerp.
Van de constituties van Justinianus zelf werden Novellen gemaakt, dit zijn particuliere
verzamelingen, werden in de middeleeuwen tot het corpus iuris opgenomen, vooral in het
Grieks geschreven want die taal spraken ze in het oosten.
Rechtsgeschiedenis
2 Leerjaar 1, 2020/2021
LMV
, Justiniananus stelde commissies op die de codex en digesten samen moesten samenstellen
en zij kregen de opdracht om waar nodig de tekst te wijzigen. Deze wijzigingen worden
interpolaties genoemd. De compilatoren van de digesten hebben de fragmenten
geselecteerd, losgemaakt uit hun oorspronkelijke context en opnieuw gerangschikt van
andere fragmenten waar geen enkele samenhang mee was. De compilatoren moesten
onderlinge tegenspraak in de teksten wegwerken, dit lukte niet altijd dit zorgde voor nieuwe
tegenspraak door het veranderen.
Paragraaf 32 t/m 40
De codex was eerst de codex ventus een die raakte al snel verouderd door de komst van de
digesten en instituten. De teksten in de instituten waren vooral descriptief en beschreven
het recht in algemene bewoordingen. De teksten in de digesten en codex waren meer
casuïstisch, zij gingen in op rechtsvragen die zich in een concreet geval hadden voorgedaan
met alle daarbij behorende bijzonderheden.
Paragraaf 222 t/m 225
Delicten uit het corpus iuris civilis twee benaderingen van buitencontractuele
aansprakelijkheid (onrechtmatige daad)
Tot 1625 beschreven de juristen het uitsluitend in een Romeinsrechtelijke structuur
en een terminologie die was gebaseerd op de romeinse delicten. Corpus iuris vormde
daar de basis voor tot de middeleeuwen.
Rond 1620 schreef Hugo de Groot zijn inleiding tot de Hollandse rechtsgeleerdheid,
waarin hij het beschreef in aansluiting op de restitutieleer van de theologen die
behoorden tot de vroegmoderne scholastiek. Beschouwden het toebrengen van
schade als een verstoring van de natuurlijke orde. Dit moest hersteld worden door
het toegebrachte verlies ongedaan te maken. De kerngedachte is, eenieder die door
zijn fout een ander schade aanbrengt dit moet goed maken.
Delictenrecht is volgens de eerste titel van het vierde boek van de instituten van Justinianus,
dicht gebleven bij de bewoordingen zoals Justinianus het heeft afgekondigd.
Er zijn vier wijzen waaruit een verbintenis kan ontstaan:
- Uit contract
- Als ware uit contract
- Uit delict
- Als het ware uit delict
Verbintenissen zijn verplichtingen om een prestatie te verrichten. Bij de totstandkoming van
ene contract krijg je een verplichting tot het betalen van een bepaald bedrag en de verkoper
moet het product leveren. Romeinse delicten zijn: diefstal, roof, onrechtmatig toegebrachte
schade en krenking.
Paragraaf 243 t/m 247
Inst. 4.3 behandelt de Lex Aquilia: dit regelt de aansprakelijkheid voor het delict
(onrechtmatig toegebrachte schade). Onder schade wordt verstaan: beschadiging van zaken.
De vordering tegen de laedens (dader) is de actio legis quiliae en daarmee wordt ene boete
gevorderd.
Rechtsgeschiedenis
2 Leerjaar 1, 2020/2021
LMV
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LMV2020. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.13. You're not tied to anything after your purchase.