Histologie : bindweefsel
Algemeen
Verbinden : cellen, spierbundels, beenderen aan elkaar
Verbinden spieren aan beenderen
Meest verspreide weefseltype in het lichaam in alle organen
Relatief weinig cellen en relatief veel extracellulaire matrix
Veel subtypes
FUNCTIES :
1. Steunfunctie (skelet, individuele weefsels en organen)
2. Transport (bloed, transport van cellen en stoffen (VS, afvalstoffen, hormonen) tussen
verschillende delen van het lichaam)
3. Bescherming/ verdediging (tegen verspreiding micro-organismen)
4. Herstel (wondgenezing)
5. Opslagfunctie: resere aan vocht, eiwitten, ionen…
a. voeding van andere weefsels zoals epithelen
b. opslag van vet thermoregulatie
Embryologie
BW afkomstig van mesoderm waaruit kiemweefsel (mesenchym) ontwikkelt
Mesencymcellen migreren door lichaam en vormen verschillende soorten BV
Een aantal cellen die in BW voorkomen zijn gedifferentieerd uit beenmergstamcellen
Extracellulaire matrix
Matrix = intercellulair materiaal tussen de cellen
1
, Matrix bestaat uit
grondsubstantie (aangemaakt door specifieke celtypen)
eiwitvezels (aangemaakt door specifieke celtypen)
weefselvloeistof (intermediair medium voor transport)
Eigenschappen van matrix en eiwitvezels bepalen de structurele kenmerken van BW
BW kan zacht en gel-achtig, hard en rigide, taai, fijnmazig zijn
Grondsubstantie
vormt verbinding tussen cellen en eiwitvezels in BW
heeft hoge viscositeit waardoor er een belemmering is in de verspreiding van micro-
organismen en vreemde partikels
bestaat uit
o vaste grondstubstantie
proteoglycanen (eiwitketen met glycosaminoglycanen gebonden)
structurele glycoproteïnen
o watermoleculen gebonden aan vaste substantie
Proteoglycanen
Proteoglycanen = centrale eiwitketen met hierop glycosaminoglycanen (GAG) gebonden, meestal te
vinden als proteoglycaanaggregaten
ongesulvateerd:bv. hyaluronzuur
gesulvateerd: bv. keratansulfaat, dermatansulfaat, heparine, heparansulfaat,
chondroïtinesulfaat…
o bestaan uit uronzuur en hexosamine die proteoglycanen vormen
glucosaminoglycanen zijn hydrofiel
glycosaminoglycanen = lineaire polysacchariden, opgebouwd uit lange ketens van dissachariden die
bestaan uit een uronzuur en hexosamine (N-acteyl-glucosamine of N-acetyl-galactosamine)
bacteriën (bv. streptokokken) die hyaluronidase produceren verminderen viscositeit van
grondsubstantie: sterk invasief vermogen
Glycoproteïnen
glycoproteïnen = complexen van eiwitten (domineert hier sterker dan in GAG) en koolhydraten (zijn
hier kleiner) spelen een rol bij interacties tussen cellen en hechting van cel aan vezels of andere
componenten van extracellulaire matrix
2
Algemeen
Verbinden : cellen, spierbundels, beenderen aan elkaar
Verbinden spieren aan beenderen
Meest verspreide weefseltype in het lichaam in alle organen
Relatief weinig cellen en relatief veel extracellulaire matrix
Veel subtypes
FUNCTIES :
1. Steunfunctie (skelet, individuele weefsels en organen)
2. Transport (bloed, transport van cellen en stoffen (VS, afvalstoffen, hormonen) tussen
verschillende delen van het lichaam)
3. Bescherming/ verdediging (tegen verspreiding micro-organismen)
4. Herstel (wondgenezing)
5. Opslagfunctie: resere aan vocht, eiwitten, ionen…
a. voeding van andere weefsels zoals epithelen
b. opslag van vet thermoregulatie
Embryologie
BW afkomstig van mesoderm waaruit kiemweefsel (mesenchym) ontwikkelt
Mesencymcellen migreren door lichaam en vormen verschillende soorten BV
Een aantal cellen die in BW voorkomen zijn gedifferentieerd uit beenmergstamcellen
Extracellulaire matrix
Matrix = intercellulair materiaal tussen de cellen
1
, Matrix bestaat uit
grondsubstantie (aangemaakt door specifieke celtypen)
eiwitvezels (aangemaakt door specifieke celtypen)
weefselvloeistof (intermediair medium voor transport)
Eigenschappen van matrix en eiwitvezels bepalen de structurele kenmerken van BW
BW kan zacht en gel-achtig, hard en rigide, taai, fijnmazig zijn
Grondsubstantie
vormt verbinding tussen cellen en eiwitvezels in BW
heeft hoge viscositeit waardoor er een belemmering is in de verspreiding van micro-
organismen en vreemde partikels
bestaat uit
o vaste grondstubstantie
proteoglycanen (eiwitketen met glycosaminoglycanen gebonden)
structurele glycoproteïnen
o watermoleculen gebonden aan vaste substantie
Proteoglycanen
Proteoglycanen = centrale eiwitketen met hierop glycosaminoglycanen (GAG) gebonden, meestal te
vinden als proteoglycaanaggregaten
ongesulvateerd:bv. hyaluronzuur
gesulvateerd: bv. keratansulfaat, dermatansulfaat, heparine, heparansulfaat,
chondroïtinesulfaat…
o bestaan uit uronzuur en hexosamine die proteoglycanen vormen
glucosaminoglycanen zijn hydrofiel
glycosaminoglycanen = lineaire polysacchariden, opgebouwd uit lange ketens van dissachariden die
bestaan uit een uronzuur en hexosamine (N-acteyl-glucosamine of N-acetyl-galactosamine)
bacteriën (bv. streptokokken) die hyaluronidase produceren verminderen viscositeit van
grondsubstantie: sterk invasief vermogen
Glycoproteïnen
glycoproteïnen = complexen van eiwitten (domineert hier sterker dan in GAG) en koolhydraten (zijn
hier kleiner) spelen een rol bij interacties tussen cellen en hechting van cel aan vezels of andere
componenten van extracellulaire matrix
2