Samenvatting Essential Cell Biology 4e editie: Hoofdstuk 1 t/m 8
12 views 0 purchase
Course
Moleculaire Cel Biologie (BB1MOL14)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Essential Cell Biology
Deze samenvatting hoort bij het boek Essential Cell Biology 4e editie. De samenvatting bevat veel afbeeldingen uit het boek. Een paar afbeeldingen zijn van internet. Het boek is in het Engels maar de samenvatting is geschreven in het Nederlands (met soms wat Engelse begrippen). De samenvatting best...
TEST BANK FOR ESSENTIAL CELL BIOLOGY 4TH_ EDITION ALBERTS| Graded A+
TEST BANK FOR ESSENTIAL CELL BIOLOGY, FOURTH EDITION
Test Bank For Essential Cell Biology 4TH Edition Alberts - All Chapters GradedA+
All for this textbook (16)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Moleculaire Levenswetenschappen
Moleculaire Cel Biologie (BB1MOL14)
All documents for this subject (6)
Seller
Follow
estherkoelewijn99
Reviews received
Content preview
Essential Cell Biology (Fourth Edition)
Chapter ONE - Cells: The Fundamental Units of Life
µm = 10⁻⁶ nm = 10⁻⁹
Alle levende dingen (organismen) zijn opgebouwd uit cellen. Cellen kunnen zichzelf kopiëren door te
groeien en daarna in tweeën splitsen. De meest simpele vorm van het leven zijn alleen levende cellen.
‘Hogere’ organismen zijn gemeenschappen van cellen die zijn gegroeid en gesplitst van de grondlegger
cel. Elke cel heeft hierbij zijn eigen gespecialiseerde functie.
Cellen zijn niet allemaal hetzelfde. Verschillende cellen hebben verschillende afmetingen en
verschillende vormen. Cel in de oppervlaktelaag van een plant is stevig en niet beweeglijk. Een
macrofaag kruipt door weefsels en kan steeds een nieuwe vorm maken. Ze zijn ook divers in
chemische eisen. Sommige hebben zuurstof nodig en andere niet. Al deze verschillen reflecteert
verschillen in functie.
Alle cellen zijn aan de binnenkant in principe erg gelijk. In alle organisme wordt genetische informatie
(genen) gedragen door DNA moleculen. In elke cel:
- … is DNA opgebouwd uit nucleotiden
- … wordt d.m.v. transcriptie RNA gemaakt uit DNA
- … vindt er translatie plaats, waarbij RNA wordt vertaald naar een eiwit.
DNA → RNA → Eiwit = centrale dogma (erg belangrijk/dient tot grondslag van het leven)
Het uiterlijk en gedrag van een cel zijn voor een groot deel bepaald door zijn eiwitten. Eiwitten zijn
gemaakt uit aminozuren (20 aminozuren). Aminozuren zijn in verschillende volgordes gebonden, dit
geeft elk eiwit een verschillende driedimensionale vorm (conformatie). Virussen leven niet, maar
hebben wel DNA/RNA. Ze kunnen zichzelf niet reproduceren. Ze kopiëren zichzelf door een gastheer
te zoeken.
Een cel reproduceert door DNA te kopiëren en in tweeën te splitsen. Het kopiëren gaat niet altijd
goed, hierdoor ontstaan mutaties die het DNA veranderen. Dochtercellen zijn daarom niet altijd exact
gelijk aan de moedercel. Mutaties kunnen een voordeel of nadeel hebben, waardoor ze een grotere of
kleinere kans hebben om te overleven en te reproduceren. Mutaties kunnen ook neutraal zijn (geen
voordeel of nadeel). Bij seksuele reproductie wordt het DNA van twee cellen verenigd. Het genetische
materiaal wordt verdeeld in nieuwe combinaties. Evolutie = proces waarbij levende soorten
gemodificeerd en aangepast worden aan hun omgeving op steeds hoger ontwikkelde manieren →
mutaties en natuurlijke selectie.
Genoom = de hele volgorde van nucleotiden in een organismes DNA. Elke cel van een organisme bevat
dezelfde genetische informatie. Maar d.m.v. genexpressie worden verschillende eiwitten gemaakt in
verschillende cellen, waardoor elke cel een eigen functie krijgt (dit ligt ook aan waar hij zich begeeft).
17e eeuw (Robert Hooke & Antoni van Leeuwenhoek) → microscoop uitgevonden. Lichtmicroscopen
gebruiken zichtbaar licht om proefstukken te verlichten. Het gebruik van licht heeft een limiet van
scherpte, hele kleine details kunnen niet meer scherp worden gemaakt met een lichtmicroscoop
(kleiner dan 0,2 µm). Elektronenmicroscoop (uitgevonden 1930s) gebruiken stralen van elektronen.
Hierdoor zijn de fijne details wel te zien (details tot wel een paar nanometer). Cel theorie: Alle levende
cellen zijn gevormd uit groei en splitsing van bestaande cellen.
Elke cel is ongeveer 5-20 µm. Een cel heeft een scherp afgebakende grens: omsluitende membraan.
Daarnaast ook een celkern, die zich in het midden van de cel bevindt. Cytoplasma begeeft zich rondom
de celkern en vult het inwendige van de cel → transparante substantie met organellen. Fluorescentie
microscopen (limiet van resolutie 20 nm), kleuren delen van de cel, die vervolgens onder de
microscoop fluorescent oplichten.
,Essential Cell Biology (Fourth Edition)
Lichtmicroscopie → weefsel moet gefixeerd worden (onbeweeglijk maken), inbedding in vaste
wax/hars, in kleine plakjes worden gesneden en worden gekleurd voordat je het kan bekijken.
Bij elektronenmicroscopie dezelfde procedures nodig, maar de plakjes moeten veel dunner en je kan
alleen maar naar dode (niet natte) cellen kijken. Organellen worden zichtbaar. De membraan die het
inwendige van het uitwendige scheidt is het plasma membraan. Membranen rondom organellen zijn
inwendige membranen. Er zijn twee soorten elektronenmicroscopie:
- Transmission electron microscope → vergelijkbaar met lichtmicroscoop, maar straal van
elektronen en gebruikt magnetische spoel om de straal te focussen i.p.v. glazen lenzen.
- Scanning electron microscope → om te kijken naar het oppervlakte details van cellen en
andere structuren.
PANEL 1-1
Lichtmicroscoop → limiet van 0,2 µm. Dit komt door de golflengte van het licht, niet door de kwaliteit
van de lenzen. 3 dingen nodig om cellen te zien in een lichtmicroscoop:
- Helder licht moet worden gericht op het proefstuk door lenzen in ‘the condenser’
(condensator)
- Proefstuk moet voorzichtig zijn voorbereid om te laten toelaten dat het licht erdoorheen kan.
- Geschikte set van lenzen (‘objective’ en ‘eyepiece’) moet worden gerangschikt om een scherp
beeld van het proefstuk te creëren.
Fluorescentie microscopie → fluorescente kleurstoffen gebruikt om een cel aan te kleuren. Twee filters
aanwezig. De eerste filter, filtert het licht voordat het, het proefstuk bereikt. Deze filter laat alleen
golflengtes door die de fluorescente kleurstof ‘opwinden’. De tweede filter blokkeert het licht en laat
alleen de uitgestraalde golflengtes van het kleurstof door. Aangekleurde objecten zijn helder gekleurd,
de achtergrond is zwart.
Confocal Microscopy → speciaal type fluorescentie microscoop. Maakt een afbeelding door het
proefstuk te scannen met een laser straal.
Transmission electron microscopy → details van ongeveer 1 nm
Scanning Eelctron microscopy → details tussen 3 nm en 20 nm.
X-ray Crystallography → nog kleinere objecten, zoals 3D structuur van eiwitten.
Eukaryoten = organismen wiens cellen een celkern hebben. Prokaryoten = organismen wiens cellen
geen celkern hebben (bacteriën en archaea). Prokaryoten zijn meestal bolvormig, staafvormig of
spiraalvormig. De meeste een paar micrometers lang. Ze hebben vaak een celwand. De cellen
reproduceren snel, door in tweeën te splitsen (zeker als er veel voedsel aanwezig is). Ze kunnen snel
evolueren (resistent worden), omdat het er veel zijn, snel kunnen groeien en genetisch materiaal
kunnen overbrengen d.m.v. conjugatie.
Prokaryoten, de meeste leven eencellig (niet altijd!), zijn enorm divers in leefomgeving en chemische
eisen (zuurstof nodig?). Mitochondriën zijn waarschijnlijk geëvolueerd uit aerobe bacteriën die een
symbiose vormen met voorouders van eukaryote cellen (endosymbiose). Dit is te zien aan het feit dat
mitochondriën een dubbelmembraan hebben en eigen DNA bevatten. Sommige prokaryote doen aan
fotosynthese. De chloroplasten zijn waarschijnlijk ook geëvolueerd uit fotosynthetische bacteriën.
DNA cirkelvormig in het cytoplasma
Eukaryoten cellen zijn (in het algemeen) groter en meer ‘uitgewerkt’ dan prokaryoten. Sommige
eencellig, andere meercellig. Alle eukaryoten hebben een celkern en organellen. Celkern heeft twee
membranen ‘the nuclear envelope’. Het bevat de DNA moleculen van een organisme.
Mitochondriën zorgen voor de energie in de cellen. Ze produceren ATP uit bv. suikers.
→ ‘celullar respiration’. Mitochondriën bevatten eigen DNA en reproduceren door in
, Essential Cell Biology (Fourth Edition)
tweeën te delen. Mitochondriën hebben twee membranen.
Chloroplasten komen voor bij planten (en algen). Chloroplasten hebben
ook twee membranen. Ze bevatten ook het groene kleurstof chlorofyl. Ze
zorgen voor de fotosynthese. Ze zorgen ervoor dat planten hun energie
krijgen van zonlicht. Ook chloroplasten hebben hun eigen DNA en
reproduceren door in tweeën te delen.
Endoplasmatisch reticulum (zit vast aan de celkern) is een onregelmatig
doolhof. Zorgt voor de secretie van eiwitten. In het ER zijn meestal ook
ribosomen aanwezig. Golgi apparaat modificeert en verpakt moleculen
gemaakt in het ER en die buiten de cel gaan of naar een ander cel compartiment
gaan. Lysosomen zijn kleine organellen die zorgen voor intracellulaire vertering
van ongewenste moleculen. Peroxisomen zijn kleine vesicles die waterstofperoxide
gebruiken om giftige moleculen te inactiveren. Transport vesicles vervoeren
materialen tussen membraan omsluitende organellen. Er is een continue
uitwisseling van materialen tussen ER, Golgi en lysosomen. Transport vesicles
bemiddelen dit proces → ook endocytose/exocytose (vesicles fuseren met
membraan)
Cytosol = cytoplasma zonder organellen → vinden veel reacties plaats (vb. maken
van eiwitten door ribosomen).
Cytoskelet = systeem van eiwitfilamenten → 3 typen:
- Actine filamenten: dunst, volop in eukaryote cellen, komen sterk voor in
spiercellen (spier contractie).
- Microtubules: dikst, hol, helpen bij trekken van chromosomen bij celdeling.
- Intermediate filamenten: verstevigen de cel.
Deze drie soorten (samen met andere eiwitten) vormen ‘touwen/motors/balken’ die zorgen voor de
mechanische sterkte, vorm en beweging van de cel.
Interieur van een cel is constant in beweging → dikke erwtensoep. Motor eiwitten rollen voort over
de filamenten (dragen organellen/eiwitten)
Theorie over voorvader van eukaryote cel: Eukaryote cel was een predator, had grootte afmeting,
flexibele membraan en cytoskelet nodig om te bewegen en te eten. Protozoans → sommige
vleesetende micro-organismen (niet allemaal), beweegt door trilharen
Modelorganismen → snel delende organismen zijn geschikt voor genetische manipulatie.
Muticellulaire transparante organisme geschikt voor ontwikkeling van interne weefsels en organen
- E. coli → reproduceert snel (in simpel nutriënt bouillon), hoe cellen DNA repliceren en hoe ze
deze informatie omzetten in eiwitten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller estherkoelewijn99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.