Deze samenvatting bevat de gehele reader van biochemie. Deze reader krijg je in het eerste jaar vanuit de opleiding. Dit is een goede samenvatting om te leren voor je tentamen biochemie (misschien heet het tegenwoordig anders, maar check de stof even).
H1
!
moleculaire
samenstelling
en
opbouw
van
het
menselijk
lichaam.
§1
Wat
is
biochemie?
Biologie
=
leer
van
het
leven,
bestudeerd
het
leven
in
al
zijn
facetten.
Chemie
=
bestudeerd
chemische
processen.
Biochemie
gaat
ervan
uit
dat
alle
verschijnselen
in
levende
organismen
kunnen
worden
verklaard
door
scheikundige
processen.
§2
Kenmerken
van
leven
Organisme
=
een
eenheid
van
leven(opgebouwd
uit
levenloze
moleculen,
en
uit
cellen)
Levende
organismen
onderscheiden
zich
van
levenloze
dingen
door:
∗ een
hoge
mate
van
ordening.
Het
zelf
in
stand
houden
van
die
ordening
en
uitbreiding
door
groei
en
voortplanting
dit
betekend
op
moleculair
niveau:
Stofwisseling
of
metabolisme
=
organisme
voortdurend
bezig
met
het
aanmaken
van
moleculen
die
voor
zijn
bestaan
belangrijk
is.
∗ opgebouwd
uit
cellen
(cel
=
kleinste
eenheid
van
leven)
o prokaryoten
=
cel
zonder
celkern,
DNA
ligt
los
in
de
cel
o euraryoten
=
cel
met
celkern,
DNA
bevindt
zich
in
de
celkern,
bevat
organellen
waarin
de
chemische
reacties
plaats
vinden.
Dood
gaan
=
(op
moleculair
niveau)
het
metabolisme
is
ontregeld
en
loopt
vast.
Oorzaken
hiervoor
zijn:
∗ Metabolisme
raakt
in
de
war
door
ziekte
of
vergiftiging
∗ tekort
aan
bouwstenen
of
energie
(uithongering)
§3
Elementen
van
levende
organismen
Atomen
=
bouwstenen
van
moleculen.
Elementen
=
de
verschillende
soorten
atomen
Belangrijkste
chemische
elementen
van
het
menselijk
lichaam,
Belangrijkste
elementen
voor
het
totale
deze
vormen
bijna
99%
van
het
gewicht
van
de
meeste
cellen:
menselijk
lichaam:
∗ Waterstof
(H)
∗ Zuurstof
(O)
∗ Koolstof
(C)
∗ Stikstof
(N)
Bij
de
mineralen
in
de
tabel
hiernaast
is
alleen
chloor
(Cl)
aanwezig
als
negatief
geladen
ion,
de
rest
als
positief
geladen
ionen.
De
spore-‐elementen
in
de
tabel
hiernaast
zijn
is
hele
lage
concentraties
aanwezig
in
het
menselijk
lichaam.
Ze
zijn
echter
toch
belangrijk:
∗ tekort
aan
ijzer
veroozaakt
bloedarmoede
∗ tekort
aan
jodium
veroorzaakt
struma:
opgezwollen
schildklier.
§4
bouwstenen
van
bio-‐polymeren
Biopolymeer
=
biomoleculen
die
zijn
opgebouwd
als
een
keten
van
bouwstenen
met
min
of
meer
dezelfde
structuur.
dit
zijn
de
bouwstenen
van
bijv.
organelllen.
,Vier
soorten
biopolymeren:
∗ Eiwitten(opgebouwd
uit
aminozuren)
o regelen
elke
chemische
reactie
in
het
lichaam
∗ Koolhydraten/suikers(opgebouwd
uit
enkelvoudige
suikers/monosachariden)
o belangrijk
als
energiebron
∗ Lipiden(opgebouwd
uit
vetzuren
en
glycerol)
o belangrijk
als
reservestof
in
vetweefsel
o bouwstenen
van
membranen
die
de
organellen
afgrenzen.
∗ Nucleïnezuren=DNA&RNA
(opgebouwd
uit
mononucleotiden)
o belangrijk
voor
de
opslag
van
erfelijke
informatie.
Overzicht
van
de
verschillende
niveaus
van
de
organisatie
§5
waardoor
worden
verschillen
tussen
organismen
en
cellen
veroorzaakt.
Erfelijk
informatie
ligt
opgeslagen
in
het
DNA
Cellen
hebben
hetzelfde
erfelijk
materiaal
maar
zien
er
toch
anders
uit,
komt
doordat
die
cellen
andere
eiwitten
maken,
informatie
om
de
eiwitten
te
maken
licht
in
het
DNA.
RNA
wordt
gebruikt
om
de
eiwitten
te
maken.
§6
Water
Water
=
belangrijkste
bestanddeel
van
levende
organismen.
Iedere
lichaamscel
75-‐85%
uit
water.
!
Water
heeft
een
hoog
vries
en
kookpunt
voor
zo’n
klein
molecuul
(100E
C).
Dit
komt
door
het
polaire
karakter
van
water.
Door
dit
polaire
karakter
is
water
ook
een
uitstekend
oplosmiddel
voor
polaire
verbindingen
en
zouten.
Hieronder
is
dat
te
zien.
, Functies
water:
∗ oplosmiddel
voor
eiwitten
en
ionen
∗ medium
waarin
chemische
reacties
zich
afspelen.
Losse
moleculen
kunnen
de
reactie
met
elkaar
aangaan
doordat
in
water
allerlei
stoffen
zijn
opgelost.
∗ betrokken
bij
chemische
reacties.
belangrijkste
reacties:
hydrolyse:
splitsing
van
een
polymeer
(water
gebruikt
voor
de
pijl)
verbranding:
omgekeerde
van
een
hydrolyse
reactie
(water
gebruikt
na
de
pijl)
∗ transportmiddel,
zowel
buiten
(bloed)
als
binnen
de
cel
∗ betrokken
bij
temeratuurregulatie
(door
verdamping,
transpireren)
Metabolisch
water
=
water
dat
in
het
organisme
wordt
gevormd
als
gevolg
van
stofwisselingsprossen.
H2!Aminozuren
en
eiwitten
(proteinen)
§1
Inleiding
Alle
levende
cellen
bevatten
eiwitten(proteinen).
§2
Aminozuren
Aminozuren
zijn
de
bouwstenen
van
eiwitten.
20
aminozuren
die
normaal
voorkomen
in
eiwitten.
Elk
aminozuur
bevat
2
functionele
groepen:
∗ Aminogroep
(NH2)
=
basische
groep
die
een
H+
ion
kan
opnemen.
∗ Carbonzuurgroep
(COOH)
=
zure
groep
die
een
H+
ion
kan
afsplitsen.
Kunnen
voorkomen
als
(afhankelijk
van
de
pH
van
het
milieu)
:
∗ zwitterion
=
neutraal
deeltje
met
een
positieve
en
negatieve
elektrische
lading
∗ positief
elektrisch
geladen
deeltje
=
ion
met
een
elektron
te
weinig,
dus
meer
protonen
in
de
kern
dan
elektronen
eromheen
in
de
elektronen
wolk.
∗ negatief
elektrisch
geladen
deeltje
=
ion
met
een
elektron
te
veel,
dus
minder
protonen
in
de
kern
dan
elektronen
eromheen
in
de
elektronen
wolk.
Iso-‐elektrisch
punt
=
de
karakteristieke
pH
van
elk
aminozuur
waarbij
de
netto
lading
0
is.
Naast
en
aminogroep
en
een
carbonzuurgroep
bevatten
aminozuren
een
restgroep
die
het
verschil
bepaald
tussen
aminozuren.
Op
basis
van
de
restgroep
zijn
aminozuren
in
te
delen
in
4
groepen:
∗ apolaire
aminozuren
=
aminozuren
met
een
niet-‐polaire
restgroep
(restgroep
zonder
OH
of
NH
groepen)
∗ polaire
aminozuren
=
aminozuren
met
een
polaire
restgroep
(restgroep
met
OH
of
NH
groepen)
∗ zure
aminozuren
=
aminozuren
met
een
tweede
carbonzuurgroep
in
de
zij
keten
∗ basische
aminozuren
=
aminozuren
met
een
extra
basische
groep
in
de
zij
keten.
essentiële
aminozuren
=
aminozuren
die
wij
zelf
niet
kunnen
synthetiseren
en
dus
via
het
voedsel
opgenomen
moeten
worden.
hydrofiel
=
stoffen
die
goed
mengen
met
water
(
met
een
OH
of
NH
groep
)
hydrofoob
=
stoffen
die
slecht
mengen
met
water
(
zonder
een
OH
of
NH
groep
)
zijn
erg
belangrijk
bij
het
vormen
van
de
tertiaire
structuur
van
een
eiwit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lindevangrieken. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.