Alle aantekeningen van de hoorcolleges van prof. mr. R.M. Wibier tijdens de Master Rechtsgeleerdheid 2020/2021 voor het vak Verdiepend Goederen- en Insolventierecht.
Alle hoorcolleges Verdiepend Goederen- en Insolventierecht Master
Rechtsgeleerdheid 2020/2021
Inhoudsopgave
Alle hoorcolleges Verdiepend Goederen- en Insolventierecht Master Rechtsgeleerdheid 2020/2021..1
Hoorcollege 1: Goederen- en insolventierecht...................................................................................2
Hoorcollege 2: Verdiepend Goederen- en Insolventierecht...............................................................5
Hoorcollege 3: Verdiepend Goederen- en Insolventierecht...............................................................7
Hoorcollege 4: Verdiepend Goederen- en Insolventierecht.............................................................10
Hoorcollege 5: Verdiepend Goederen- en Insolventierecht.............................................................14
Hoorcollege 6: Verdiepend Goederen- en Insolventierecht.............................................................17
Hoorcollege 7: Verdiepend Goederen- en Insolventierecht.............................................................22
Hoorcollege 8: Verdiepend Goederen- en Insolventierecht.............................................................28
Hoorcollege 9: Verdiepend Goederen- en Insolventierecht.............................................................30
Hoorcollege 10: Verdiepend Goederen- en Insolventierecht...........................................................34
Hoorcollege 11: Verdiepend Goederen- en Insolventierecht...........................................................43
1
,Hoorcollege 1: Goederen- en insolventierecht
Waar gaat het goederenrecht over?
Overdracht van goederen. Goederen zijn zaken en vermogensrechten. Zaken (artikel 3:2 BW): voor
menselijke beheersing stoffelijke objecten. Binnen de categorie zaken, twee subcategorieën:
roerende en onroerende zaken. De manier van levering verschilt. Onroerende zaken zijn
registergoederen. Levering ligt in artikel 3:89 BW. Voor roerende zaken geldt een andere
leveringsformaliteit (artikel 3:90 BW). Verschil tussen roerende en onroerende goederen:
onroerende goederen zijn goederen die duurzaam met de grond zijn verenigd (art. 3:3 lid 1 BW).
Roerende goederen liggen besloten in artikel 3:3 lid 2 BW, zijn alle goederen die niet onroerend zijn.
HR Portacabin: roerend/onroerend - het komt aan op de objectieve bedoeling van de bouwer, zoals
die bedoeling naar buiten blijkt. Definitie vermogensrechten ligt in artikel 3:6 BW. Voorbeeld:
vorderingsrechten.
Het goederenrecht verschilt weer van het verbintenissenrecht. Het goederenrecht is meer dwingend
recht dan in het verbintenissenrecht het geval is. Het systeem van het goederenrecht wordt in het
licht van dwingend recht ook wel het gesloten systeem van het goederenrecht genoemd. In principe
is alles dwingend in de wet geregeld. Buiten die wettelijke kaders kun je geen goederenrechtelijke
regels creëren of vestigen. In het licht van beperkte rechten kun je alleen de wettelijke beperkte
rechten vestigen. Geen beperkte rechten zelf verzinnen.
Een ander belangrijk verschil tussen goederenrechtelijke rechten en verbintenisrechtelijke rechten:
goederenrechtelijke rechten kun je tegen iedereen inroepen (absolute rechten).
Verbintenisrechtelijke rechten hebben slechts relatieve werking. Slechts inroepen tegenover jouw
contractspartij/met wie je een rechtsverhouding hebt. Bij faillissementsrecht is dit onderscheid
cruciaal. Beperkte rechten hebben in faillissement een sterkere positie dan verbintenisrechtelijke
rechten. Rechten uitoefenen alsof er geen faillissement aan de orde is (stratistenpositie van pand- en
hypotheekhouders, artikel 57 Fw).
Casus
Een ondernemer die wil een bedrijf beginnen. Als ondernemer heb je geld nodig. Een lening kun je
krijgen bij de bank. De bank zal naar een business plan vragen. Hoe wil je winst genereren en uit die
winst de lening terugbetalen. Zekerheidsrechten zijn belangrijk, maar een last resort. Wat voor
zekerheidsrechten zou de ondernemer kunnen vestigen? Hypotheek- en pandrecht. Op niet
registergoederen vestig je een pandrecht. Op registergoederen vestig je een hypotheekrecht (art.
3:227 BW definitie zekerheidsrechten). Zekerheidsrechten zijn beperkte rechten die dienen ertoe
om uiteindelijk de terugbetaling van een geldsom zeker te stellen. Welke bevoegdheden heeft een
zekerheidsgerechtigde: een bank met hypotheekrecht op een huis kan het recht van parate executie
instellen. Dit betekent dat de bank het huis kan verkopen op het moment dat de schuldenaar in
verzuim is met het terugbetalen van een schuld. De executiebevoegdheid van een hypotheekhouder
ligt in artikel 3:268 BW. De hypotheekhouder heeft een verhaalsbevoegdheid op de
executieopbrengst. Als er geld overblijft gaat het waarschijnlijk terug naar de schuldenaar. Parate
executie verschilt van een normale schuldeiser in het volgende: een normale schuldeiser moet naar
de rechter en moet beslag leggen. Een normale schuldeiser heeft een executoriale titel nodig. De
bank als hypotheekhouder hoeft dat niet. Hij heeft het recht van parate executie.
Hypotheekrecht
De ondernemer heeft een fabriek. De bank wil een zekerheidsrecht op de fabriek. Hoe ga je het
zekerheidsrecht vestigen? Artikel 3:227 BW: een fabriek is een onroerend goed (art. 3:3 lid 1 BW),
dat is een registergoed en op een registergoed wordt een hypotheekrecht gevestigd. Wat is
vervolgens nodig als je het hypotheekrecht op de fabriek wil vestigen? Artikel 3:228 BW is van
belang. Als je ergens een zekerheidsrecht op wil vestigen moet het goed overdraagbaar zijn. Een
fabriekshal is overdraagbaar (art. 3:83 lid 1 BW). Artikel 3:228 BW is vooral relevant bij
2
,vorderingsrechten. Vorderingsrechten zijn soms onoverdraagbaar. Dit artikel dus altijd langslopen.
Voor vestiging hypotheekrecht is nodig: beschikkingsbevoegdheid, vestigingshandeling en geldige
titel (art. 3:98 jo. 3:84 BW). Artikel 3:98 BW is de schakelbepaling voor beperkte rechten.
Artikel 3:84 BW is van toepassing. De geldige titel is vaak de rechtvaardiging voor de vestiging van het
zekerheidsrecht. Rechtvaardiging ligt vaak in de overeenkomst besloten. Het is de plicht tot de
vestiging van het hypotheekrecht. De plicht vloeit voort uit de leningsovereenkomst met de bank.
Iemand is beschikkingsbevoegd als je eigenaar bent van de onroerende zaak. Stel er ligt beslag op de
fabriekshal door een schuldeiser, dan is de ondernemer nog steeds beschikkingsbevoegd om het
hypotheekrecht te vestigen. De vestiging kan hij niet inroepen tegenover de beslaglegger (de
blokkerende werking).
Hypotheekrecht wordt gevestigd door middel van een tussen partijen opgemaakte notariële akte,
gevolgd door inschrijving daarvan in de openbare registers (art. 3:260 BW). De notariële akte moet
zijn getekend door beide partijen (tussen partijen opgemaakte…). Stel er is sprake van een tussen
partijen opgemaakte notariële akte, vervolgens gaat de ondernemer failliet. Kan de
vestigingshandeling dan nog worden voltooid door de akte in te schrijven na faillissement in de
openbare registers? Nee, want je bent niet meer beschikkingsbevoegd. Door het faillissement ben je
namelijk beschikkingsonbevoegd (art. 23 Fw). Artikel 35 lid 1 Fw: ziet op samengestelde
leveringshandelingen. Leveringsformaliteiten die uit twee facetten bestaan. Namelijk de akte en de
inschrijving daarvan. Als je tussendoor failliet gaat kun je de vestigingshandeling niet voltooien. Er is
enige nuancering bij mogelijk. De koopovereenkomst van het onroerend goed kun je inschrijven in de
openbare registers. Als de ondernemer failliet gaat kan de vestigingshandeling toch voltooid worden.
Pandrecht op roerende zaken
Een roerende zaak (art. 3:3 lid 2 BW), namelijk een machine. Geldige titel, de uit de
leningsovereenkomst met de bank voortvloeiende plicht tot het vestigen van een pandrecht op de
machine. De beschikkingsbevoegdheid is als je eigenaar bent van de machine. Bevoegd tot vestigen
pandrecht. Is de machine overdraagbaar (artikel 3:228 BW). Een machine is overdraagbaar (art. 3:83
lid 1 BW).
Een pandrecht kun je op twee manieren vestigen: vuistpand en een vuistloospandrecht (stil). Bij een
vuistpandrecht (art. 3:236 BW) de macht van de machine onder de macht van de ondernemer
gehaald en valt het onder de macht van de bank. Bij het vuistloospandrecht gaat er niets onder de
macht van de ondernemer weg. De vestigingshandeling bij het vuistloospandrecht is een authentieke
akte of geregistreerde onderhandse akte (art. 3:237 BW). Die registratie vindt plaats bij de
belastingdienst. De onderhandse akte hoeft niet tussen partijen te worden opgemaakt. Alleen de
pandgever hoeft de akte te ondertekenen. De geregistreerde onderhandse akte komt in de praktijk
het meeste voor. Kost minder geld. Artikel 35 lid 1 Fw is wel van belang. De authentieke akte is vaak
een notariële akte waarvoor je naar de notaris moet. Het voordeel van een authentieke akte is dat
het een executoriale titel oplevert. Het pandrecht wil je uitwinnen. Bij een vuistloospandrecht staat
de machine bij de ondernemer. Je wil de macht krijgen. Dit doe je door middel van een deurwaarder
die er beslag op legt. De bank kan vervolgens het recht van parate executie uitoefenen.
Wat als de machine is geleverd onder eigendomsvoorbehoud van de leverancier? Wat kan de
leverancier met het eigendomsvoorbehoud? Artikel 3:92 BW: het eigendomsvoorbehoud. De
leverancier van de machine levert onder eigendomsvoorbehoud, zodat je het eigendomsrecht
voorbehoud. De werking van de overdracht wordt opgeschort totdat de ondernemer de prestatie
voldoet waarvoor het eigendomsvoorbehoud is bedongen. Na de levering onder
eigendomsvoorbehoud krijg je te maken met twee voorwaardelijke eigendomsrechten. HR
Rabobank/Reuser: de leverancier is eigenaar onder ontbindende voorwaarden. De ondernemer is
3
, eigenaar onder opschortende voorwaarden. Zodra de koopprijs wordt voldaan, dan vervalt het
eigendomsvoorbehoud en wordt de ondernemer onvoorwaardelijk eigenaar. Kan de ondernemer
een zekerheidsrecht vestigen ten behoeve van de bank? Dat kan, maar onder dezelfde voorwaarden
waaronder hij eigenaar is. Het voorwaardelijk eigendomsrecht onder opschortende voorwaarden kan
hij verpanden. Dit heeft te maken met de beschikkingsbevoegdheid en nemoplus-regel. Je kunt niet
meer overdragen dan je zelf hebt.
Stel de ondernemer betaalt de koopprijs van de machine af, het eigendomsvoorbehoud vervalt. De
ondernemer wordt onvoorwaardelijk eigenaar van de machine. Het pandrecht van de bank rustte op
het voorwaardelijk eigendomsrecht van de ondernemer. Dat is nu een onvoorwaardelijk
eigendomsrecht geworden. Het pandrecht gaat rusten op het onvoorwaardelijk eigendomsrecht
hierdoor. Het pandrecht van de bank deelt hetzelfde lot als het eigendomsrecht van de ondernemer.
Wat als de ondernemer failliet gaat op 3 januari. Op 6 januari wordt de koopprijs van de machine pas
betaalt. Heeft het faillissement gevolgen voor de hiervoor genoemde situatie? Het heeft geen
gevolgen. Het gebeurt van rechtswege: na de levering onder eigendomsvoorbehoud is al aan artikel
3:84 BW voldaan. De leverancier vestigt volgens een geldige titel, is beschikkingsbevoegdheid en de
leveringshandeling onder eigendomsvoorbehoud is art. 3:90 BW. vervolgens vestigt de ondernemer
voor faillissement een pandrecht op zijn voorwaardelijk eigendomsrecht onder opschortende
voorwaarden. In tussentijd gaat hij failliet. Na faillissement betaalt hij volledig. De bank krijgt alsnog
een onvoorwaardelijk pandrecht op het onvoorwaardelijk eigendomsrecht van de ondernemer op de
machine. Dat komt omdat de vestigingsformaliteiten voor faillissement al zijn verricht t.a.v. het
voorwaardelijk eigendomsrecht. Alle vestigingsformaliteiten zijn al voor faillissement verricht en het
pandrecht komt daardoor van rechtswege te rusten op het onvoorwaardelijk eigendom.
Pandrecht op vorderingsrechten
Vorderingsrechten zijn vermogensrechten. Vermogensrechten zijn geen registergoederen. Pandrecht
komt dan ook in aanmerking als zekerheidsrecht. Artikel 3:228 BW kan hier wel interessant worden.
De vorderingen moeten overdraagbaar zijn wil je een pandrecht op de vorderingen kunnen vestigen.
Vorderingen kun je onoverdraagbaar maken. Artikel 3:83 lid 2 BW: je kunt de overdraagbaarheid van
vorderingsrechten uitsluiten door middel van een beding tussen schuldenaar en schuldeiser. Als van
zo’n beding sprake is, is de vordering onoverdraagbaar en kun je er geen pandrecht op vestigen (art.
3:228 BW).
Hoe bereik je dat zo’n vordering onoverdraagbaar wordt? HR Coface/Intergamma: de HR maakt bij
zulke bedingen onderscheid tussen verbintenisrechtelijke en goederenrechtelijke werking. Als je wil
dat zo’n vordering onoverdraagbaar is, moet je de goederenrechtelijke werking kunnen bereiken. In
beginsel verbintenisrechtelijke werking, niet onoverdraagbaar maar dan pleeg je een wanprestatie
tegenover jouw wederpartij. In beginsel slechts verbintenisrechtelijke werking, tenzij uit de naar
objectieve maatstaven uit te leggen formulier blijkt dat partijen goederenrechtelijke werking hebben
beoogd zoals bedoeld in artikel 3:83 lid 2 BW. Hoe bereik je dat? Je neemt op dat de vorderingen
goederenrechtelijk onoverdraagbaar zijn zoals bedoeld in artikel 3:83 lid 2 BW. Er is een wetsvoorstel
aanhangig over dit artikel. Wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden.
Geldige titel is verplichting tot vestiging pandrecht. Beschikkingsbevoegdheid spreekt voor zich. Als je
rechthebbende bent van de vordering, ben je beschikkingsbevoegd. Tot slot de vestigingshandeling.
Pandrecht vestigen op vorderingen kan op twee manieren. In de praktijk gebeurt het altijd via een
stilpandrecht. Artikel 3:239 BW: de vestigingshandeling is de geregistreerde onderhandse akte.
Daarnaast is de authentieke akte mogelijk. Zelfde vestigingshandeling als bij een vuistloospandrecht
(lees: stilpandrecht op vorderingen). Tweede vestigingsformaliteit: openbaar pandrecht op
vorderingen (art. 3:236 lid 2 jo. 3:94 lid 1 BW). Een akte gevolgd door een mededeling aan de
schuldenaar. Verschil zit hem in de mededeling. Na mededeling kan de schuldenaar enkel nog
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Juul97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.70. You're not tied to anything after your purchase.