Geschiedenis van de moderne wijsbegeerte (1004FLWFID)
Summary
Samenvatting Moderne filosofie - willem lemmens, ISBN: 9789061318248 Geschiedenis van de moderne wijsbegeerte (1004FLWFID)
162 views 4 purchases
Course
Geschiedenis van de moderne wijsbegeerte (1004FLWFID)
Institution
Universiteit Antwerpen (UA)
Book
Moderne filosofie
samenvatting adhv het handboek en de lessen van willem lemmens, gericht op begrip en met een oog op de examenvragen. Met extra uitleg waar het handboek onduidelijk is en eigen voorbeelden. Ik had een 18.
Geschiedenis van de moderne wijsbegeerte (1004FLWFID)
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
eddock
Reviews received
Content preview
Samenvatting geschiedenis moderne wijsbegeerte | Emma Deckers
Samenvatting moderne wijsbegeerte
Emma Deckers
Inleiding
1. FILOSOFIEGESCHIEDENIS EN IDEEËNGESCHIEDENIS
1.1 Wat is filosofie?
Vergelijking met twee contrasterende activiteiten van de geest:
− Exacte wetenschap: domein van het empirisch onderzoek, ‘wetten van de natuur’ formuleren,
voorspellen en verklaren van waarneembare voorvallen. Wanneer de wetenschap vragen krijgt
opgeworpen waar de wetenschap zelf geen antwoord meer kan op geven, krijgen deze vragen een
metafysisch karakter --> fundamentele vragen
− Theologie: Vaak zoeken mensen voor metafysische vragen hun toevlucht tot een theologisch systeem
antwoorden op basis van dogmatische gronden.
➔ Filosofie zoekt naar antwoorden die niet onmiddellijk empirisch onderzocht kunnen worden en
probeert zich tegelijk te onttrekken aan een dogmatische kijk.
Filosofie (niet alleen metafysica zoals hierboven lijkt, maar ook andere deeldomeinen) wordt gekenmerkt door
abstractie en het streven naar waarheid.
− Abstractie: filosofisch onderzoek begint waar praktische onderzoeken eindigen. Het betreft niet
specifieke zaken of gebeurtenissen. Filosofische vragen verwijzen dan ook eerder naar het mogelijke en
het noodzakelijke, dan naar het feitelijke.
− Streven naar de waarheid: wat door een redelijk wezen als ‘waar’ wordt aanzien op basis van
methodisch denken, redelijke en zo absoluut mogelijke presupposities. (ook als een filosoof meent dat
antwoorden niet mogelijk zijn zoekt hij naar waarheid, andere gegeven antwoorden beoordeelt hij
namelijk als onwaar)
1.2 Speculatieve en analytische filosofie
De metafilosofie onderscheidt speculatieve filosofieën van analytische
− Speculatieve: de filosofie heeft een eigen realiteit tot het object die bovenzinnelijk is en niet door te
zintuiglijke ervaring te kennen, er kan alleen over gespeculeerd. De waarheid bevindt zich in dit object.
(vb: Plato, Hegel)
− Analytische: de filosofiebeoefening bestaat uit een conceptuele analyse. Het is de taak van de filosofie
om de methoden en doelstellingen te onderzoeken van het menselijke denken en conclusies te trekken
omtrent de beperkingen en de geldigheid ervan.
Toch kan de analytische filosofie ook behoefte hebben aan speculatief denken: dit betreft uitspraken over hoe
de wereld ultiem in elkaar zit. De analytische filosofie en de heersende voorkeur ervoor hangt nauw samen met
een sciëntische ontologie (= de waarheid is wat de wetenschap ons leert)
1.3 Het belang van de geschiedenis van de filosofie
Paradox: de filosofie streeft naar waarheid, maar ze komt niet tot consensus (over methode en conclusies).
Hierin verschilt de filosofie duidelijk van de wetenschap: de wetenschappen gaan vooruit: wie nu fysica studeert,
hoeft niet de aristotelische fysica te kennen. Wetenschap is ahistorisch. Voor de filosofie daarentegen zijn
filosofieën van lang geleden nog steeds relevant. Doorheen de geschiedenis van de filosofie grijpen filosofen ook
vaak terug naar eerder werk. Hierin ligt een analogie met de literatuur, waar we ook niet kunnen zeggen dat er
vooruitgang bestaat. De wijsbegeerte en literatuur leven dankzij een ‘canon’. Verschil is echter dat we
, Samenvatting geschiedenis moderne wijsbegeerte | Emma Deckers
filosofische theorieën ook ahistorisch kunnen behandelen en literatuur niet. Filosofie staat tussen wetenschap
en literatuur in.
1.4 filosofiegeschiedenis vs ideeëngeschiedenis
Filosofiegeschiedenis bestudeert de relevantie, het intrinsiek filosofisch belang, van een bepaald historisch idee
nu, los van zijn historische invloed. Een ideeëngeschiedenis is de studie van de impact van bepaalde ideeën op
het denken. (veel belang aan historische context). Scruton vindt een filosofiegeschiedenis, waar oude ideeën in
hedendaagse taal en los van de historische context worden beschreven zinvoller. Moderne filosofie beoefenen
betekent dan de canon van de moderne filosofie tot aanleiding nemen van echt filosoferen.
2. DE OPKOMST VAN DE MODERNE FILOSOFIE
2.1 het neoplatonisme
De rede kreeg in het (neo)platonisme een belangrijk statuut. Enkel de rede, en niet de zintuigen, had toegang tot
de (a priori) waarheid, in de vorm van de ideeënwereld of de contemplatie van God. Zo ontstaat een kloof tussen
zijn en lijken. Bij deze metafysica hoort een natuurfilosofie, waar de aarde centraal staat met daarrond
verschillende sferen. God bevindt zich in de buitenste sfeer. Dit beeld zien we beschreven in de consolatione
philosphiae van Boëthius, bij Augustinus en in de Divina commedia van Dante. Deze kosmologie riep veel vragen
op maar die bleven onbeantwoord door de wetenschap doordat de empirie niet te betrouwen was.
2.2 Aristoteles in de middeleeuwse filosofie
Op vlak van de heilige drie- eenheid had de logica van Aristoteles al doorwerking in de vroege middeleeuwen:
het eerste Concilie van Nicaea in 325 verlaarde dat de Zoon consubstantieel met de vader. Hiermee werd de
theologie afhankelijk van de metafysica van Aristoteles. Via Arabische vertalingen en filosofen (Al-Farabi, Mozes
Maimonides,…) kreeg Aristoteles terug belangstelling in het Westen. De scholastiek poogde antwoorden te
bieden op vragen die uit het neoplatonisme opriepen. Aristoteles werd hét model voor de christelijke
scholastiek, dat zijn hoogtepunt bereikt in de Summa Theologica van Thomas Van Aquino.
2.3 Het begrip <<substantie>>
In de Organon zet Aristoteles zin logica uiteen. Fundamenteel hierin is het onderscheid tussen subject en
predikaat. We kunnen de werkelijkheid opsplitsen substanties (op zichzelf staande en onafhankelijke zijnden) en
attributen. Binnen een substantie kan je onderscheid maken tussen esentie en accidenten. Met betrekking tot
het begrip ‘substantie’ stelden er zich enkele vragen: “Kan je substanties ‘op zich’ denken?” (essentie), “Kan een
substantie geschapen worden?”. Deze scholastische vraagstukken werden pas uitgewerkt in het
substantiebegrip van Spinoza en de monadologie van Leibniz. Daarnaast stelde zich een ander fundamenteel
probleem, namelijk de moeilijkheid om kwantitatief te denken (cf. Verschil sneeuwvlok – sneeuw).
2.4 De aard van de universalia
In de middeleeuwen blijft het debat tussen Plato en Aristoteles over het statuut van algemene begrippen
(attributen, klassen, soorten) centraal staan. De vraag is of deze in de werkelijkheid bestaan (realisme) of slechts
een constructie zijn (nominalisme). Een belangrijke nominalist is Willem van Ockham. Hij combineerde het
nominalisme met het empirisme en dat leidt tot een scepticisme waar de taal, net als bij latere empiristen een
belangrijke rol speelt. Dit vormt een uitdaging voor de Kerk, gezien het geloof niet meer redelijk gefundeerd kan
worden. Het debat over de universalia zet zich voort in het debat tussen rationalisten en empiristen.
2.5 Het ontologisch argument
De formulering van het ‘ontologisch godsbewijs’ wordt vaak toegeschreven aan Anselmus van Canterbury, al
zien we reeds de hoofdlijnen in Aristoteles’ Metafysica. De redenering gaat als volgt: God is de entiteit zo groot
dat niets groters gedacht kan worden. Stel dat deze God niét bestaat, dan kan ik hem nog steeds ‘denken’. Maar:
iets dat bestaat is een grotere entiteit dan iets dat niet bestaat. Het is dus mogelijk iets te denken dat groter is én
bestaat, maar dit is strijdig met de definitie. Dus: ‘God bestaat niet’ is onwaar.
, Samenvatting geschiedenis moderne wijsbegeerte | Emma Deckers
Dit argument stelt god een ‘noodzakelijk wezen’ is. Kant gaf hierop de kritiek dat de existentie géén predikaat
kan zijn, dat tot de essentie behoort. Toch werd dit bewijs zeer populair bij 17de eeuwse rationalisten als
Descates (met predicaat volmaaktheid), Spinoza (als causa sui) en Leibniz.
[Existentialisten van de 20ste eeuw: debat tussen existentie en essentie, Sartre: “De essentie van de mens is dat
hij geen essentie heeft.”, “L’existence précèce l’essence”]
2.6 Vrije wil en de menselijke natuur
Een ander probleem is het probleem van determinisme. Als God (of neurologische processen vandaag) alles
bepaalt, hoe ben ik dan nog vrij, ben ik dan nog wel verantwoordelijk voor mijn daden? De belangrijkste
opvatting hierover vinden we in de Summa Theologica van Thomas: de mens heeft een ‘liber artbitrium’ en
‘voluntas’. De praktische rede is in staat te kiezen voor het ‘goede’, tegen het ‘kwaad’. Toch zijn we onderhevig
aan beperkingen als erfzonde en natuurlijke passies. Het ‘goede leven’ is gericht op God. Het aardse leven heeft
een doel, een zin.
2.6 De verwerping van de scholastiek
De verwerping van de scholastiek is een proces, het verloopt niet abrupt. Een groeiende wetenschappelijke
interesse en de invloed van het humanisme doen de monopolie op intellectuele autoriteit van de Kerk afnemen.
Francis Bacon kunnen we beschouwen als een sloper van de middeleeuwse denkwijze. In zijn hoofdwerk Novum
organum zoek hij naar de fundamentele beginselen van het wetenschappelijke denken. Hij verwijt het
aristotelische wereldbeeld zijn antropomorfisme. Dit is een beschrijving van de menselijke ervaring, maar geen
wetenschap. De wetenschap zou niet moeten zoeken naar de doel van het ding, maar naar de oorzaak. Ook de
deductieve logica moet eraan geloven. Hieruit kan je namelijk geen nieuwe kennis krijgen. In plaats daarvan
oppert hij inductie als wetenschappelijke methode. Bacon gelooft dat we aan wetenschap kunnen doen zonder
eerst aan metafysica te doen ( Descartes) en dat wetenschap ons de mogelijkheid biedt in te grijpen in de
wereld ( middeleeuwers die dit als hybris zagen).
Deel I: Rationalisme
3. DESCARTES
Droom van een ‘mirabilis scientiae fundamenta’ --> 1628, Regulae: denken feilloos maken. Hij stelt vast dat de
natuurwetenschappen zo succesvol zijn en denkt na over alle mogelijke kennis (ook politiek, maatschappelijk,…):
methode ontwikkelen om zekere gefundeerde kennis te ontwikkelen voor alle wetenschappen, in tegenstelling
tot de scholastiek.
1641, Meditationes
1644, Principiae philosophiae: filosofische grondbeginselen toepassen op de wetenschap
1649, Traité des passions: Wat is de rol van passies in het menselijke lichaam? (> Stoa)
3.1 Op zoek naar een <<methode van twijfel>>
In een tijd waar alle aloude kennis op losse schroeven komt te staan (vb heliocentrisme), heeft Descartes zich tot
doel gesteld een absolute zekerheid te bekomen en daarbij moet hij afstand doen van alles wat hij denkt te
weten en waar hij in gelooft. Het zou immers kunnen dat al die aannames onwaar zijn. Eerst en vooral kunnen
onze zintuigen ons bedriegen (natuurlijke twijfel) zoals de illusie dat de zon opkomt, ten tweede weten we niet
met zekerheid of we waken of slapen (of niet slechts brains in a vat zijn; = hyperbolische twijfel), ten derde
kunnen we zelfs twijfelen aan de wiskundige proposities die ons fout ingegeven zouden kunnen zijn door een
malin génie (= metafysische twijfel).
“om correct te filosoferen moet met de grootst mogelijke zorgvuldigheid niets voor waar worden aangenomen
waarvan we niet kunnen bewijzen dat het waar is”.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller eddock. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.16. You're not tied to anything after your purchase.