100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Alle uitwerkingen werkgroepopgaven week 8 t/m 13 (week 14 geen werkgroep), internationaal belastingrecht & dividendbelasting $17.15
Add to cart

Other

Alle uitwerkingen werkgroepopgaven week 8 t/m 13 (week 14 geen werkgroep), internationaal belastingrecht & dividendbelasting

1 review
 125 views  16 purchases
  • Course
  • Institution

Uitwerkingen werkgroepopgaven week 8 t/m 13 van het vak Internationaal belastingrecht en dividendbelasting aan de UvA. Gevolgd in collegejaar 2020/2021. Heel gedetailleerd meegeschreven. Alle werkgroepen gevolgd.

Preview 4 out of 31  pages

  • May 16, 2021
  • 31
  • 2020/2021
  • Other
  • Unknown

1  review

review-writer-avatar

By: sannekenza • 6 months ago

avatar-seller
Werkgroep week 8

Werkgroepopgaven

Vraag 1

a) Aan de hand van welke criteria wordt beoordeeld of een (natuurlijk) persoon inwoner is
van Nederland voor de toepassing van:
- de Wet IB 2001;  Art. 4 AWR en art. 2.2 IB
- de Wet VPB 1969;  Art. 4 AWR en art. 2.4 Vpb
- de Wet Div.Bel. 1965;  Art. 4 AWR en art. 1 lid 3 DB
- de Wet BB 2021;  Art. 4 AWR en art. 1.3 BB
- de door Nederland gesloten belastingverdragen.  Art. 4 lid 1 OESO-verdrag

 Reële woonplaats/vestigingsplaats in nationale wet: art. 4 lid 1 AWR (open norm): waar
iemand woont en waar een lichaam gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld
 Ook nog: fictieve woon- of vestigingsplaats (ficties in IB, Vpb en DB):

Natuurlijke personen, reële woonplaats: duurzame betrekking met Nederland (middelpunt
sociale en economische leven)? Kijken naar ter beschikking staan van een woning, duur en
regelmaat van het verblijf van belastingplichtige, verblijfplaats gezien (primair), en plaats
verrichten arbeid, plaats vermogen en andere financiële en economische betrekkingen, sociale
contacten (secundair). Slechts van beperkt belang: nationaliteit, inschrijving in
bevolkingsregister

Natuurlijke personen, fictieve woonplaats:
Art. 2.2 lid 1 IB (remigratie binnen een jaar)
Art. 2.2 lid 2 IB (fictieve woonplaats diplomaten, N.B.: uitwerking nationaliteit als
aanknopingspunt)

Lichamen, reële vestigingsplaats:
- Bepalende factor: plaats feitelijke leiding
- Feitelijke leiding: bestuur of aandeelhouder?  formele bestuur is uitgangspunt, tenzij
aannemelijk is dat de werkelijke leiding van het lichaam door een ander wordt uitgeoefend
dan dat bestuur (dit is een arrest)
 Toen kwam er: Singapore-arrest (BNB 2018/68): de plaats waar een lichaam wordt ‘geleid
en bestuurd’, wordt bepaald door de plaats:
- waar de kernbeslissingen m.b.t. de activiteiten van hert lichaam worden genomen
- waar de eindverantwoordelijkheid voor deze beslissingen wordt gedragen
- van waaruit in voorkomende gevallen instructies wordt gegeven aan de binnen het
lichaam werkzame personen
 Er wordt dus in Singapore arrest: i.t.t. eerst te kijken naar de formele criteria, in
één keer gekeken naar de materiële criteria
 Vervangt dit nou het eerdere arrest, of is dat ook nog geldig? Weet niemand




Lichamen, fictieve vestigingsplaats:

,- Lichamen opgericht naar NL recht worden geacht in NL te zijn gevestigd
- Art. 2 lid 4 Vpb
- Art. 1 lid 3 DB
- Art. 1.3 Wet bronbelasting

Lichaam wordt nog geacht in Nederland te zijn gevestigd gedurende 10 jaar na verplaatsing
van de werkelijke leiding, voor box II-heffing bij aandeelhouder:
Art. 7.5 lid 6 IB (inkomen uit ab)

Belastingverdragen:
 Art. 4 lid 1 OESO-Modelverdrag
 Voor de toepassing van deze overeenkomst betekent de uitdrukking ‘inwoner van een van
de staten’ iedere persoon die, ingevolgde de wetgeving van die staat, aldaar aan belasting is
onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere
soortgelijke omstandigheid (eerste volzin)
 Deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in die staat slechts aan belasting is
onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in die staat (tweede volzin)

 Als iemand in beide staten woonachtige/gevestigd is o.g.v. hun nationale recht, bevat het
OESO-modelverdrag de volgende bepalingen:

 Art. 4 lid 2 OESO-verdrag: tie breakerbepaling in geval van dubbele woonplaats
natuurlijke personen

 Art. 4 lid 3 OESO-verdrag: tie breakerbepaling in geval van dubbele vestigingsplaats
lichamen
 T/m 2016: plaats van feitelijke leiding doorslaggevend
 Vanaf 2017: onderling overlegprocedure (MAP) is doorslaggevend (na invoering
MLI, wijzing van het OESO-modelverdrag in 2017 etc.)


b) Wat is het belang van de vaststelling dat een (natuurlijk) persoon inwoner is van Nederland
voor de toepassing van:
- de Wet IB 2001; Onderscheid binnenlandse en buitenlandse belastingplicht
- de Wet VPB 1969; Onderscheid binnenlandse en buitenlandse belastingplicht
- de Wet Div.Bel. 1965; Inhoudingsplichtig (alleen in NL gevestigde lichamen zijn dit)
- de Wet BB 2021;
- de door Nederland gesloten belastingverdragen; Verdragsgerechtigd ben je alleen maar als je
inwoner bent
- het Bvdb 2001. Voorkoming dubbele belasting. Alleen binnenlands belastingplichtigen
mogen hiervan gebruik maken



Vraag 2

a) Wat is functie en de rechtskracht van het OESO-Modelverdrag?
Basis van bijna alle onderhandelingen van alle belastingverdragen (qua bewoording en
systematiek)

,b) Wat is de functie en de rechtskracht van het Commentaar bij het OESO-Modelverdrag?
Ierland I-arrest: OESO-commentaar is van grote betekenis bij de uitleg van
belastingverdragen

c) Wat is de functie en de rechtskracht van het Multilateraal Verdrag ter implementatie van
aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en
winstverschuiving (MLI)?
Het is een soort reparatie geweest van het wereldwijde verdragennetwerk

d) Hoe verhouden het OESO-Modelverdrag 2017 en het MLI zich tot elkaar?

e) Hoe verhouden het OESO-Modelverdrag en het VN-Modelverdrag zich tot elkaar?
OESO bestaat voornamelijk uit rijkere landen

Vraag 3

Tussen Nederland en Land A is een belastingverdrag gesloten. Dit verdrag is gelijkluidend
aan het OESO-Modelverdrag 2017. Geef voor elk van de onderstaande (rechts)personen
gemotiveerd aan van welke van de twee landen deze persoon inwoner is voor de toepassing
van het verdrag tussen Nederland en Land A:

a) Een natuurlijk persoon die in Nederland over een woning beschikt en wiens gezin in
Nederland verblijft, en die voor 9 maanden naar Land A wordt gezonden om aldaar
werkzaamheden te verrichten (neem aan: na 9 maanden komt hij terug naar NL).
Deze persoon is inwoner van NL

b) Een natuurlijk persoon die in Nederland over een woning beschikt en wiens gezin in
Nederland verblijft, en die voor 24 maanden naar Land A wordt gezonden om aldaar
werkzaamheden te verrichten.
Hier krijg je een grijs gebied. Waarschijnlijk nog steeds fiscaal inwoner van NL (woning,
gezin, etc., en verblijf naar land A is in principe tijdelijk).
Echter kan land A hier ook aanknopingspunten zien dat de persoon aldaar woonachtig is.
 Waarschijnlijk slaat de weegschaal hier door naar NL

c) Een natuurlijk persoon die vanuit Nederland naar Land A wordt gezonden om aldaar voor
24 maanden werkzaamheden te verrichten. Zijn gezin gaat met hem mee. Zij beschikken in
Land A over een gehuurde woning. De woning in Nederland wordt verhuurd aan derden.
Hij heeft in NL niet meer de duurzame beschikking over een woning, hij verblijft in het
andere land en zijn gezin is met hem mee. Waarschijnlijk slaat de weegschaal hier door naar
land A.

 Zou er al sprake zijn van een dubbele woonplaats o.g.v. nationaal recht van beide landen,
dan zou de tie-breakerbepaling van art. 4 lid 2 OESO-modelverdrag waarschijnlijk uitwijzen
naar land A
 N.B. de woning staat hier niet meer feitelijk ter beschikking aan de persoon, de woning is
namelijk verhuurd

d) Een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap waarvan de feitelijke leiding in
Nederland wordt uitgeoefend.
Gewoon in NL

, e) Een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap waarvan de feitelijke leiding in Land A
wordt uitgeoefend. In hoeverre verandert uw antwoord indien het belastingverdrag tussen
Nederland en Land A niet gelijkluidend is aan het OESO-Modelverdrag 2017 maar aan het
OESO-Modelverdrag 2014?
Fictiebepaling: opgericht naar NL recht betekent gevestigd in NL
 Voor 2016: Plaats van feitelijke leiding relevant. Hier is dat land A. Dus gevestigd in land
A

 Na 2017: NL en land A treden in onderlingoverlegprocedure (MAP-procedure)

f) Een naar het recht van Land A opgerichte vennootschap waarvan de feitelijke leiding in
Nederland wordt uitgeoefend.
Naar NL recht inwoner van NL (art. 4 AWR) en verdragsrechtelijk ook gevestigd in NL

g) Een naar Nederlands recht opgericht, subjectief vrijgesteld pensioenlichaam dat inkomsten
uit Land A ontvangt.
Vrijgesteld lichaam dus niet aan belasting onderworpen.
 Kijk naar art. 4 lid 1 OESO-modelverdrag
 Vrijgestelde pensioenfondsen zijn inwoner van een van de staten voor toepassing van het
verdrag

h) Een naar het recht van Land A opgerichte entiteit die aldaar als een fiscaal zelfstandige
entiteit wordt beschouwd, maar die naar Nederlandse maatstaven fiscaal transparant is.
Is de entiteit inwoner van land A? Ja vanuit het perspectief van land A, maar niet vanuit
perspectief vanuit NL. Mismatch van inwonerschap aan de ene kant, en toerekening van
inkomen aan de andere kant. Daarom:
 Art. 1 lid 2 OESO
 Land A beschouwt het inkomen als inkomen van de entiteit

i) Een naar het recht van Land A opgerichte entiteit die aldaar als fiscaal transparant wordt
beschouwd, maar die naar Nederlandse maatstaven als een fiscaal zelfstandige entiteit wordt
beschouwd.
Veel gebruikte constructie i.c.m. Amerika.




Vraag 4
Zie vraag 2e. Veronderstel dat de fiscale autoriteiten van Nederland en Land A geen
overeenstemming bereiken over de verdragsvestigingsplaats. In hoeverre kan deze
vennootschap dan toch een beroep doen op het belastingverdrag tussen Nederland en Land
Hier: MAP-procedure
 Art. 4 lid 3: in the absence of such agreement etc.
 Er bestaat dan toch recht op de verdragsvoordelen
 Let wel: je belandt hier toch in een soort loop: o.g.v. art. 4 lid 3 wordt je uitgesloten van
alle artikelen van het verdrag (waaronder dus art. 25: MAP-procedure). Daarna zegt. Art. 4 lid
3: behalve wanneer tot overeenstemming wordt gekomen. Echter is de juridische basis om tot
overeenstemming te komen art. 25, welk artikel je dus juist het uitgesloten

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merlijnschaap. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $17.15. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

55628 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$17.15  16x  sold
  • (1)
Add to cart
Added