Chromosomen bestaan uit een belangrijk deel uit DNA. DNA bevat de
erfelijke informatie van een organisme. Een gen is een stuk DNA, die de
erfelijke informatie bevat van een bepaalde eigenschap (bijv. haarkleur).
Het gen 5-HTTLPR heeft invloed op de hoeveelheid geluk dat je ervaart.
Het COMT-gen heeft invloed op de ontwikkeling van psychosen en
geheugenstoornissen na het roken van cannabis.
Paragraaf 2, fenotype, genotype en epigenetica
Fenotype= alle uiterlijk waarneembare kenmerken van een individu.
In de zaadcel en de eicel bevinden zich 23 chromosomen. Chromosomen
zijn opgebouwd uit genen. Een gen, ook wel erffactor, bevat de informatie
voor een erfelijke eigenschap of een deel hiervan. Na de bevruchting is er
een bevruchte eicel (zygote) met 46 chromosomen ontstaan. Het totale
pakket aan genen in een cel heet genotype, en dit erf je dus van je beide
ouders. Een van de genen van een genenpaar is een allel. In
lichaamscellen komen genen in paren voor, in geslachtscellen komen ze
enkelvoudig voor. Een genenpaar is ook wel een allelenpaar.
Door tweelingenonderzoek probeert men meer zicht te krijgen op de
invloed die het genotype en milieufactoren, bijv. temperatuur, voeding en
ziekten hebben op het fenotype.
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.
DNA-sequentie= de volgorde van de 4 verschillende bouwstenen waaruit
DNA is opgebouwd. Door deze volgorde kan erfelijke informatie in een
code worden opgeslagen in het DNA. DNA-sequenties in verschillende
lichaamscellen zijn voor een overgroot deel gelijk (mutaties zorgen voor
kleine verschillen).
Genexpressie= het tot uiting komen van een gen, dit verschilt per cel
(weefsel).
Epigenetica= de studie van wijzigingen in de genexpressie zonder dat er
wijzigingen in de DNA-sequentie plaatsvinden.
Paragraaf 3, genenparen
In lichaamscellen komen chromosomen in paren voor (genenpaar), de
chromosomen bevatten dan genen voor dezelfde erfelijke eigenschappen.
In geslachtscellen komen de chromosomen en genen enkelvoudig voor. Bij
bevruchting vormen de genen in een zaadcel en eicel weer genenparen.
, Homozygoot= het allelenpaar voor een eigenschap
bestaat uit twee gelijke allelen.
Heterozygoot= het allelenpaar voor een eigenschap
bestaat uit twee ongelijke allelen.
Dominant allel= een allel dat altijd tot uiting komt in het
fenotype. Individuen waarbij een dominant allel tot uiting
komt in het fenotype, kunnen homozygoot of
heterozygoot zijn voor deze eigenschap.
Recessief allel= een allel dat alleen tot uiting komt in het
fenotype als er geen dominant allel aanwezig is.
Individuen waarbij een recessief allel tot uiting komt in
het fenotype, zijn homozygoot voor deze eigenschap.
Onvolledig dominant= een dominant allel dat bij een
heterozygoot individu een recessief allel ook enigszins
tot uiting laat komen in het fenotype.
Intermediair fenotype= twee ongelijke allelen komen
beide tot uiting in het fenotype als mengvorm.
Recombinatie= het ontstaan van nieuwe combinaties
van allelen.
Door geslachtelijke voortplanting vindt recombinatie van
chromosomen met daarop de allelen plaats. Hierdoor ontstaan na meiose
geslachtscellen (gameten) met verschillende genotype. Na bevruchting
treedt recombinatie op; er ontstaan nieuwe combinaties van allelen. Door
recombinatie ontstaat een grote genetische variatie door verscheidenheid
in genotypen.
Paragraaf 4, monohybride kruisingen
Johann mendel is de grondlegger van de genetica. Hij
voerde kruisingen uit met erwtenplanten. Veel kruisingen beginnen met
ouders waarvan de homozygoot dominant is voor een bepaalde
eigenschap en de andere homozygoot recessief. Ouders worden
aangegeven met P (van Parents) en kinderen met F1 (van Filii= kinderen).
Bij een monohybride kruising wordt gelet op overerving van 1 eigenschap.
Hierbij is dus éen genenpaar betrokken. Bij dihybride kruising wordt gelet
op 2 eigenschappen en zijn dus ook twee genenparen
betrokken. Kruisvraagstukken zijn vragen over kruisingen.
Door een testkruissing kun je erachter komen of een organisme
homozygoot of heterozygoot is voor een dominant allel;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emelieborth. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $0.00. You're not tied to anything after your purchase.