1. Wat voor soorten algemene beginselen van bestuur zijn er?
Er zijn formele en materiële beginselen van behoorlijk bestuur
Formeel = betrekking op procedure van besluit
Materieel = inhoud besluit
Functies algemene beginselen:
Bestuur moet de beginselen als rechtsnormen in acht nemen
De burger kan zich in een rechtsgang beroepen op deze normen
Rechter kan de beginselen gebruiken als toetsingsnormen (art. 8:77 Awb), die bij schending
kunnen leiden tot vernietiging van een besluit
Formele algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Onpartijdigheid (art. 2:4 Awb)
Lid 1 = een bestuursorgaan moet zijn taak zonder vooringenomenheid verrichten: het bestuur moet
zich niet laten beïnvloeden door persoonlijke belangen/voorkeuren.
Lid 2 = de regel over integriteit: personen die tot een bestuursorgaan behoren of daarvoor werkzaam
zijn en een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming niet mogen beïnvloeden. Dit
sluit aan bij: ‘nemo iudex in re sua-beginsel’ = ‘niemand is rechter in eigen zaak’. Bij schijn van
partijdigheid wordt er geen besluit genomen.
Geheimhoudingsplicht (art. 2:5 Awb)
Bestuurders/ambtenaren kunnen gegevens met een vertrouwelijk karakter onder ogen krijgen en dit
artikel waarborgt de vertrouwelijke behandeling. Deze plicht geldt ook wanneer een
belanghebbende bij de aanvraag van een besluit gegevens heeft aangemerkt als vertrouwelijk,
bijvoorbeeld uit economische motieven. Indiener kan dus om geheimhouding verzoeken. Art. 2:5
Awb formuleert ook een algemeen uitgangspunt waarvoor uitzonderingen gelden: de plicht geldt
bijvoorbeeld niet indien een wettelijk voorschrift openbaarmaking verplicht.
Zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb)
Dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis
omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen moet vergaren: het formele aspect van dit
beginsel. De rechter heeft de bevoegdheid het besluit te vernietigen als ten onrechte bepaalde
belangen buiten beschouwing worden gelaten of als men zich baseert op onjuiste informatie.
In het algemeen mag het bestuursorgaan afgaan op de verstrekte gegevens van de aanvrager van
een besluit. Bij de aanvraag van een beschikking heeft de burger een adstructieplicht: wanneer een
aanvrager beschikking krijgt over gegevens waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen,
moet hij die gegevens verschaffen als die voor de beslissing op een aanvraag nodig zijn (art. 4:2 lid 2
Awb). Daar staat tegenover dat het bestuursorgaan de belangen van eventuele derden-
belanghebbenden bij de besluitvorming zal moeten afwegen (art. 3: 4 lid 1 Awb) = materiele aspect.
Motiveringsbeginsel (art. 3:46 Awb)
Krachtens dit artikel dient een besluit te berusten op een deugdelijke motivering. Het beginsel gaat
ervan uit dat de motivering het besluit moet kunnen dragen: vereiste van draagkrachtige motivering.
Bij de motivering moet er een juiste feitelijke grondslag zijn:
Feiten moeten juist worden vastgesteld
Vastgestelde feiten moeten leiden tot het besluit
, Als de aangevoerde feiten juist zijn vastgesteld, betekent dat nog niet dat de motivering voldoende
is. Gevallen met motiveringsgebrek:
Het toepassen van beleidsregels, waarbij zonder reden gebruik wordt gemaakt van de
inherente afwijkingsbevoegdheid
Het simpelweg verwijzen naar een wetsbepaling
Het vermelden van een algemene beleidslijn
Het zich beroepen op toekomstig beleid dat niet als zodanig is vastgesteld
De motivering moet niet alleen deugdelijk zijn, maar ook naar buiten toe voor belanghebbenden
kenbaar zijn (art. 3:47 Awb):
De motivering moet inzicht verschaffen in de gevolgde gedachtegang van het bestuursorgaan
De motivering moet voor de belanghebbende begrijpelijk zijn
Er is krachtens de wet ook nog een mogelijkheid om geen motivering te vermelden, dit kan alleen als
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hier geen behoefte aan is (art. 3:48 lid 1 Awb). Mocht de
belanghebbende toch een motivering willen binnen een redelijke termijn dan is het bestuursorgaan
hiertoe zo snel mogelijk verplicht (art. 3:8 lid 2 Awb).
Materiële algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Verbod van willekeur (art. 3:4 Awb)
Lid 1: het bestuur moet op basis van de beschikbare informatie alle rechtstreeks bij de beslissing
betrokken belangen afwegen. Doen ze dit nietin strijd met verbod van willekeur: er mag niet
willekeurig worden gehandeld. Er is slechts de plicht tot belangenafweging voor zover niet uit een
wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid van een beperking voortvloeit.
Specialiteitsbeginsel = iedere bestuursrechtelijke wet mag alleen worden toegepast ten behoeve van
haar eigen speciale, door die wet aangegeven doelen. Dit beginsel is de positieve formulering van het
verbod van détournement de pouvoir : hierbij gaat het er ook om dat een bestuursrechtelijke wet
niet willekeurig mag worden toegepast.
Evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 2)
Er moet evenredigheid bestaan tussen het door het bestuur gediende belang en het belang dat het
bestuur daarvoor moet aantasten. Hierdoor moet voorkomen worden dat burgers onevenredig
zwaar worden getroffen, in vergelijking met andere burgers die in een vergelijkbare positie verkeren.
Als er sprake is van onevenredigheid als gevolg van een overheidsbesluit/handeling, dan moet deze
onevenredigheid worden weggenomen d.m.v. nadeelcompensatie.
Dit beginsel komt naar voren in STUDIELINK, in rechtsoverweging 4.3 concludeert de rechter dat het
onevenredig is om de fout van de verweerder niet te herstellen, want voor de eiseres heeft dit
enorme gevolgen: dit terwijl het wel herstellen niemand anders kwaad doet.
Verbod van détournement de pouvoir (misbruik van bevoegdheid) (art. 3:3 Awb)
Houdt in dat een bestuursorgaan een bevoegdheid niet voor een ander doel mag gebruiken dan
waarvoor die is verleend. Hangt samen met legaliteitsbeginsel. Op verschillende manieren kan blijken
waarvoor een bevoegdheid is verleend:
Kan expliciet zijn aangegeven
Kan blijken uit de impliciete doelstellingen en de strekking van de regeling In jurisprudentie
wordt het verbod weinig gehanteerd, twee redenen:
1. Het is moeilijk te bewijzen, omdat een bestuursorgaan niet snel zal toegeven dat het
een bevoegdheid voor een ‘oneigenlijk’ doel heeft gebruikt
2. Als het plaatsvindt, zal er meestal ook sprake zijn van strijd met die regeling, zodat de
bestuursrechter het aangevochten besluit zal vernietigen wegens strijd met het
recht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bodriesen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.