100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting NL als tweede taal, H5 tm H7 $4.85
Add to cart

Summary

Samenvatting NL als tweede taal, H5 tm H7

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek 'Nederlands als Tweede Taal'. De hoofdstukken 5, 6 & 7 staan hierin!

Preview 2 out of 9  pages

  • No
  • Hoofdstuk 5 t/m 7
  • May 17, 2021
  • 9
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting NE2 ‘Nederlands als tweede taal’.


Hoofdstuk 4 ‘Woordenschat’.
Sleutelwoorden:
 Woordkennis
- Woordvorm (of label), concept
 Woordleren
- Labelen, categoriseren, netwerkopbouw, betekenisrelaties, hiërarchische structuur,
diepe woordkennis
 Woordleersituaties
- Intentioneel, incidenteel
 Woordselectie
- Onbekende woorden, functionele woorden, frequentie, spreiding, nut, duidelijke context
(of pregnante context)
 Woordenschatonderwijs
- Voorbewerken, semantiseren, consolideren, controleren, clusteren, registreren.

Basic teaching: het gaat om taal- én kennisopbouw.

Woorden zijn betekenisdragers in een taal. Woorden brengen de boodschap over. Als je woorden
kunt begrijpen, dan is de communicatie geslaagd.
Ook kennisopbouw en het schoolse leren spelen een rol. Een woord is namelijk niet alleen een
element van taal, maar ook van denken. Als we praten over woordenschatuitbreiding, gaat het niet
alleen om de taalontwikkeling maar ook om de conceptuele ontwikkeling.
Woorden zijn de bouwstenen van taal en de sleutel tot goed onderwijs.

Woorden zijn klankgehelen of lettercombinaties.
Woorden verwijzen naar ideeën in het hoofd van mensen; een woordvorm (of label) staat voor een
bepaald begrip of concept. Bij het leren van een woord gaat het om het leren van het achterliggende
concept bij een bepaalde taalvorm.

Nieuwe woorden worden niet altijd uitgelegd, een groot deel gaat vanzelf.
Hoe meer woorden en betekenissen een kind kent, des te beter en preciezer zal het de betekenis van
andere, nieuwe woorden kunnen afleiden. NT2-leerlingen hebben een achterstand in woordenschat
van de Nederlandse taal. Die achterstand zal alleen maar groter worden als zij de omringde woorden
ook niet begrijpen en zullen daardoor het woord niet begrijpen.

Bij het leren van een woord gaat het om twee zaken:
1. Het leren van de woordvorm
2. Het gekoppelde concept
Het leren van het juiste concept, de verwerving van de precieze woordbetekenis, kost de meeste tijd,
omdat van een woord verschillende betekenisaspecten geleerd moeten worden.

Bij het leren van woorden zijn drie principes te onderscheiden:
1. Labelen. De kinderen leren waar een woord in een bepaalde context naar verwijst.
2. Categoriseren. De kinderen leren het woord ook in andere contexten toe te passen.
3. Netwerkopbouw. Relaties met andere woorden.

NT2-leerlingen hebben twee routes voor het leren van Nederlandse woorden:
1. Een nieuw woord voor een bekend begrip.
2. Een nieuw woord voor een onbekend begrip.

, Hiërarchische structuur: vogel staat boven kanarie, en dier staat boven vogel.
Diepe woordkennis komt tot stand als leerlingen steeds meer van hiërarchische structuren begrijpen
en er steeds meer betekenisaspecten bij leren.
Bij NT2-leerlingen zijn de betekenisomschrijvingen meer abstract. Ze verwijzen bijvoorbeeld naar
‘een neus is een lichaamsdeel’. Omdat dit bij NT1-leerlingen niet het geval is, zijn NT2-leerlingen
sneller de draad kwijt.

Woordleersituaties:
1. Intentionele leersituaties. Situaties waarbij vooraf woorden en woordbetekenissen zijn
geselecteerd om aan te bieden.
2. Incidentele leersituaties. Situaties waarbij het gaat om het automatisch oppikken van
onbekende woorden uit het taalgebruik.
Dit kan niet als de woorden in de context van het woord ook niet wordt begrepen.
Bij intentioneel woordenschatonderwijs kun je ook incidentele woordenschat bevorderen. Daarbij
gaat het om de volgende vragen:
1. Welke woorden en betekenissen moeten worden geselecteerd en onderwezen?
NT2-leerlingen moeten net als NT1-leerlingen veel nieuwe woorden en begrippen leren,
maar ook hun achterstand inhalen.
Eerste vuistregel bij woordenschatonderwijs is dat de woorden en leerdoelen zo efficiënt
mogelijk gekozen moeten worden. Drie belangrijke aandachtspunten voor woordselectie:
- De betekenis van een woord is onbekend voor ten minste een deel van de leerlingen.
- Het woord is functioneel; het komt vaker voor in de taal waarmee kinderen te maken
hebben.
Frequentie en spreiding, nut. ‘Komt een woord vaak voor in verschillende situaties?’ en
bij nut gaan we uit van de specifieke situaties waarmee kinderen te maken krijgen.
- Het woord past in de context van een verhaal of thema. Hierdoor kunnen andere
onbekende woorden incidenteel worden opgepikt.
- Naast de drie selectiecriteria kunnen leerkrachten gebruik maken van bestaande
woordenlijsten voor het onderwijs.
2. Wat zijn de leerdoelen: hoe goed moet een woord worden gekend?
Kinderen hoeven niet van elk woord alles te weten en soms is het alleen al voldoende als ze
het begrijpen. Het leerdoel is dan passieve (receptieve) kennis en niet actieve (productieve)
kennis.
3. Wat is de beste werkwijze om een woord te behandelen?

In het woordenschatonderwijs zijn vier fasen waarin woorden worden aangeleerd:
1. Voorbewerken. Het creëren van een gunstige beginsituatie. De leerlingen worden voorbereid
op het onderwerp en er wordt gezocht naar aanknopingspunten in het netwerk.
2. Semantiseren. Het verduidelijken van de woordbetekenis. De betekenis van een woord is een
concept; een brokje kennis, een idee. Om betekenisaspecten van een woord over te
brengen, kun je gebruik maken van non-verbale en verbale middelen. Je kunt een voorwerp
meenemen, of het omschrijven.
3. Consolideren. Het woord en behandelde betekenisaspecten worden ingeoefend. Het gaat
hier om oefenen en inslijpen in het geheugen.
4. Controleren. Nagaan of de te leren woorden en betekenissen ook onthouden zijn.
In een klas met NT2-leerlingen kan het voorkomen dat:
- De uitleg niet duidelijk genoeg is; er moet extra semantisering plaatsvinden.
- De woorden worden niet goed onthouden; extra consolidering.
- In teksten komen woorden voor die de kinderen niet kennen.
- Kinderen op het gebied van woordenschat weinig vooruitgaan.
- Allerlei situaties en contexten over het hoofd worden gezien die geschikt zijn om
woorden te leren.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hannahvdbosch. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.85
  • (0)
Add to cart
Added