Dit document bevat samenvattingen van de cursus en ppt van het vak dierkunde. De cursus van 249p wordt hierin samengevat tot 141p met foto's en de verschillende cyclussen worden ook in woorden beschreven. Zelf was ik geslaagd.
DIERKUNDE: hoofdstuk 1: inleiding
Een definitie van leven?
1.1. Wat is biologie?
Vroeger: oude wetenschap, zeer utilitair (plantaardig voedsel vinden, jagen op hun prooien en zelf
niet ten prooi vallen, kennis over verspreiding, gedrag, voedselkeuze... van planten en dieren)
Nu: fundamentele wetenschap (bet. geen doel), maar wel veel
toepassingsgebieden: (dier)geneeskunde, LB, milieukunde, sociologie, klimaatkunde...
Verschillende disciplines in de dierkunde:
Naar diergroep:
Malacologie Studie van weekdieren
Entomologie Insecten
Helminthologie Wormen
Parasitologie Allerlei groepen van parasieten
Herpetologie Amfibieën en reptielen
Ornithologie Vogels
Mammalogie Zoogdieren
Naar vraagstelling:
Morfologie Studie van vormen
Histologie Weefsels
Fysiologie Levensprocessen in een dier
Ethologie Gedrag
Ecologie Relaties van een dier met omgeving
Ecofysiologie Processen die zich in een dier afspelen, in relatie met
de omgevingsfactoren
Systematiek Verscheidenheid
1.2. Wat is leven?
Waarom zijn eigenschappen van leven moeilijk te definiëren?
Leven is onderworpen aan evolutie -> kenmerken van organismen veranderen (er komen nieuwe bij
en andere verdwijnen)
Toch zijn er eigenschappen die het leven karakteriseren: unieke chemische samenstelling,
hiërarchische organisatieniveaus, voortplanting, genetische code, metabolisme en ontwikkeling
1. Unieke chemische samenstelling: alle levende systemen zijn
bezitten macromoleculen. Vier grote groepen: lipiden, proteïnen, nucleïnezuren,
koolhydraten
2. Hiërarchische organisatieniveaus: moleculen, cellen, weefsels, organen, individuen,
populaties, gemeenschappen, ecosystemen
3. Voortplanting: gebeurt op verschillende organisatieniveaus (cellen maken andere
cellen en individuen produceren andere ind.). Biologische evolutie door erfelijkheid en
variatie.
4. Genetische code: DNA = basis genetische code, lange keten van nucleotiden die elk
één van de vier mogelijke stikstofgroepen dragen. Volgorde nucleotiden bep. welk AZ
wordt gevormd. Wordt normaal ongewijzigd doorgegeven, maar er kan variatie zijn door
de verschillende mechanismen (bv. Fout kopiëren)
, 5. Metabolisme: (stofwisseling) opnemen van VS uit de omgeving, bij afbraak ontstaan
er eenvoudigere moleculen die worden gebruikt als E en bouwstoffen om nieuwe
verbindingen te maken
6. Ontwikkeling en groei: levende organismen hebben een typische levenscyclus
waarbij het organisme een ontwikkeling doormaakt en daarbij meestal groeit
1.3. Wat is een dier?
1.3.1. Indeling levende organismen
VRAAG: welk organisme is geen dier?
Pantoffeldiertje, koraal of spons
ANTWOORD: pantoffeldiertje (is eencellig), koraal (verschillende kolonies), spons (cellen die
samenwerken)
Klassieke indeling van plant- en dierenrijk veranderde eind 19de eeuw (microscoop), zoveel micro-
organismen ontdekt die noch plant, noch dier waren
Nu onderverdeling in 3 domeinen die opgesplitst worden in rijken
1. Eukaryoten (Eukarya): volledige celbouw (celkern en organellen)
-> regnum Protista (eencelligen)
-> regnum Fungi (zwammen)
-> regnum Animalia (dieren)
-> regnum Plantae (planten
1.3.1. Het domein van de Eubacteria
Kenmerken Eubacteria:
• Prokaryoot, microscopisch klein
• Meestal saprotrtoof (leven van dood materiaal) of parasitair
• Obiquist (leven in verschillende biotopen
• Problematische systematiek (verschillende kenmerken door elkaar)
• (on)beweegelijk
• Foto-autotroof, chemo-autotroof of heterotroof
• Meestal unicellulair, soms multi
Indeling: o.b.v. verwantschappen gebaseerd op moleculaire verwantschappen
1. Proteobacteria of purperbacteriën:
-> ziekteverwekkers zoals Salmonella, Yersinia, Camylobacter, Escherichia...
-> endosymbiont (org. dat in het lichaam van een ander org. is gaan leven) als mitochandria in
eukaryoten
-> sommige fotosynthetisch
2. Cyanobacteria of blauwwieren
-> FS, zuurstof producerend
-> vaak in kolonies
-> ontstaan van planten en chloroplasten?
-> endosymbiont in eukaryote cellen?
1.3.2. Het domein van de Archaebacteria
Kenmerken Archaebacteria:
• Microscopisch klein
• Meestal anaëroob (zonder zuurstof), soms aëroob
• Sommige autotroof (doen aan FS)
• Eigen bacteriofage virussen
1. Methagone bacteriën: meest voorkomende Archaebacteria
-> compleet anaëroob
-> reduceren CO2 tot CH4
-> in stilstaand water, oceaanbodem, darm vele dieren, rumen van runderen,
heetwaterbronnen... maar als vrije zuurstof volkomen ontbreekt
1.3.3. Regnum Protista
• Eukaryoot
• Unicellulair (eventueel kolonievormend)
• Microscopisch klein
• Voorouders meercellige eukaryoten
• 2 functionele groepen o.b.v. voedingswijze
o Eencellige foto-autotrofe Algae (FS)
o Heterotrofe Protozoa (voeden met organisch mat.)
1.3.4. Regnum Fungi
• Eukaryoot
• Geen fotosynthetische pigmenten, heterotroof
• Meestal saprofaag, soms parasitair
• Twee phyla
o Myxomycophyla (slijmzwammen, zonder celwand)
o Eumycophyla (echte zwammen, stijve celwand)
1.3.5. Regnum Plantae
• Eukaryoot
• Multicellulair
• Foto-autotroof
• Stijve celwanden
• Niet mobiel (meestal)
• Koolhydraten opslagen onder vorm van zetmeel
1.3.5. Regnum Animalia
• Eukaryoot
• Multicellulair
• Heterotroof
• Koolhydraten opslaan onder vorm van glycogeen
• Autonoom verplaatsen
• Geen celwand
• Sexuele voortplanting
• Embryonale ontwikkeling met regelmatig klievingspatroon
• Spiercellen en zenuwellen
, 1.4. Virussen, viroiden en prionen
1.4.1. Virussen
Levende eigenschappen:
-> snelle reproductie
-> mutaties mogelijk
Niet levende eigenschappen:
-> acellulair
-> geen eigen uitrusting om eiwitten te gebruiken, ze gebruiken apparaat van gastheercel
-> DNA of RNA
Opgebouwd uit:
-> enveloppe (stuk plasmamembraan van gastheercel, dat binnendringen in volgende cel
vergemakkelijkt)
-> genoom (erfelijke info) met eiwitmantel rond
Genoom kan op verschillende manieren zijn opgebouwd (dubbele of enkele DNA of RNA streng)
Verschil virussen en bacteriën: virussen bestaan niet uit een cel, bacteriën wel
1.4.2. Viroiden
= kleine stukken infectieus RNA in plantencellen
1.4.3. Prionen
= infectieuze eiwitten (veroorzaken bij diersoorten hersenaandoeningen)
2. Verschillende organisatieniveaus
• MOLECULAIRE EN CELLULAIRE BASIS: verschillende structuren, opbouw van deze
structuren en hun functies (moleculaire biologie)
• WEEFSELS EN ORGANEN: groepen cellen met bepaalde functies groeperen tot
weefsels en weefsels vormen organen
Morfologie -> studie van vormen: hoe zijn weefsels en organen opgebouwd?
Fysiologie -> studie van levensprocessen: welke rol spelen cellen, weefsels en
organen in het functioneren van het organisme?
• INDIVIDUEN EN POPULATIES -> individu = geïsoleerde eenheid die onafhankelijk van
andere individuen functioneert. Individuen kunnen onderling concurreren en
samenwerken (interacties).
Een populatie = groep die min of meer is afgescheiden van een andere soortgelijke
groepen van gelijkaardige dieren
• DIER EN OMGEVING: biotische (levende: voedsel) en abiotische factoren (niet
levende natuur: licht, bodem, klimaat, watertype)
Dieren leven in een habitat die uit 1 of meer biotopen bestaat, verschillende dieren samen
leven in een gemeenschap -> geheel gemeenschap = ecosysteem
Interacties tussen niveaus: vorm en functie van een orgaan in verband met omgeving waarin het
individu leeft
3. Diversiteit in het dierenrijk
Momentopname (soorten verdwenen en bijgekomen)
• Geleedpotigen, platwormen, rondwormen, ringwormen, weekdieren, gewervelden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AVL2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.66. You're not tied to anything after your purchase.