Samenvatting inleiding recht, periode 3 van het eerste jaar HBO-ruimtelijke ontwikkeling aan Hogeschool Saxion. In de samenvatting komen de volgende onderwerpen aan bod: privaatrecht, publiekrecht, bestuursrecht en strafrecht.
Hoofdstuk 1 Inleiding in het recht
1.1 Mens en recht
Belangentegenstelling: ieder mens wil belangen realiseren -> botst met belangen van een ander.
Belangentegenstelling is vaak de basis van juridische problemen.
Een probleem oplossen via eigenrichting: in een geschil je gelijk halen door zelf geweld te
gebruiken. Oplossen via eigenrichting mag alleen als de wet in een specifieke situatie die
bevoegdheid aan de burger geeft.
In beginsel mag alleen de overheid (politie) het recht met behulp van geweld handhaven. De
overheid heeft monopolie op rechtshandhaving m.b.v. dwangmiddelen (geldboete).
1.2 Organisatie rechterlijke macht
Nederland heeft hoge en lage rechters, met een eigen terrein waarop zij rechtspreken. Rechters zijn
lid van zittende magistratuur: rechters in de rechtszaal blijven zitten als zij aan het woord zijn.
Rechterlijke macht:
1. Rechtbank:
- Eerste gerecht
- Meervoudige kamers met drie rechtsprekende rechters
- Enkelvoudige kamers met één rechtsprekende rechter
- Uitspraak: vonnis (-> oneens? -> hoger beroep naar het Gerechtshof)
2. Gerechtshof:
- Raadsheren
- Uitspraak: Arrest (-> oneens? -> in cassatie, onder voorwaarden het geschil voorleggen
aan de Hoge Raad)
3. Hoge Raad:
- Raadsheren
- Uitspraak: Arrest
- Spreekt recht met vijf raadsheren
Hoger beroep: de rechter kijkt nog een keer of de rechter in de rechtbank alle feiten goed heeft
beoordeeld, of er voldoende bewijs is en of het recht goed is toegepast. De uitspraak van het
Gerechtshof komt in de plaats van het vonnis van de rechtbank.
In cassatie: de Hoge Raad kijkt niet opnieuw of de feiten kloppen. Hij kijkt alleen of de lagere
rechter het recht juist heeft toegepast. Is dat niet het geval, dan wordt de zaak terugverwezen
naar een lagere rechter voor een nieuwe uitspraak.
1.3 Sancties op het niet naleven van rechtsregels
Doel van het recht: samenleving rechtvaardig, vreedzaam en efficiënt ordenen.
Sanctie: middel om het volgen van een voorschrift af te dwingen, of als straf voor een
overtreding.
Last onder dwangsom: de overtreder moet elke dag dat hij de overtreding niet ongedaan maakt,
een geldboete betalen.
Mensen houden zich minder snel aan regels waar geen sanctie op is gesteld.
2.1 Onderscheid privaatrecht – publiekrecht
Objectief recht (positief recht, geldend recht): rechtsregels die door de overheid zijn vastgesteld
om de samenleving te ordenen, en die in beginsel door sancties gehandhaafd kunnen worden.
,Privaatrecht: houdt zich bezig met de rechtsverhouding tussen personen onderling.
- Natuurlijke personen
- Rechtspersonen: organisatievorm die voor veel handelingen aan he rechtsverkeer mag
deelnemen.
Publiekrecht: houdt zich bezig met de rechtsverhouding tussen personen en overheid. (Alleen
van toepassing als de overheid een handeling verricht die uitsluitend en alleen door de overheid
verricht kan worden).
- Staatsrecht
- Bestuursrecht
- Strafrecht
- Recht v.d. Europese Unie
De handhaving van regels die tot privaatrecht behoren wordt aan de partijen zelf overgelaten.
De handhaving van regels die tot publiekrecht behoren is aan de overheid voorbehouden.
2.2 Onderscheid materieel recht – formeel recht
Materieel recht: regels die rechten verlenen en verplichtingen opleggen tussen burgers
onderling, tussen burgers en overheid en tussen overheden onderling.
Formeel recht: regels voor de manier waarop de regels van het materiële privaatrecht
gehandhaafd kunnen worden. Regels die aangeven hoe iemand zijn privaatrechtelijke rechten
kan afdwingen tegenover anderen.
Wetboek van strafvordering (Sv) geeft regels voor de wijze waarop de regels van het materiële
strafrecht gehandhaafd kunnen worden; regels hoe de overheid de verplichtingen kan
afdwingen.
3.1 Objectief en subjectief recht
Objectief recht: geschreven en ongeschreven regels (normen).
Subjectief recht: het recht is ‘gekoppeld aan een persoon’ (een subject). Het slaat op een
bevoegdheid die een persoon heeft tegenover andere personen. (Vb: recht op studiebeurs).
Het verband tussen objectieve en subjectieve rechten; het objectieve recht verleent subjectieve
rechten.
Rechtssubjecten: de dragers van de subjectieve rechten;
Rechtssubjecten kunnen rechten uitoefenen op stoffelijke voorwerpen die voor beheersing
vatbaar zijn (rechtsobjecten).
3.2 (Semi)dwingend en aanvullend recht
Recht omvat geschreven en ongeschreven rechtsregels.
- Geschreven rechtsregels worden aangeduid met ‘wet’. Wetmatig: overeenkomstig met de
voorschriften van de wet.
- Ongeschreven rechtsregels hebben ook rechtskracht (geen wet) -> als iets in strijd is met een
rechtsregel, hoeft het nog niet in strijd te zijn met de wet.
Dwingend recht: voorschriften waar de burgers niet vanaf mogen wijken. (Bij afwijking zitten er
geen rechtsgevolgen aan vast).
,Nietigheid: een rechtshandeling heeft het beoogde rechtsgevolg niet; het rechtsgevolg wordt
geacht nooit te hebben bestaan. (Een nietige afspraak wordt geacht niet te zijn gemaakt en
nakoming ervan kan niet worden afgedwongen).
Aanvullend recht: burgers morgen afwijken van de regelgeving. (Als ze geen eigen regeling
hebben, dan geldt de wettelijke regeling).
Semidwingend recht: het is partijen toegestaan van de wettelijke regel af te wijken, binnen door
de wet gestelde grenzen.
4. Rechtsbronnen
Bij het beoordelen of iets recht is, moeten bronnen van objectief recht geraadpleegd worden;
Wet
Gewoonterecht
Jurisprudentie (beslissingen van rechters)
Verdragen
4.1 Rechtsbron 1: het begrip ‘wet’ kent drie betekenissen:
- Wet in formele en materiële zin: wetten met algemene regels en een besluit voor een
concreet geval.
- Wet in formele zin: wetten die gaan over de handhaving van materiële wetten. Het is een
gezamenlijk besluit van de regering en de Staten-Generaal. Het zegt alleen iets over de vraag
wie de wet heeft vastgesteld, en niet over de inhoud.
- Wet in materiële zin: algemene regels (normen) van een tot regelgeving bevoegd
overheidsorgaan, die de burgers binden. De regels zijn van toepassing in een onbepaald
aantal gevallen voor een onbepaald aantal personen. De wet is vatbaar voor herhaalde
toepassing.
Overheidsorganen met de bevoegdheid om rechtsregels vast te stellen:
- Regering en Staten-Generaal
- Provinciale Staten
- Gemeenteraad
Er is een rangorde (hiërarchie) van wetten in materiële zin:
- Grondwet
- Wetten in formele zin (wetten gemaakt door regering en Staten-Generaal samen)
- Algemene maatregelen van bestuur (door de regering vastgestelde wet in materiële zin)
- Ministeriële regelingen
- Provinciale verordeningen
- Gemeentelijke verordeningen
Als artikelen strijdig zijn, dan zal de rechter het artikel in lagere regeling ‘onverbindend
verklaren’, dus buiten beschouwing laten. Als artikelen van gelijke rang strijdig zijn, dan geldt de
jongste regeling als hoogste.
4.2 Rechtsbron 2: Gewoonterecht
Gewoonterecht: een geregeld handelen in een zekere kring/ bedrijfstak en het herhalen van
feiten. Het is algemeen erkend als zelfstandige rechtsbron naast de wet als de wet naar de
gewoonte verwijst.
Gewoonte mag niet per definitie als recht beschouwd worden. Naast het bewijs van gewoonte is
het nodig:
, - De handelingen een gevolg zijn van de overtuiging dat iemand zo behoort te doen als hij doet.
En dat afwijking van de gewoonte als onbehoorlijk wordt ervaren in de betrokken kring van
personen.
Gewoonterecht is in het strafrecht geen rechtsbron. Strafrecht is geschreven recht, niemand
mag worden gestraft op grond van gewoonterecht.
Gewoonterecht kan tegen de wet ingaan. Bij zeer hoge uitzondering moet het dwingend recht
uitwijken voor gewoonterecht.
4.3 Rechtsbron 3: Jurisprudentie
Jurisprudentie: rechterlijke uitspraken.
Lagere rechters, overheidsorganen en rechtzoekende burgers zullen rekening houden met
(vaste) jurisprudentie, om te voorkomen dat zij in een gerechtelijke procedure in het ongelijk
worden gesteld.
4.3.1 Rechtsvinding
Gecodificeerd recht: neergelegd in wetten en verordeningen.
Algemene regels bieden slechts een handvat om de oplossingsrichting aan te geven. Algemene
regels zijn niet meer toepasbaar op alle situaties waarin een oordeel van de rechter wordt
gevraagd.
Interpretatie: de rechter moet in een concreet geval vaststellen wat de betekenis is van de
toepasselijke regel.
Rechtsvinding: het vinden van het recht in een concreet geval.
Wat is nodig om het recht te vinden?
- Kennis van de feiten
- Kennis van (ongeschreven) rechtsregels
Voor het vinden van een antwoord op een rechtsvraag wordt gebruik gemaakt van een logica,
het syllogisme:
- Minor (feit)
- Major (algemene regel); de rechtsregel waarin het antwoord op de rechtsvraag gevonden
kan worden.
- Conclusie; subsumptie: het feit (minor) wordt onder de rechtsregel (major) gebracht om een
conclusie te trekken.
4.3.2 Interpretatiemethoden
Interpreteren is het uitleggen van wetsartikelen.
Om rechtsregels uit te leggen worden technieken (interpretatiemethoden) gebruikt:
1. Grammaticale interpretatie: de taal, de betekenis van de woorden naar spraakgebruik.
2. Historische interpretatie:
- Wetshistorisch: er wordt onderzocht wat de bedoeling van de opstellers van de wet is.
- Rechtshistorisch: de wet wordt beoordeeld in het kader van de ontwikkelingen in de
geschiedenis.
3. Teleologische interpretatie: de wetsuitlegger kijkt naar de bedoeling van de wet.
4. Anticiperende interpretatie: de rechter houdt rekening met komend recht en anticipeert op een
wettelijke regel die nog niet ingevoerd is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Dewi2610. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.