ARGUMENTATIELEER
Hoofdstuk 1: Basisbegrippen
1.1. Wat is argumentatie?
Kenmerken
- Argumentatie is een verbale activiteit
Argumenteren is een talige activiteit. Je hebt altijd natuurlijke taal nodig
- Argumentatie is een sociale activiteit
Slaat op kamen, tegenstanders, voorstanders. Er is interactie tussen gesprekspartners in de context van argumentatie. Je
verkondigt je mening in de hoop anderen te overtuigen van je standpunt.
- Argumentatie is een verstandelijke activiteit
Hoe kunnen we het onderscheid maken tussen argumentatie die voornamelijk rationeel is of argumentatie waarbij emoties
de bovenhand heeft (zie vaak drogredenen). Argumentatie heeft sowieso wel iets te maken met emoties, maar het
grootste deel moet verstandelijk zijn. In eerste instantie is het een rationele activiteit.
- Argumentatie draait om een standpunt, een mening
Een standpunt of mening verschilt van een feit in die zin dat als een feit 100% zeker vast staat, dat een standpunt of
een mening iets is waar je het mogelijks mee oneens kunt zijn. Het is een punt dat ter discussie staat, dat verdedigd
moet worden.
- Argumentatie dient ter rechtvaardiging van een standpunt
Het is meer dan één uitspraak, een netwerk/verband van uitspraken waarbij het eindpunt het te verdedigen standpunt is,
maar waarbij je argumenten geeft die het standpunt rechtvaardiging geven. Als het standpunt eventueel betwistbaar is,
moet je je standpunt aannemelijk maken. Het aannemelijk maken betekent het rechtvaardigen van je standpunt door
middel van andere feiten.
- Argumentatie bestaat uit een constellatie van uitspraken met rechtvaardigingspretentie
Brent een aantal kenmerken samen. Groep van uitspraken. Een daarvan is het standpunt, de anderen dienen ter
rechtvaardiging.
- Argumentatie is gericht op het verkrijgen van instemming van een rationeel oordelend publiek.
Het idee dat er een toehoorder is, een publiek. Iemand moet overtuigd worden. De bedoeling van argumentatie is het
verkrijgen van instemming. Je kan aan dat publiek ook een aantal voorwaarden opleggen. Je doet beroep op het rationele
vermogen van het publiek om in te schatten in welke mate een aantal argumenten ter rechtvaardiging kunnen dienen om
jouw standpunt te staven. Je wil ernstig genomen worden.
Deze kenmerken vormen samen een voldoende genuanceerde formulering om als definitie te dienen, uiteraard niet volledig
dekkend.
,Voorbeelden:
“De buren zijn wellicht niet thuis, want hun auto staat niet in de carport.”
“Ik heb Joke en Judith samen zien joggen. Ze zullen hun ruzie dus wel bijgelegd hebben.”
Als je 2 zinnen met elkaar combineert (standpunt en rechtvaardiging) moet je 2 dingen bepalen:
- In welke volgorde gaan we die zinnen plaatsen (syntaxis)?
- Welke verbindingswoorden/connectoren gebruik je? (Creëert een samenhang)
Standpunt – want – rechtvaardiging
Rechtvaardiging – dus – standpunt (wordt ook wel iconisch patroon genoemd)
Evaluatie van argumentaties
Als we argumentaties moeten evalueren dan doen we dat op 3 niveaus:
1. Onderscheid tussen deugdelijke en ondeugdelijke vertrekpunten van argumentaties
Minimale bouwstenen (individuele zinnen in je argumentatie, individuele argumenten ter rechtvaardiging
en het standpunt als uitspraak). Kijken of de individuele uitspraken steekhouden. Kunnen we de
bouwstenen zelf al onderuithalen?
2. Onderscheid tussen deugdelijke en ondeugdelijke argumentatieschema’s
De samenhang die gecreëerd wordt tussen elementen. Welke elementen in de argumentatie vervullen
welke rol? Welke ingrediënten als standpunt en welke als rechtvaardiging. Is het verband van
rechtvaardiging of overtuiging aanwezig. Zijn die voldoende overtuigend? Het gaat niet meer over de
waarheid maar de manier waarop je ze in een argumentatieschema samen zet.
3. Systematische beschrijving van normen/criteria bij beoordeling van deugdelijkheid
,1.2. Argumenteren als taalhandeling/speech act à 3 componenten
1. Basiscomponenten van de taalhandeling
2. Geslaagdheidsvoorwaarden (felicity conditions)
3. Typologie van taalhandelingen
Basiscomponenten van de taalhandeling
De grondlegger van de taalhandeling of speech acts is John Austin. Zijn boek: ‘How to do thing with words.’
Het gaat over dingen voor elkaar krijgen, handelingen verrichten in een sociale interactie door middel van taal. Het effect
van taal op de interactie met onze gesprekspartners. Wat kunnen we door middel van taal bereiken in onze interactie.
Voorbeeldzin: “Waar komt de naam Shantalla vandaan?”
In die zin wordt een taalhandeling uitgevoerd. Taal wordt hier gebruikt om iets te bereiken. In een taalhandeling kan je
normaliter drie deelhandelingen onderkennen.
1. Locutieve handeling (er is gesproken)
o Utterance act: heeft te maken met de vorm. Er is een uitign gepleegd en die is typisch tastbaar, fysisch,
materieel. Geluidsgolven, schrifttekens, … = hoe spreek je?
o Propositional act: heeft te maken met dat we taal gebruiken om te verwijzen naariets buiten de taal.
Referentialiteit, we spreken over iets. = waarover spreek je?
2. Illocutieve handeling (illocutie = de kern van de taalhandeling)
o Datgene wat gebeurt door te spreken. Welke handeling heb je gesteld door te spreken. De manier waarop
de referentiële situatie wordt benaderd. De conventionele waarde van een zin in een communicatieve
interactie = wat heb je gedaan door te spreken?
o Het belangrijkste in deze zin voor de illocutie is het vraagteken. Dat is de sleutel tot de illocutie, zegt
wat je eigenlijk gedaan hebt. Je hebt een vraag gesteld, het stellen van een vraag is een actie.
3. Perlocutieve handeling (het gaat over het doel van de spreker)
o Perlocutief doel: het ideaal – datgene wat de spreker beoogt door te spreken, de bedoelde reactie
o Perlocutief effect: de werkelijkheid – het feitelijke resultaat van de taalhandeling, kan afwijken van het
ideaal.
(zie hier de sterke overeenkomst met het zender-boodschap-ontvanger model!)
, Geslaagdheidsvoorwaarden (felicity conditions)
Voorwaarden, de eisen waaraan moet worden voldaan om van geslaagdheid te kunnen spreken. Geslaagdheid betekent
succes.
1. Propositionele inhoudsregel
Regels die betrekking hebben op de inhoud van de taalhandeling
o Referentie naar de buitenwereld
o Waarover ben je aan het praten bij een specifieke taalhandeling
2. Voorbereidende regels
Regels die situationele en contextuele omstandigheden vermelden
o De relatie tussen spreker en hoorder
o Wat moeten we weten van de spreker in deze specifieke taalhandeling
o Kenmerken van spreker en toehoorder zullen cruciaal zijn om taalhandeling te doen slagen
3. Oprechtheidsregels
Regels die de psychologische ingesteldheid van de spreker aangeven
o De attitude waarmee een spreker zijn taalhandeling verricht. De mate waarin een spreker zijn taalhandeling
op een eerlijke manier uitvoert.
Voorbeelden met beloven en verontschuldigen
BELOVEN
Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om een belofte met succes te verrichten?
- Propositionele inhoud
o Bij een belofte praat je over iets dat nog moet gebeuren. Het is een stand van zaken die in de toekomst
zal gebeuren.
- Voorbereidende regels
o Een belofte is typisch iets dat de toehoorder gunstig stemt, het is in zijn/haar voordeel
o Datgene wat beloofd wordt moet binnen de mogelijkheden van de spreker liggen. Hij/zij moet in staat
zijn om de belofte na te komen.
- Oprechtheidsregel
o Als je iets beloofd, heb je de oprechte intentie je belofte na te komen.
ZICH VERONTSCHULDIGEN
Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om een verontschuldiging met succes te verontschuldigen?
- Propositionele inhoud
o Je praat over iets dat al plaatsgevonden heeft, het ligt in het verleden
- Voorbereidende regels
o De toehoorder heeft nadeel gekend bij het misverstand. De nood om te verontschuldigen ontstaat in een
context waar je het gevoel hebt dat je de toehoorder schade berokkend hebt.
o Je bent verantwoordelijk voor het misverstand, voor het nadeel voor de toehoorder
- Oprechtheidsregel
o Als je je verontschuldigd, heb je spijt over wat er gebeurd is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurebudts. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.