A clear overview of the text. Some descriptions should be explained a little more clearly.
By: wintersophia • 5 year ago
By: martinkaal • 6 year ago
By: mver • 6 year ago
By: mimmus • 6 year ago
Seller
Follow
Hilde18
Reviews received
Available practice questions
Proza analyse
Flashcards113 Flashcards
$3.2111 sales
Flashcards113 Flashcards
$3.2111 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat is een kenmerk van dramatiek?
Answer: Dialogische taalsituatie --> gesprek tussen twee personages zonder verteller
2.
Wat is een kenmerk van epiek?
Answer: Ingebedde taalsituatie --> verteller en verhaal, verschil tussen niveau van de verteller en niveau van het vertellen
3.
Welke soorten gedramatiseerde vertellers zijn er?
Answer: - Auctoriale verteller
- Ik verteller
- Getuigenverteller
4.
Wat zijn de kenmerken van een auctoriale verteller?
Answer: - Neemt niet zelf deel aan de gebeurtenissen
- Gericht op lezers. Begeleidt, stuurt en spreekt rechtstreeks toe
- Kan informatie verstrekken of achterhouden
- Wordt gebruikt voor ironie en spel
5.
Wat zijn de kenmerken van een ik - verteller?
Answer: Hoofdpersoon in het verhaal
6.
Wat zijn de kenmerken van een getuigenverteller?
Answer: Deelt wel een beetje mee in het verhaal, maar is niet de hoofdpersoon
7.
Wat is het vertellend ik?
Answer: Vanuit heden verteld, ik persoon is de verteller, vertelt op het vertelniveau
8.
Wat zijn de kenmerken van het belevend ik?
Answer: Op moment beleven, personage is de verteller, vertelt op belevend/handelend niveau
9.
Welke soorten niet gedramatiseerde vertellers zijn er?
Wat zijn de kenmerken van een enkelvoudige personale vertelsituatie?
Answer: - Verhuld ik verhaal
- Je leert van 1 personage de gevoelens kennen
- Onbetrouwbaar: alles wordt van 1 kant bekeken
Content preview
Proza samenvatting Hoofdstuk 8 tot en met 13
Hoofdstuk 8 vertellen
Dramatiek
- Dialogische taalsituatie gesprek tussen twee personages zonder verteller
Epiek
- Ingebedde taalsituatie verteller en verhaal, verschil tussen niveau van de verteller en
niveau van het vertellen
Gedramatiseerde verteller kun je aanwijzen in het verhaal
- Auctoriale verteller
Neemt niet zelf deel aan de gebeurtenissen
Gericht op lezers. Begeleidt, stuurt en spreekt vaak rechtstreeks toe
Kan informatie verstrekken of achterhouden
Wordt gebruikt voor ironie en spel
Kan gedachtes van andere personages weergeven
- Ik – verteller
Hoofdpersoon in het verhaal
- Getuigenverteller
Deelt wel een beetje mee in het verhaal, maar is niet de hoofdpersoon
Vertellend ik: vertelt vanuit het heden, de ik persoon is de verteller, vertelt op het vertelniveau
Belevend ik: op het moment beleven, het personage is de verteller, vertelt op belevend/handelend
niveau
Niet gedramatiseerde verteller niet aanwijsbaar in het verhaal
Personale vertelsituatie verteld in de 3e persoon; hij/zij
- Enkelvoudig personaal
Verhuld ik – verhaal
Je leert van 1 personage de gevoelens kennen
Onbetrouwbaar: alles wordt van één kant bekeken
- Meervoudig personaal
Je leert de gevoelens en gedachten van meerdere personages kennen
,Mogelijke vormen die de gelaagdheid in ik-verhalen kan aannemen:
- Lotgevallen van belevend ik komen aan de orde en het vertellend ik houdt zich op de
achtergrond
- Accent ligt op de lotgevallen van het belevend ik, maar het vertellend ik geeft
kanttekeningen
- Vertellend ik vertelt ook wat hem in het heden overkomt
- Vertellend ik en belevend ik lijken met elkaar versmolten te zijn
Twee verschillen tussen de ik – verteller en de auctoriale verteller:
1. De ik – verteller weet niet wat er zich in de hoofden van andere personages afspeelt.
2. De ik – verteller heeft geen directe kennis van gebeurtenissen die zich buiten zijn
aanwezigheid afspelen.
Mogelijkheden van de auctoriale verteller
- Presenteert twee werelden: zijn eigen wereld en de verhaalwereld
- Pretendeert de schrijver te zijn
- Vertelt in een combinatie van eerste en derde persoon
- Kan ingrijpen, uitweiden, informatie achterhouden, op het verhaal vooruitlopen
- Heeft inzicht in het innerlijk van de personages
- Kan commentaar geven;
Op het verhaal (de personages, de gebeurtenissen)
Op het vertellen (metavertellen, metafictie)
In algemene zin
- Kan de lezer toespreken
- Kan een personage toespreken
- Kan optreden als gids, leidsman, ook in moreel opzicht
- Kan het kunstmatige karakter van de tekst versterken
De verteller is onbetrouwbaar, wanneer het verhaal bijvoorbeeld wordt verteld vanuit een
kinderperspectief of door iemand die de personages haat.
Tussenvorm auctoriaal en personaal verteller: afgezwakt auctoriaal vertellen er komt door de
meningen in het verhaal een verteller naar voren.
Metavertellen: je zit op het niveau van de verteller en de verteller gaat in op het vertellen ‘Ik ga
jullie iets vertellen. Om dit te kunnen vertellen…’
Externe verteller: vertelt over anderen en treedt zelf niet op.
Personagegebonden verteller: vertelt over anderen en is tevens een verhaalpersonage.
Meervoudige vertelsituatie: er zijn meerdere vertellers in de tekst.
Vertellerscommentaar: vertellerstekst die meer is dan een beschrijving of samenvatting, bijvoorbeeld
een mening of oordeel.
Focalisator: degene die waarneemt in het verhaal.
Informatie doseren: het verhaal structureren door bijvoorbeeld in korte episodes te vertellen.
Hoofdstuk 9 gedachten, gesprekken, gezichtspunten
Gesprekken weergeven:
1. Directe rede Hij zei: ‘Verdorie, ik ben mijn telefoon vergeten.
2. Indirecte rede Hij zei dat hij zijn telefoon vergeten was.
3. Erlebte rede Hij zei dat hij verdorie zijn telefoon vergeten was.
Erlebte rede is hetzelfde als vrije indirecte rede en tekstinterferentie.
, Mogelijkheden om erlebte Rede te herkennen:
- Spreektaalelementen
- Onmogelijke combinaties van bijwoorden, tijd en de onvoltooid verleden tijd ‘Nu was hij
gered’
- Het tijdloze praetirium ‘Voor niets ging de zon op’
Mogelijkheden van de erlebte Rede
- De overgang naar het innerlijk van personages vrijwel ongemerkt laten plaatsvinden
- Onopvallend de lezer manipuleren: subtiele kleuring aan de gedachteweergave
Zowel vertellers als personages kunnen gekaraktiseerd worden door een typerend taaleigen.
Vertellerstekst is over het algemeen neutraal, terwijl in persoonstekst gemarkeerde formuleringen
kunnen worden gekozen.
Dubbele focalisatie: de verteller geeft ruimte aan zijn eigen visie en aan die van het personage.
Gefocaliseerd object: het object dat wordt waargenomen of waarover gesproken wordt.
Focalisatie: vanuit wie je kijkt naar een situatie. Dit kan wisselen in een verhaal.
Inquit – formule: woorden die persoonstekst introduceren hij zei, hij dacht.
Innerlijke monoloog: gevallen waarin personages zelf hun gedachten verwoorden. Er wordt letterlijk
weergegeven wat een personage denkt.
Soliloquium: de woorden van de innerlijke monoloog worden letterlijk uitgesproken, maar niet tegen
een mens.
Objectief vertellen: de verteller beperkt zich consequent tot waarneming van buitenaf, hij geeft geen
direct inzicht in de personages.
Bewustzijnsromans: romans die helemaal uit innerlijke monologen zijn opgebouwd.
Spreekbuispersonage: een personage dat in een paar woorden of zinnen de thematiek van het
verhaal verwoordt. Komt niet in elk verhaal voor en hoeft geen hoofdpersoon te zijn.
Hoofdstuk 10 Tijd
Tijdsaspecten geschiedenis
- Historische tijd de tijd (bv. Jaar) waarin de geschiedenis of handeling zich afspeelt
- Duur de tijd die de handeling of geschiedenis in beslag neemt
Tijdsaspecten verhaal
- Sujet de volgorde van de gebeurtenissen zoals die in het verhaal wordt gegeven
- Fabel wat er daadwerkelijk is gebeurd.
Om de verhoudingen tussen fabel en sujet te kunnen beschrijven moet je de gebeurtenissen
omschrijven.
Onderscheidingen:
1. Chronologisch – successief
- Sujet en fabel lopen parallel
- Ab ovo vanaf het begin
2. Niet – chronologisch successief
- In medias res/mediis in rebus midden in de handeling beginnen
- Retroversie episode uit het verleden die in het verhaalheden is verwerkt
Regressie terugblik
Flashback herbeleving
a. Spanning en ironie: lezer weet meer dan personages
b. Psychologische functie: verdieping en karaktertekening
- Vision par derrière verhaal wordt achteraf verteld
- Vision avec er wordt met het verhaal mee verteld
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Hilde18. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.