Een uitgebreide samenvatting Economie vwo 6 met onderwerpen zoals conjunctuur en structuur uitgebreid uitgelegd. Alle formules die worden behandelt zijn ook terug te vinden. Recessie, depressie en het berekenen van het bbp en nationaal spaarsaldo zijn uiteraard ook terug te vinden.
Economie DT 1 Hoofdstuk 1-6 Samenvatting
Hoofdstuk 1. De grote recessie
Bij een krimpende economie worden er minder goederen en diensten geproduceerd. Als deze krimp
minstens twee kwartalen aanhoudt -> recessie. Depressie is een langdurige recessie.
Bruto Binnenland product = De totale productie in een jaar. Is gelijk aan het totale inkomen van dat
jaar (bbp = bruto toegevoegde waarde particuliere bedrijven + bruto toegevoegde waarde overheid).
De vermogensmarkt is de markt waarop vermogenstitels, zoals obligaties en aandelen, verhandeld
worden. De vermogensmarkt kan worden ingedeeld in de geldmarkt (één dag tot twee jaar) en de
kapitaalmarkt (onbepaalde tijd).
De geldmarkt heeft drie functies:
Het vereffenen van overschotten en tekorten (overschotten van de ene partij kunnen door
de andere partij geleend en ingezet worden).
Tijdelijke financieringsbron van de staat.
Vormt het aangrijpingspunt voor de stabiliteit van een valuta.
Spaarquote = Het deel van het inkomen dat wordt gespaard.
Staatsschuldquote = De staatsschuld in procenten van het bbp.
Tijdsvoorkeur: Geeft aan dat mensen voorkeur hebben voor bestedingen in het heden.
o Onder invloed van inflatie verandert de reële rente (het verlies aan koopkracht).
- Reële rente = nominale rente – inflatiepercentage
In een periode van onderbesteding of laagconjunctuur groeien de bestedingen minder hard dan de
trendmatige groei van de productiecapaciteit. Consumenten en bedrijven stellen hun aankopen uit,
waar prijsverlagingen het gevolg van zijn en dit veroorzaakt een toename van de werkloosheid.
Expansief of stimulerend beleid, zorgen voor extra bestedingen.
Als bestedingen groter zijn dan de trend, spreken we van overbesteding of hoogconjunctuur. Er
ontstaat een vraagoverschot, waardoor de arbeidsmarkt verkrapt en de prijzen stijgen.
Afremmend beleid, monetair beleid (eigen valuta stabiel houden)of begrotingsbeleid (de
overheid verandert de hoogte van belastingen, sociale premies en overdrachten: uitkeringen
en subsidies).
Hoofdstuk 2. Inkomen, hoe verdien je dat?
Toegevoegde waarde/productiewaarde = De waarde die iemand toevoegt aan de inkoopwaarde
(omzet – inkoopwaarde = bruto toegevoegde waarde). Is gelijk aan het primair inkomen en het totale
inkomen dat in het productieproces wordt verdiend (loon, rente, huur, pacht en winst).
- De bruto toegevoegde waarde = netto toegevoegde waarde + afschrijvingen (de waarde die
een machine is gedaald).
- Omzet = netto toegevoegde waarde + afschrijvingen + inkoopwaarde
De totale productie van bedrijven in een bedrijfskolom bereken je door de toegevoegde waarde van
de afzonderlijke bedrijfstakken bij elkaar op te tellen.
o Toegevoegde waarde = productie = inkomen
Bij niet-commerciële bedrijven is de loon gelijk aan de toegevoegde waarde.
, Algemeen geldt voor binnenland:
Bruto toegevoegde waarde = bruto binnenlands product = bruto binnenlands inkomen
Netto toegevoegde waarde = netto binnenlands product = netto binnenlands inkomen
Netto binnenlands inkomen = bruto binnenlands inkomen – afschrijvingen
Algemeen geldt voor buitenland:
Saldo primair inkomen buitenland = ontvangen primair inkomen buitenland – betaald primair
inkomen buitenland
Bruto nationaal product = bruto binnenlands product + saldo primair inkomen buitenland
Netto nationaal product = bruto nationaal product – afschrijvingen
Welvaart gebruiken economen om aan te geven in welke mate mensen in hun behoeften kunnen
voorzien. De meest eenvoudige maatstaf hiervoor is: welvaart = inkomen.
- Andere maatstaven zijn bbp en het reëel bruto binnenlands product per inwoner.
Bbp als maatstaf voor de welvaart (welvaart in enge zin) gebruiken heeft veel nadelen, zo zegt dit
niets over de inkomensverdeling, wordt het informele circuit en externe effecten niet meegerekend
en wordt er geen rekening gehouden met de uitputting van natuurlijke hulpbronnen.
- Houden we hier wel rekening mee, dan spreken we van economie in ruime zin.
Bij vrijwilligerswerk en zwartwerk spreken we van het informele circuit of van de informele
economie. Dit in tegenstelling tot het formele circuit of de formele economie waarin de
geregistreerde productie plaatsvindt.
Het groen bbp = Een maatstaf voor de economische groei die rekening houdt met externe effecten.
Kapitaalgoederen = Goederen die bedrijven kopen om mee te produceren en geld te verdienen.
- Een vlottend kapitaalgoed is maar voor een korte tijd/eenmalig aanwezig in een bedrijf.
Consumptiegoederen = Goederen die gebruikt worden voor directe consumptie.
Financiële instellingen zorgen voor het doorsluizen van de besparingen van de gezinnen naar de
bedrijven. Gezinnen beleggen hun besparingen bij financiële instellingen en die sluizen het door naar
bedrijven in de vorm van leningen.
Y = C + I (inkomen = consumptiegoederen + kapitaalgoederen)
Y = C + S (inkomen wordt besteed aan consumptiegoederen en de rest wordt gespaard)
C + S = C + I dus S = I (besparingen gezinnen worden gebruikt om netto investeringen te financieren)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SylvieS. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.