Basisboek H5: Klassiek utilitarisme
Inleiding
Utilitaristen geloven dat enkel de gevolgen van een handeling bepalen of deze moreel goed of
slecht is. handelingen die dus niet het maximale genot realiseren zijn kwaad. Het utilitarisme
is een radicale morele theorie.
Jeremy Bentham was de eerste filosoof die een utilitaristische morele theorie formuleerde. De
theorie van Bentham was eenvoudig en overzichtelijk. De theorie van John Stuart Mill was
complexer.
Utilitaristische morele theorieën zijn vaak in strijd met alledaagse moraliteit en
diepgewortelde culturele normen. Een voorbeeld hiervan is: Een politicus zou kunnen
voorkomen dat er iets ergs gebeurt als hij het parlement voorliegt. Utilitaristen zullen zeggen
dat dit geen probleem is omdat de uitkomst beter is, terwijl niet-utilitaristen zullen zeggen dat
politici niet mogen liegen. Utilitaristen kijken dus alleen naar de gevolgen van een handeling.
Wat verdedigen utilitaristen?
Bentham wordt vaak gezien als de grondleggen van het klassiek utilitarisme. Er waren al wel
filosofen eerder, maar Bentham’s theorie was veel nauwkeuriger en systematischer.
Het utilitarisme is volgens Bentham: Het nutsprincipe is het principe dat elke handeling goed-
of afkeurt op basis van de tendens die het heeft op het vergroten of verminderen van het geluk
van iedereen die ermee te maken heeft. Let op: soms kan het lijken of een handeling geluk
vermindert, terwijl het eigenlijk het geluk vergroot. Vandaar het woord ‘tendens’.
Hedendaagse utilitaristen hebben geprobeerd om de theorie preciezer te formuleren door een
aantal onderscheidingen te introduceren:
1. Specifieke handelingen en handelingstypen: Een specifieke handeling is iets dat
iemand op een bepaald moment doet. Gelijksoortige specifieke handelingen kunnen in
verschillende contexten andere gevolgen hebben. Een handelingstype wordt bepaald
door een set centrale eigenschappen die gemeen hebben dat alle specifieke
handelingen in bepaalde opzichten gelijkwaardig zijn.
a. Bijvoorbeeld: Specifieke handeling = Aanslag op president op twee januari om
acht uur. Het handelingstype is dan ‘iemand vermoorden’.
2. Daadwerkelijke en verwachte gevolgen: De voorziene/ verwachte gevolgen komen
niet altijd overeen met de daadwerkelijke gevolgen. De verwachte gevolgen = kans op
mogelijk gevolg X waarde van het gevolg.
In de literatuur is er geen consensus over of de verwachte of daadwerkelijke gevolgen
er moreel gezien toe doen.
3. Handelingsutilitarisme en regutilitarisme: Het regelutilitarisme zegt dat we behoren te
handelen volgens regels die worden geaccepteerd door de meerderheid. Dit zou leiden
tot optimale gevolgen. Volgens handelingsutilitaristen bepaald het gevolg van een
specifieke handeling of deze juist is of niet.
Het utilitarisme van Bentham en Mill:
Het is onduidelijk of Bentham voorstander was van het handelingsutilitarisme of het
regelutilitarisme, hetzelfde geldt voor de opvattingen van John Stuart Mill. De definities van
beide filosofen kunnen namelijk op verschillende manieren worden geïnterpreteerd.
, Het schadebeginsel van Mill schrijft dat de enige reden waarom met rechtmatig macht kan
uitoefenen over iemand, tegen zijn zin, is dat het zorgt dat anderen geen schade wordt
toegebracht.
Utilitaristen benadrukken dat rechten ertoe doen. Utilitaristische rechten zijn gebaseerd op
utiliteitsberekeningen. Mensen hebben een recht om niet geschaad te worden, het erkennen
van de rechten heeft vaak positieve effecten op de gemeenschap. Hieruit is te zien dat het
utilitarisme verenigbaar is het met schadebeginsel, hoewel het soms tegenstrijdig lijkt.
Versies van het utilitarisme
Bijna alle versies van het utilitarisme bestaan uit twee verschillende subtheorieën: een theorie
over wat op zichzelf goed is en een theorie over wat goede handelingen juist maakt.
De bekendste versie van het utilitarisme is het klassiek-hedonistisch handelingsutilitarisme.
Deze theorie is een samenvoeging van de bewering dat alleen geluk op zichzelf goed is en de
bewering dat een handeling juist is als geen enkele handeling meer teweegbrengt van datgene
wat op zichzelf goed is.
Volgens Bentham moet er in de berekening van de hoeveelheid genot rekening gehouden
worden met:
1. Intensiteit
2. Duur
3. Zekerheid/ onzekerheid
4. Nabijheid/ afgelegenheid
Je zou dus eigenlijk een getal kunnen koppelen aan deze vier variabelen van Bentham. Het
idee van Bentham is dat het goede optelbaar is. Gelijkheid is hierin dus niet direct van moreel
belang omdat het beter zou zijn om iemand die het al goed heeft 100 eenheden gelukkiger te
maken dan om iemand die het slecht heeft 99 eenheden gelukkiger te maken.
Mills theorie van het goede verschilt hierin. Mill maakt een onderscheid in hoger en lager
genot. Hij vindt dan ook dat de vier variabelen van Bentham niet volstaan, omdat de kwaliteti
van onze mentale ervaringen er ook toe doet. Mill voegt dus als ware de kwaliteit toe als
vijfde variabele.
Utilitaristen waren zich ervan bewust dat geluk op verschillende manieren geïnterpreteerd kan
worden. Er is geen overeenstemming over hoe utilitaristen en andere consequentialisten
situaties moeten evalueren.
Een van de belangrijkste alternatieven voor het klassiek-hedonistisch utilitarisme is het
voorkeursutilitarisme. Het kernidee kan worden teruggevoerd op Sidgwick. Het idee is dat de
voorkeuren van mensen worden vervuld. Dit is op zichzelf goed. Maar soms gaan geluk en
het vervullen van voorkeuren niet samen (bijvoorbeeld bij roken). Voorkeursutilitaristen
proberen dit probleem te vermijden door uit te gaan van ‘rationele’ of ‘volledig
geïnformeerde’ voorkeuren. Toch lost dit het nog niet helemaal op omdat dan verklaard moet
worden waarom voorkeuren belangrijker zijn dan maximaliseren van geluk. Een mogelijke
verklaring zou kunnen zijn dat het ertoe doet dat jij mag beslissen over je eigen toekomst,
onafhankelijk van of dit bevredigen van voorkeuren je gelukkiger maakt of niet. Hetgeen wat
jij wil is ook waardevol.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller l29spr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.