Leerdoel 1: Wat zijn leerstoornissen? (Wat is een specifieke leerstoornis,
dyslexie/dyscalculie)
Antwoord leerdoel: er zijn verschillende criteria om te bepalen of er sprake is van een
leerstoornis: discrepantie, achterstands-, resistentie en exclusiviteitscriteria. Leerstoornissen
zijn te herkennen aan de ernst, persistentie en hardnekkigheid. Er is naar dyscalculie minder
onderzoek gedaan. De stoornissen kunnen worden vastgesteld op het moment dat kinderen
moeten kunnen lezen/rekenen, maar er zijn al vroege voorspellers.
Kennisclip 1
Je kunt leerstoornissen herkennen aan verschillende kenmerken:
1. De ernst: ze hebben invloed op het functioneren van het kind
2. Persistent (langdurig aanwezig)
3. Hardnekkig, bijscholing lost de problemen niet op
Bij dyslexie en dyscalculie is ook het gebrek aan automatiseren van woord en rekenfeiten
kenmerkend. Hierdoor lopen kinderen vast bij complexere procedures. In de classificerende
diagnostiek van leerstoornissen zijn verschillende criteria.
Tot voorkort stond het discrepantiecriterium centraal: onverwacht grootverschil tussen het
verwachte potentiële school succes en leervermogen van het kind en de prestaties die een
kind daadwerkelijk levert. Die verwachtingen kun je baseren op IQ, leeftijd of onderwijs van
een leerling. Bij dit criterium is het dus belangrijk dat deze discrepantie goed vast wordt
gesteld, daarom zijn strenge psychometrische metingen belangrijk.
In de praktijk wordt vooral gekeken naar afwijkingen van het potentiële leervermogen van
het kind op basis van de leeftijd. Dan wordt er geen rekening gehouden met individuele
verschillen tussen kinderen van dezelfde leeftijd. Daarom heeft het discrepantie criterium
veel kritiek (IQ is bijvoorbeeld geen maatstaaf)en is vervangen:
Achterstandscriterium er moet sprake zijn van een ernstige achterstand in het leren.
Resistentiecriterium stelt dat de achterstand heel hardnekkig moet zijn en dus niet
te verhelpen is door beter of meer onderwijs
Exclusiviteitscriterium diagnose leerstoornis mag alleen worden gesteld als er geen
andere oorzaken zijn voor de leerproblemen van het kind.
,Qhesuiere et al., willen een beschrijvende diagnose op basis van deze drie criteria, ze
schrijven in dit artikel alleen over dyslexie maar de criteria zijn net zo relevant voor
dyscalculie.
Dyslexie: is een specifieke lees- en spellingsstoornis met een neurobiologische basis. Dit
wordt veroorzaakt door cognitieve verwerkingsstoornissen op het raakvlak van fonologische
(verwerking van spraakklanken via het gehoor) en orthografische ( gaat over spelling)
taalverwerking. Deze specifieke taalverwerkingsproblemen wijken proportioneel af van het
overige cognitieve, en met name taalverwerkingsprofiel en leiden tot ernstige problemen met
lezen en spellen van woorden ondanks regelmatig onderwijs.
Belangrijkste kenmerken:
Ernstige lees en spellingsproblemen
Traag en moeizaam leerproces dat specifiek is voor lezen en spellen
Lees- spellingsproblemen op woord en sub-woord niveau
Verwerking van spraakklanken is verstoord of vertraagd
Het nel serieel benoemen van letters en cijfers is verstoord of vertraagd
Visueel/orthografische woordherkenning is onnauwkeurig of vertraagd
Koppelen van visuele/auditieve letter/ woordverwerking is verstoord of vertraagd
Soms problemen in het verbale geheugen
Dyscalculie: ernstig, hardnekkige reken en wiskundige problemen ondanks deskundige
begeleiding en waarschijnlijk voorkomend uit kind factoren. De oorzaak mag dus niet buiten
het kind liggen. Er moet voldaan zijn aan het resistentie criterium en discrepantie criterium.
DSM:
In de DSM vallen dyslexie en dyscalculie onder de categorie specifieke leerstoornissen. Deze
classificatie wordt gegeven als kinderen moeite hebben met het ontwikkelen van schoolse
vaardigheden. De symptomen moeten aanwezig zijn ondanks een eerdere interventie gericht
op deze moeilijkheden.
, Kennisclip 2
Prevalentie: dyslexie en dyscalculie zijn de meest voorkomende leerstoornissen. Cijfers
kunnen verschillen op basis van definities of populatie. De meest ernstige vormen komen
bijvoorbeeld minder voor. Gemiddeld heeft ongeveer 5% van de mensen dyslexie of
dyscalculie.
Genderverschillen: komen iets vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Dyslexie 1.5x zo
vaak bij jongens als bij meisjes. Naar dyscalculie is nog veel minder onderzoek gedaan.
Comorbiditeit: vooral op jonge leeftijd een hoge mate van comorbiditeit. Bij ongeveer 20 tot
40% van de leerlingen met dyslexie is er ook sprake van dyscalculie. Ook zijn er vaker
gedragsproblemen. Het sociaal-emotioneel welbevinden lijkt hierin een belangrijke rol te
spelen. Dit hangt weer samen met meer gedragsproblemen. ADHD heeft hoge comorbiditeit
met leerstoornissen zoals dyslexie.
Als ouder of leerkracht het kind niet goed weet te ondersteunen in het vullen van zijn
basisbehoeften, autonomie, sociale ondersteuning en competentie beleving. Dan is het
welbevinden van het kind waarschijnlijk lager en is de kans op gedragsproblemen groter.
Dyslexie komt ook voor in combinatie met andere stoornissen:
ADHD 20 tot 80%
Sociale fobie
Gegeneraliseerde angststoornis
Stemmingsstoornissen
Specifieke taalstoornissen
Motorische problemen
Auditieve en visuele problemen
ASS
Rekenproblemen
LVB
Er is veel minder onderzoek naar dyscalculie dus ook over de comorbiditeit is weinig bekend.
Beloop: dyslexie en dyscalculie kunnen pas worden vastgesteld op het moment dat kinderen
zouden moeten kunnen lezen en rekenen. Maar op jonge leeftijd zijn er wel al vroege
voorspellers. Voor dyslexie bijvoorbeeld; problemen in de verwerking van spraakgeluiden,
aandachts-functies, vroege fonologische ontwikkeling en in het tot stand komen van autisme.
Naar beloop van dyscalculie is minder onderzoek maar trage taalontwikkeling en het leren
van kwantitatieve feiten zijn wel voorspellers. Net als verbaal tellen, cijfersymbolen,
herkennen en vergelijken hoeveelheden.
Prins, 2014
Het onderscheid tussen leerproblemen en een leerstoornis is gradueel en gebaseerd op ernst,
langdurigheid en hardnekkigheid van de problematiek. Bij een stoornis moet sprake zijn van
opvallend ernstig, langdurig, hardnekkig tekort of teveel aan gedrag.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anneeeltink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.70. You're not tied to anything after your purchase.