Deze samenvatting is gemaakt over de hoofdstukken die in mijn examen voorkwamen. De hoofdstukken staan in de inhoudsopgave! De samenvatting bevat afbeeldingen, Latijnse benamingen en is erg overzichtelijk!
Samenvatting in tabelvorm inclusief plaatjes en Latijn
1
, Hoofdstukken die in dit examen voorkomen
Anatomie en fysiologie
Hoofdstuk 3 – Bouw van de cel Pagina 3 tot 6
Hoofdstuk 4 – Transport in en uit de cel Pagina 6 tot 8
Hoofdstuk 5 – Celstofwisseling Pagina 8 tot 11
Hoofdstuk 6 – Levensloop van de cel Pagina 11 tot 13
Hoofdstuk 7 – Dekweefsel Pagina 14 tot 17
Hoofdstuk 8 – Steunweefsel Pagina 17 tot 20
Hoofdstuk 9 – Spierweefsel Pagina 20 tot 22
Hoofdstuk 10 – Zenuwweefsel Pagina 22 tot 23
Hoofdstuk 26 – Hormonen Pagina 23 tot 25
Hoofdstuk 27 – Hormoonklieren Pagina 26 tot 36
Hoofdstuk 36 – Voortplanting Pagina 37 tot 49
Pathologie
Hoofdstuk 7 – Oncologie Pagina 50 tot 54
Hoofdstuk 10 – Lichaamstemperatuur Pagina 54 tot 57
Hoofdstuk 15 – Slaapstoornissen Pagina 57 tot 66
Hoofdstuk 24 – Hormoonstelsel Pagina 66 tot 72
Hoofdstuk 26 – Psychiatrische ziekten Pagina 72 tot 81
Hoofdstuk 20.1 – Ziekten van het zenuwstelsel Pagina 81 tot 91
2
,Hoofdstuk 3 – De bouw van de cel
Inleiding -In het lichaam komen heel veel verschillende soorten cellen voor;
*Allemaal met karakteristieke vorm en functie;
-Cellen vertonen altijd een aantal dezelfde eigenschappen;
-In cellen bevindt zich een geleiachtig vocht;
*In deze cellen zitten structuren die te vergelijken zijn met organen;
*Structuren heten ORGANELLEN;
Organellen -Cel bevat een aantal verschillende organellen, elk met een eigen taak;
-Belangrijkste organellen zijn;
*Celkern;
*Ribosomen;
*Endoplasmatisch reticulum;
*Golgicomplex;
*Mitochondriën;
*Lysosomen;
*Centrosoom;
-Sommige organellen komen in hun eentje voor, van andere zijn er
meerdere (soms zelf heel veel);
Celkern -NUCLEUS in het latijn;
-Elke cel heeft één celkern;
*Grootste organel van de cel;
-Nucleus stuurt alle stofwisselingsactiviteiten in de cel aan;
-Nucleus bevat alle informatie voor erfelijke eigenschappen van het
individu;
-Nucleus is onmisbaar, zonder celkern kan de cel niet in leven blijven;
-Nucleus is een bolletje met een waterige inhoud;
*Waterige inhoud heet het KERNPLASMA;
-Kernplasma is omgeven door het KERNMEMBRAAM;
*Kernmembraam bevat vele openingen, genaamd KERNPORIËN;
-In de celkern bevinden zich kleine structuren;
*KERNLICHAAMPJES;
*Bevatten kernzuur RNA (ribonucleïnezuur);
*RNA lijkt op DNA, speelt een rol bij de vorming van ribosomaal (rRNA);
3
,Chromosomen -In het kernplasma van de nucleus zit een groot aantal draderige
structuren genaamd de CHROMOSOMEN;
-Chromosoom bestaat uit eiwitten waaromheen een groot molecuul is
gewikkeld;
*Molecuul is het kernzuur DNA;
-DNA / Desoxyribonucleïnezuur;
-Kernen van de mens hebben altijd 46 chromosomen;
-Nucleus regelt alle activiteiten in de cel dankzij het DNA;
DNA -Bijzonder lang molecuul dat vele malen is opgerold;
-Ongeveer 1.5 meter lang;
-DNA is te verdelen in stukjes die elk de instructie voor de vorming van het
eiwit bevatten;
Hiernaast een afbeelding ->
Ribosomen -Kleine bolletjes die los rondzweven in het celplasma;
*Zitten vast aan een ander organel, het ENDOPLASMATISCH RETICULUM;
-Ribosomen hebben hun eigen RNA;
*Ribosomaal RNA / rRNA;
*Ribosomaal RNA wordt in de kernlichaampjes aangemaakt;
-Ribosomen spelen een heel belangrijke rol bij de eiwitsynthese;
-In de losse ribosomen worden eiwitten gemaakt die de cel zelf nodig heeft
om goed te kunnen functioneren;
*Ribosoom van het endoplasmatisch reticulum maken eiwitten die
bedoeld zijn voor gebruik buiten de cel;
*Eiwitten worden de cel uit getransporteerd, voorbeelden hiervan;
*Hormonen en enzymen;
Endoplasmatisch -Betekent letterlijk ‘netwerk in het plasma’;
Reticulum -Systeem van holten, blaasjes en buisjes;
-Membramen van het endoplasmatisch reticulum zijn van oorsprong
uitstulpingen van de kernmembraam;
-Aan het endoplasmatisch reticulum zitten ribosomen vast die zorgen voor
eiwitsynthese;
-Endoplasmatisch reticulum speelt een belangrijke rol bij;
*Vorming van celmembramen;
*Onschadelijk maken van giftige stoffen (alcohol en drugs);
Golgicomplex -Bestaat uit stapeltjes platte blaasjes;
-Golgicomplex transporteert allerlei stoffen die in of
buiten de cel nodig zijn;
*Zoals eiwitten, suikers en vetten;
-Stoffen worden vervoerd in kleine blaasjes die van het
Golgicomplex afsnoeren;
Mitochondriën -Vrij grote cellen die langwerpig zijn;
*Hebben een sterk geplooid BINNEN membraam;
*Gladde BUITENmembraam;
-In de mitochondriën vinden zich allerlei stofwisselingsreacties plaats;
*Doel -> Energie voor de cel vrijmaken (ook wel energiecentrales);
4
,Lysosomen -Kleine blaasjes die enzymen bevatten;
*Enzymen zijn betrokken bij de afbraak en opruiming van stoffen in de cel;
*Kunnen voedingsstoffen zijn die eerst afgebroken moeten worden voor ze
bruikbaar zijn;
-Lysosomen houden zich bezig met het opruimen van versleten organellen;
-Lysosomen dienen als een soort vuilnisvat;
-Lysosomen bevatten agressieve enzymen;
*Soms gaan lysosomen lekken waardoor de agressieve enzym de cel zelf
gaat afbreken, de cel gaat dan dood;
Centrosoom -Iedere cel heeft een centrosoom;
-Centrosoom bestaat uit twee identieke cilindervormige structuren;
*Cilindervormige structuren -> CENTRIOLEN;
-Centrosoom komt in actie als de cel zich gaat delen;
*Centrosoom verdubbelt zich en verplaatst elk centrosoom naar een van
beide polen van de cel;
-Centrosomen geven tijdens het delingsproces richting aan waarin de
deling plaatsvindt;
Celmembraam -Cel kan zich alleen handhaven als de samenstelling constant blijft;
*Celmembraam speelt daarbij een belangrijke rol;
-Celmembraam is de buitenste grenslaag;
*Beschermd de celinhoud af van de buitenwereld;
*Hierdoor kunnen waardevolle stoffen niet naar buiten en geen verkeerde
stoffen naar binnen komen;
-Celmembraan bestaat uit een dubbele laag FOSFOLIPIDEN;
*Met daarin meer of minder cholesterolmoleculen;
-Celmembraan moet waterafstotend zijn maar ook heel soepel;
*Wordt bereikt door twee lagen fosfolipiden;
*Fosfolipiden rangschikken zich altijd zo dat de waterafstotende staart
naar elkaar toe liggen;
Fosfolipiden -Is een vetmolecuul met een kop- en staartgedeelte;
-Kop wordt gevormd door een fosfaatgroep;
-Staart wordt gevormd door vet/ LIPIDE
-In de fosfolipiden laag dobberen eiwitmoleculen;
*Sommige steken elkaar aan de buitenkant aan;
-Eiwitmoleculen dienen als een soort antenne;
*Membraameiwit met zo’n antennefunctie > RECEPTOREIWIT;
Membraamporiën -Liggen aan weerskanten van de celmembraam en steken hier uit;
-Vormen afsluitbare kanaaltjes genaamd MEMBRAAMPORIËN;
-Dienen voor het transport van stoffen van en naar het celplasma;
5
, Glycocalix -Complex van suikermoleculen die aan de buitenkant van het
celmembraam kunnen vastzitten;
-Hechten zich aan een eiwit en vet in de celmembraam en steken relatief
ver uit;
-Een GLYCOCALIX heeft een structuur die hoort bij een bepaald type cel;
Hoofdstuk 4 – Transport in en uit de cel
Inleiding -Cel heeft net als ieder levend wezen stoffen nodig;
*Stoffen nodig uit eigen omgeving, stoffen afgeven aan omgeving;
-Ruimte buiten de cel heet…;
*EXTRACELLULAIRE ruimte / extra = buiten;
-Inwendige gedeelte van de cel heet…;
*INTRACELLULAIRE ruime / intra = binnen;
-Stoffen kunnen zich op verschillende manieren verplaatsen;
*Stoffen zoals water en gassen kunnen onverhinderd de cel in;
-Transport waarbij de cel geen moeite doet = PASSIEF TRANSPORT;
-Stoffen die niet zo maar door de celmembraam heen gaan;
*Celmembraam en cel spelen een actieve rol = ACTIEF TRANSPORT;
Passief transport -Stoffen stromen vanzelf in of uit de cel via het CELMEMBRAAM;
-Passief transport is gericht op twee natuurkundige processen;
*DIFFUSIE en OSMOSE;
-Beschouw de celmembraam en andere membramen binnenin de cel als
HALFDOORLAATBARE VLIEZEN;
*Er kunnen dus alleen heel kleine moleculen doorheen;
*Zoals water en gassen (zuurstof en koolstofdioxide);
-Hoe snel water en gassen in of uit de cel gaat hangt af van…;
*Hangt af van hoeveel stoffen in de cel opgelost zijn en;
*Hoeveel stoffen buiten de cel opgelost zijn;
-Hoe groter het concentratieverschil -> hoe sneller het stoffentransport;
Diffusie -Diffusie is de beweging van deeltjes van een plaats waar die deeltjes in een
hoge concentratie voorkomen naar een plaats waar de concentratie kleiner
is;
-Natuur probeert overal dezelfde concentratie stoffen te krijgen;
*Bijvoorbeeld parfum in een hoek spuiten en vervolgens overal in de kamer
ruiken;
-Diffusie kan ook in vloeistof plaats vinden;
*Als je een druppel inkt in een glas water doet verspreiden de inkdeeltjes
zich en wordt het water egaal blauw;
-Bij diffusie kunnen deeltjes zich ongehinderd over een ruimte verdelen;
*Kan wanneer er GEEN scheidingswand in de ruimte staat;
*OF wanneer die scheidingswand die deeltjes gewoon doorlaat;
-Doorlaatbare scheidingswand/ PERMEABEL vlies;
6
,Osmose -Wanneer er door een half doorlaatbaar vlies geen grotere stoffen kunnen;
*Moleculen kunnen hier wel doorheen;
*Half doorlaatbaar / SEMI-PEREABEL;
-Door watermoleculen die wel door het vlies kunnen komen wordt de
concentratie weer gelijk gemaakt;
-Zelfde principe als DIFFUSIE, alleen wordt bij OSMOSE gebruik gemaakt van
water;
Factoren die -Concentratieverschil;
diffusie en osmose *Hoe groter het concentratieverschil, hoe sneller de diffusie/osmose
beïnvloeden verlopen;
-Temperatuur;
*Moleculen zijn altijd in beweging, beweging wordt heviger als de
temperatuur stijgt;
*Hierdoor verloopt de osmose/diffusie ook sneller;
-Diffusieafstand;
*Hoe kleiner de afstand, hoe sneller het proces verloopt;
-Diffusieoppervlak;
*Hoe groter het oppervlak van de half doorlaatbare wand, hoe sneller het
proces verloopt;
-Stroperigheid / VISCOSITEIT;
*Hoe stroperiger de vloeistof, hoe langer het proces duurt;
*Beweging van stroperige vloeistof verloopt veel langzamer;
Actief transport -Wanneer er grotere deeltjes en stoffen via de celmembraam naar binnen
of naar buiten gaat;
-Cel doet dit doormiddel van actief transport;
*Gaat niet vanzelf, cel moet er energie in steken;
-Er zijn twee typen actief transport;
*Enzymatische pomp;
*Blaasjestransport;
Actieve- en passieve
transport
schematisch
7
, Enzymatische pomp -Hierbij worden de te vervoeren deeltjes met behulp van enzymen door de
/ actief transport celmembraam gesluisd;
*Enzymen zijn een soort hulpstoffen die bij allerlei celactiviteiten worden
ingezet;
-Vervoersenzymen bevinden zich in het celmembraam;
1.Aan de ene kant bindt zich het deeltje van het enzym;
2.Vervolgens vervoert de enzym het deeltje door het membraam heen;
3.Eenmaal door het membraam laat het enzym het deeltje los;
-Deze manier van transport is te vergelijken met een draaideur;
*Aan de ene kant erin, aan de andere kant eruit;
*De draaideur (het enzym zelf) blijft zitten;
Blaasjestransport / -Bij blaasjestransport…
actief transport 1.Celmembraam stulpt om de te vervoeren stof heen;
2.Vormt hierbij een blaasje;
3.Doordat de celmembraam vervormbaar en flexibel is kunnen de
uitgestulpte stukjes makkelijk samensmelten;
4.Er onstaat een blaasje binnen het celplasma waardoor de ingesloten stof
niet direct in contact komt met de intracellulaire ruimte;
-Blaasjestransport wordt ENDOCYTOSE genoemd;
*Endocytose is het opnemen van stoffen die zich buiten de cel bevonden;
-Als de opgenomen deeltjes een vaste stof vormen;
*Proces vormen van een vaste stof heet FAGOCYTOSE;
-Stoffen kunnen via blaasjes ook de cel uitgewerkt worden;
*Dit proces heet EXOCYTOSE;
Exocytose
uitgebeeld
Hoofdstuk 5 – Celstofwisseling
Inleiding -Anatomisch gezien is de cel de bouwsteen van het lichaam;
*Fysiologisch gezien de kleinste functionele stofwisselingseenheid;
-Fysiologie van het lichaam is terug te voeren op de stofwisseling in de cel;
Opbouw- en -Stofwisseling/ METABOLISME;
afbraakreacties *Verzamelnaam voor alle scheikundige reacties die in levende cellen
plaatsvindt;
*Ene stof wordt omgezet in een andere stof waar de cel dan behoefte aan
heeft;
-Stofwisselingsreacties zijn in twee soorten te verdelen;
1.Opbouwreacties;
2.Afbraakreacties;
8
,Opbouwreacties -Ook wel ANABOLE REACTIES genoemd;
-Zijn omzettingen waarbij kleinere moleculen samengevoegd worden tot
grotere;
*Deze reacties kosten energie;
*Zo gevormde moleculen worden ingebouwd in de cel;
*Worden gebruikt bij de groei en herstel van (delen van) het lichaam;
-Omdat er sprake is van het maken van bouwstoffen noem je dit proces..;
*ASSIMILATIE -> Kleine moleculen samenvoegen tot een groot molecuul
waarbij energie wordt gevormd;
Afbraakreacties -Ook wel KATABOLE REACTIES genoemd;
-Gebeurt het omgekeerde als bij assimilatie;
*Energie komt hierbij vrij die gebruikt kan worden voor de assimilatie of
andere energievragende processen (bewegen, warmteregulatie);
-Omdat er sprake is van afbraak van stoffen noem je dit proces…;
*DISSIMILATIE -> Afbraak van stoffen;
Verbranding -Veel voorkomende afbraakreactie is de verbranding;
*Verbranding is een chemische reactie waarbij een brandstof reageert met
zuurstof;
*Bij verbranding is ALTIJD zuurstof nodig;
-Verbranding heet ook wel AEROBE DISSIMILATIE;
-Doel verbranding in de cel -> verkrijgen van energie voor het uitvoeren
van allerlei activiteiten;
-Brandstof in de cel is meestal GLUCOSE;
-Naast energie dat ontstaat bij de verbranding ontstaan ook afvalstoffen;
*Koolstofdioxide en water;
*Koolstofdioxide is een afvalgas dat wij uitademen;
Glucoseverbranding -Verbranding van glucose in een formule;
* Glucose + zuurstof -> energie + water + koolstofdioxide;
Vetverbranding -Wanneer er geen glucose beschikbaar is om te verbranden gaat het
lichaam over op de vetverbranding;
*Deze vorm van verbranding is niet zo ‘schoon’ omdat er meer afvalstoffen
ontstaan;
-Vetverbranding in formule;
* Vetten + zuurstof -> energie + water + koolstofdioxide + afvalstoffen;
Anaerobe -Wanneer er geen zuurstof aanwezig is in de cel, maar deze wel behoefte
dissimilatie heeft aan energie;
*In plaats van zuurstof schakelt de cel over op verbranding van energierijke
stoffen zonder dat daar zuurstof bij wordt gebruikt;
-Voordeel -> Cel kan toch energie vrijmaken;
*Nadelen…;
1.Energieopbrengts bij anaerobe dissimilatie is veel lager dan bij aerobe
verbranding;
2.Er zijn veel meer afvalstoffen zoals melkzuur;
-Formule van anaerobe dissimilatie;
* Glucose -> energie + melkzuur + water;
-Anaerobe dissimilatie speelt zich onder andere af in de spieren;
*Wanneer ze veel arbeid moeten verrichten;
-Melkzuur is een stof die zo snel mogelijk moet worden afgebroken;
*Melkzuur is een giftige stof die spierkramp of spierpijn veroorzaakt;
Energie in de cel -Verbranding in de cellen gebeurt de hele dag door;
-Energie die niet wordt gebruikt wordt opgeslagen in speciaal daarvoor
9
, bestaande stoffen;
*Die stoffen zou je bio accu’s kunnen noemen;
*Zijn altijd in het celplasma aanwezig en kunnen als ware opgeladen
worden;
-De stof die energie kan opladen (bij de bio accu’s) heet ADENOSINE
DIFOSFAAT / ADP;
ADP/ adenosine -Hierbij zitten twee fosfaatmoleculen vast aan het eiwit adenosine;
difosfaat -In het celplasma zweven ook losse fosfaatmoleculen rond;
*Zodra er bij de verbranding energie vrijkomt kan er een derde
fosfaatmolecuul aan ADP worden gebonden;
*Stof heet dan ADONESINETRIFOSFAAT/ ATP / tri = drie;
-Tegelijk met het fosfaatmolecuul wordt een beetje energie opgeslagen;
*Derde fosfaatbinding noem je dan ook energierijke binding;
-Wanneer het derde fosfaatbinding zich toevoegd is het een energierijke
binding en wordt de ADP ATP, ATP bewaart de energie;
-Forming van adenosinetrifosfaat;
*ADP + P + energie -> ATP;
-Zodra ergens in de cel energie nodig is wordt het derde fosfaatmolecuul
snel losgekoppeld en komt de opgeslagen energie vrij;
-Formule van het vrijmaken van het ATP-molecuul;
*ATP -> energie + ADP + P;
Enzymen -Met behulp van enzymen vinden stofwisselingsreacties plaats in de cel;
*Enzymen zijn de versnellers van scheikundige reacties;
*Je noemt ze daarom BIOKATALYSATOREN;
-Zonder enzymen zouden reacties veel langzamer verlopen waardoor de cel
niet goed kan functioneren;
-Enzymatische opbouwreactie in formule;
*Enzym A + stof 1 + stof 2 -> stof 3 + enzym A;
-Enzymatische afbraakreactie in formule;
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anne-wilvanbeelen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.