100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting lessen + boek Comparatieve Politieke Economie $4.61
Add to cart

Summary

Samenvatting lessen + boek Comparatieve Politieke Economie

2 reviews
 120 views  8 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting lessen CPE + boek 'Crisis & Inequality'

Preview 4 out of 38  pages

  • May 19, 2021
  • 38
  • 2020/2021
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: mariezulfiji • 1 year ago

review-writer-avatar

By: landerfeyen • 3 year ago

avatar-seller
COMPARATIEVE POLITIEKE
ECONOMIE
LES 1: INTRODUCTIE

WAT IS (COMPARATIEVE) POLITIEKE ECONOMIE?

- Politieke economie onderzoekt de interactie tussen politieke en economische verschijnselen
 Toepassing van Laswell’s definitie van politiek – “Who gets what, when and how”? – op de
economie
- Impact van sociale/politieke ontwikkelingen op de economie
 Mondiale financiële crisis 2008
 Groeiende ongelijkheid in geïndustrialiseerde wereld
- Impact van economische verschijnselen op de maatschappij en politiek
 Gevolgen van globalisering voor de welvaartstaat
 Groei in populisme
- Verschil mondiale crisis en coronacrisis
 Mondiale: vanuit problemen in het systeem zelf
 Corona: vanuit factoren buiten de economie, die effect hadden op de economie (‘exogeen’)

MAATSTAVEN VAN ONGELIJKHEID


THOMAS PIKETTY
- Stimuleert debat over ongelijkheid
- Schrijft ‘Capital in the 21st Century’ (2014)
- Bekijkt evolutie van inkomensongelijkheid sinds begin 19 de eeuw (EU en VS)
- Specifieke maatstaf van inkomensongelijkheid
 Aandeel van verschillende inkomensgroepen (vb. “top 1 %”) in nationaal inkomen


GINI-INDEX
- Gebruikt voor publicatie van Piketty
- Abstracte maatstaf voor inkomensongelijkheid
 0 (totale gelijkheid) tot 1 (totale ongelijkheid)
 Hoe hoger de index, hoe ongelijker de verdeling is
- Lorenz curve
 Horizontale as: geaccumuleerd gezinnen van arm naar rijk
 Verticale as: aandeel van gezinnen in nationaal inkomen
Bv. Armste 20% beschikt (verdient) maar over 5% van het nationaal inkomen
Bv. Armste 90% beschikt over 55% van het nationaal inkomen
 Doet Lorenz curve ontstaan
- Gini- coëfficiënt
 Geeft oppervlakte weer (verschil tss lorenz curve en line of Equality)
 Vooral maatstaf van mate waarin Lorenzcurve afwijkt van Line of perfect Equality
 Als lijnen met elkaar overéénkomen, is oppervlakte 0, en de Gini ook 0
- Zeer abstracte maatstaf
 Niet zo gemakkelijk om zo positie van land in inkomensongelijkheid te kennen

,EMPIRISCHE GEGEVENS PIKETTY
- Nuttiger om te kijken naar inkomensaandeel van verschillende groepen in de samenleving
 Wat is aandeel van groepen in nationale inkomen?
 Inkomen uit arbeid (loon) + inkomen uit kapitaal (bedrijfswinsten)

ANGELSAKSISCHE LANDEN
- Aandeel in begin 20ste eeuw heel hoog
- Vanaf jaren ’30 beginnen dalen, blijven dalen in tot jaren ’70
- Vanaf eind jaren ’70 begint heel hard te stijgen
- Langetermijn evolutie heeft vorm van U-curve
- 1980-2012: inkomen van de top 1% verdubbeld

CONTINENTAAL EUROPESE LANDEN + JAPAN
- In begin 20ste eeuw hoge inkomensongelijkheid heel hoog
- Beginnen dalen vanaf jaren ‘30
- Vanaf jaren ’80 beetje beginnen stijgen
 Veel trager dan Angelsaksische landen
- Langetermijn evolutie heeft vorm van L-curve

 Inkomensongelijkheid ligt dus hoger bij Angelsaksische landen
 Inkomensongelijkheid is ook veel scherper gestegen in Ang. landen

WAT IS HET BELANG VAN DIE 1%?
- Gaat over redelijk grote groep
- VS: 250 miljoen volwassen burgers, 1% daarvan is 2,5 miljoen Amerikaanse burgers
- VK: 45 miljoen, 1% daarvan is 450 000 Britse burgers
 Redelijk grote groepen, die belangrijke en dominante invloed uitoefenen
= Dominante klasse in onze samenleving

ANDERE KLASSEN IN DE SAMENLEVING
- Bottom 50%: ‘arme klasse’ (‘lower classes’)
 Meer op vooruitgegaan in Europa dan in Noord-Amerika
- Middle 40%: ‘middenklasse’ (‘middle classes’)
 Inkomensgroei in Europa iets lager dan in Noord-Amerika
- Top 10%: hoeft hiervoor niet zoveel te verdienen
 In België al bij netto inkomen van 3000€ (inkomen van een jonge professor)
 Verschillen tussen Europa en N-Amerika worden steeds groter
Top 0,1 ; 0,01 ; 0,001 %: superelite (Bv. 0,01% VS: 25000; 0,001% VS: 2500)
 Inkomsten uit kapitaal worden belangrijker
 Toont aan dat er link is tussen inkomensongelijkheid en vermogensongelijkheid
- Vermogensongelijkheid
 Verdeling van het nationaal vermogen (alle nationale activa (vastgoed) en financiële activa
(aandelen, obligaties) die in samenleving geaccumuleerd is, hoe die verdeeld is
 Verdeling van vermogen is vaak nog ongelijker dan verdeling van inkomen

,  Verklaring?
1. Mensen met een hoger inkomen kunnen gemakkelijker sparen, geaccumuleerd spaargeld is
vermogen
2. Vermogen kan worden geërfd, inkomen niet

GEVOLGEN VAN ONGELIJKHEID

- Ongelijkheid altijd iets negatief?
 Nodig als prikkel (om naar de unif te gaan)


SOCIALE GEVOLGEN
- The Spirit Level: Why Equality is Better for Everyone (Kate Pickett & Richard Wilkinson, 2006)
 Weergeven aantal correlaties
 Zekere kritiek op het boek: correlaties die niet perse causaal zijn
- Negatieve correlatie tussen ongelijkheid en sociale mobiliteit
 Landen waar inkomensongelijkheid hoog is, is de sociale mobiliteit ook laag
 Meten adhv kans dat men meer zal verdienen dan hun ouders (intergenerationeel)
 Conservatieve invalshoek: meer focus op gelijkheid in kansen
 Onderwijs wordt duurder: kinderen in rijkere gezinnen hebben meer kans om onderwijs te volgen
Bv. VS: enorm dure opleiding voor unif
- Negatieve correlatie tussen ongelijkheid en maatschappelijk welzijn


POLITIEKE GEVOLGEN
- Ondergraving van democratie vanwege (1) overmatige invloed van rijke elites op beleidsvorming en
(2) toenemende aantrekkingskracht van populisme
- Unequal Democracy: The Political Economy of the New Gilded Age (Leo Bartels, 2008)
- Winner-Take-All Politics (Jacob Hacker & Paul Pierson, 2010)
- Affluence and Influence: Economic Inequality and Political Power in America (Martin Gilens, 2012)


GROEIENDE ONGELIJKHEID ALS STRUCTURELE OORZAAK VAN DE MONDIALE FINANCI ËLE CRISIS
- Regeringen gaan financiële sector liberaliseren om kredietverlening te democratiseren
 Om krediet te verlenen aan lagere inkomensklasse
 Groei in inkomensongelijkheid kan negatieve effecten hebben op economische groei
- Link tussen ongelijkheid en financiële instabliteit volgens IMF-studie (2012)
 “The US has experienced two major economic crises during the last century – 1929 and 2008 –
which have remarkable similarities. Both were characterised by a sharp increase in income inequality,
and by a similarly sharp increase in household debt leverage.”
- Fault Lines (Raghuram Rajan, 2008)
 “Cynical as it may seem, easy credit has been used as a palliative throughout history by
governments that are unable to address the deeper anxieties of the middle class directly … If they can
afford a new car every few years and the occasional exotic holiday, perhaps they will pay less attention
to their stagnant monthly pay checks”
- Expansie van kredietverlening aan lagere inkomensgroepen
 Ter legitimatie van groeiende inkomensongelijkheid
 Ter ondersteuning van economische groei (BBP)

, INTERMEZZO: BRUTTO BINNENLANDS BPRODUCT
- Definiëring van ‘economische groei’
- BBP: maatstaf van economische activiteit in bepaald land in bepaald jaar
 Probleem: vertelt ons niets over de verdeling van dat inkomen
- Onderscheid tussen aanbodzijde en vraagzijde
- Aanbodzijde
 BBP: toegevoegde waarde die een land produceert in 1 jaar
 Toegevoegde waarde stelt mensen in staat om inkomen te verdienen
 Aanbod van goederen en diensten die worden geproduceerd waaruit inkomen wordt gegenereerd
- Vraagzijde
 Alle vraag die wordt gegenereerd naar goederen en diensten die worden geproduceerd in land
 Vraag naar consumptiegoederen + investeringen (door bedrijven) + (overheid – belastingen)
+ (export – import) Y (BBP) = C + I + (G-T) + (X-M)

CIRCULAR FLOW MODEL VAN DE ECONOMIE
- Heel simpele voorstelling
- 2 actoren (geen rol voor overheid)
 Bedrijven en gezinnen
- 2 verschillende markten
 Resource market: gezinnen verkopen, bedrijven kopen
 Product market: bedrijven verkopen, gezinnen kopen
- Arbeid en kapitaal worden ingezet om goederen en diensten te produceren
- Duidelijke stroom van goederen en diensten van gezinnen en bedrijven naar elkaar
- Buitenste ring: geld dat circuleert
- Illustreert dat aanbod en vraag onlosmakelijk verbonden zijn aan elkaar



- Sterke link tussen loongroei en geaggregeerde vraag (C + I) tijdens de naoorlogse “Keynesiaanse”
periode
- Manduca (2019)
 “The key to full employment and economic growth, many at the time believed, was high levels of
aggregate demand. But high demand required mass consumption, which in turn required an equitable
distribution of purchasing power. By ensuring sufficient income for less well-off consumers, the
government could continually expand the markets for businesses and boost profits as well as wages.”

INSTABIELE GROEIMODELLEN ALS ANTWOORD OP DE CRISIS VAN HET NAOORLOGSE
KEYENESIAANS/FORDISTISCH GROEIMODEL IN DE JAREN 1970
- Machtsverschuiving van arbeid naar kapitaal gaat gepaard met toenemende loondruk en
inkomensongelijkheid, waardoor geavanceerde economieën vanaf de jaren 1980 een nieuwe bron van
geaggregeerde vraag moeten vinden
- Krediet-gedreven groeimodellen in de Angelsaksische “liberale markteconomieën” (LMEs) en Zuid-
Europese “gemengde markteconomieën” (MMEs)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alexdecort. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.61. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.61  8x  sold
  • (2)
Add to cart
Added