100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Arresten civiele rechtspleging 20/21 $5.43   Add to cart

Judgments

Arresten civiele rechtspleging 20/21

2 reviews
 140 views  20 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Voorgeschreven jurisprudentie civiele rechtspleging in collegejaar 20/21

Last document update: 3 year ago

Preview 2 out of 12  pages

  • May 20, 2021
  • June 7, 2021
  • 12
  • 2020/2021
  • Judgments
  • Unknown

2  reviews

review-writer-avatar

By: mehmettatlicioglu • 2 year ago

review-writer-avatar

By: Edoberghuis96 • 3 year ago

avatar-seller
Jurisprudentie civiele rechtspleging

Week 1
HR Dimopoulos/Erven
Tussen partijen heeft een huurovereenkomst bestaan met betrekking tot bedrijfsruimte. Partijen
hebben, in het kader van een kort gedingprocedure tot ontruiming, een overeenkomst van dading
gesloten waarna huurder de bedrijfsruimte heeft ontruimd. Huurder is van mening dat verhuurder in
verzuim is gebleven met de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van dading en
vordert in rechte van de verhuurder een vergoeding van de schade die hij hierdoor heeft geleden en
zal lijden. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, op de grond dat de verhuurder, kort
samengevat, niet in gebreke is gesteld en derhalve niet in verzuim is. Anders dan de kantonrechter,
oordeelde de rechtbank dat de verhuurder wel degelijk in gebreke is gesteld, nu de brief van de
toenmalige raadsman van huurder aan de advocaat van verhuurder ‘een voldoende duidelijke
ingebrekestelling behelst’. Het middel klaagt dat de huurder de door de rechtbank bedoelde brief
niet in dit proces, maar in een eerder kort geding heeft overgelegd, terwijl de stukken van dat kort
geding weliswaar in de onderhavige zaak bij repliek in conventie zijn overgelegd, maar door hem
geen beroep op die brief als ingebrekestelling is gedaan. Deze klacht slaagt. Het staat de rechter niet
vrij zijn beslissing te baseren op rechtsgronden of verweren die weliswaar zouden kunnen worden
afgeleid uit in het geding gebleken feiten en omstandigheden, maar die door de desbetreffende
partij niet aan haar vordering of verweer zijn ten grondslag gelegd. Daardoor wordt de wederpartij
immers tekortgedaan in haar recht zich daartegen naar behoren te kunnen verdedigen (HR 1 oktober
2004, NJ 2005, 92).

HR NNEK/Van Mourik
De omstandigheid dat een partij zich verweert tegen de vordering van de wederpartij met het betoog
dat zij wel degelijk aan haar zorgplicht heeft voldaan, brengt niet mee zij de feiten moet bewijzen die
zij aan dit verweer ten grondslag heeft gelegd, aangezien van een bevrijdend verweer in die zin dat zij
de door wederpartij aan hun vorderingen ten grondslag gelegde feiten niet zou hebben bestreden,
maar zich afgezien daarvan op een bevrijdende omstandigheid zou hebben beroepen, geen sprake is.
In beginsel is het aan het beleid van de rechter die over de feiten oordeelt, overgelaten welke sanctie
hij in de gegeven omstandigheden passend acht indien een partij op wie een verzwaarde stelplicht
rust, daaraan niet voldoet. In de regel zal voor de hand liggen dat de rechter de bewijslast niet
omkeert, maar de stellingen van de partij op wie de bewijslast rust hetzij, als onvoldoende betwist,
als vaststaand aanneemt, hetzij deze stelling voorshands bewezen acht behoudens tegenbewijs door
de partij op wie de verzwaarde stelplicht rust.

HR Achmea/Rijnberg
Het instellen door een verzekeraar van een persoonlijk onderzoek in strijd met de Gedragscode
Persoonlijk Onderzoek vormt een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer van de verzekerde. Zodanige inbreuk is in beginsel onrechtmatig. De aanwezigheid van
een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of zulk een
rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan slechts worden beoordeeld in het licht van de
omstandigheden van het geval door tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk op
het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de
inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend. In dit verband kunnen de aard
en inhoud van de verzekeringsovereenkomst mede van belang zijn. Met de Gedragscode Persoonlijk
Onderzoek heeft het Verbond van Verzekeraars beoogd, mede ten behoeve van de verzekerden,
invulling te geven aan de hiervoor genoemde belangenafweging, met name door het opnemen van
de verplichting voor verzekeraars tot het in acht nemen van de beginselen van proportionaliteit en
subsidiariteit. In een civiele procedure geldt niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig
verkregen bewijs geen acht mag slaan. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat

, de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen
in rechte aannemelijk te kunnen maken, welke belangen mede aan art. 152 Rv ten grondslag liggen,
zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs. Slechts indien sprake is van bijkomende
omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd. Met het doel van de
Gedragscode strookt niet dat wanneer de verzekeraar onvoldoende acht heeft geslagen op het
subsidiariteitsbeginsel, in strijd met de Gedragscode verkregen bewijsmateriaal toch kan worden
gebruikt.

HR Fijen/Stienen
Uitgangspunt is dat op grond van vaste rechtspraak ingevolge het bepaalde in art. 166 lid 1 jo. art.
353 lid 1 Rv een partij in hoger beroep tot getuigenbewijs moet worden toegelaten indien zij
voldoende specifiek bewijs aanbiedt van feiten die tot beslissing van de zaak kunnen leiden. Het
antwoord op de vraag of een bewijsaanbod voldoende specifiek is, hangt af van de omstandigheden
van het geval, waarbij de rechter, mede in verband met de eisen van een goede procesorde, zal
moeten letten op de wijze waarop het processuele debat zich heeft ontwikkeld en het stadium
waarin de procedure verkeert. In hoger beroep zal van een partij die bewijs door getuigen aanbiedt,
in beginsel mogen worden verwacht dat zij voldoende concreet aangeeft op welke van haar
stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft en, voor zover mogelijk, wie daarover een verklaring
zouden kunnen afleggen, doch zal in het algemeen niet mogen worden verlangd dat daarbij ook
wordt aangegeven wat daarover door getuigen zal kunnen worden verklaard. Indien reeds getuigen
zijn gehoord of schriftelijke verklaringen van getuigen zijn overgelegd, zal de eis dat het
bewijsaanbod voldoende specifiek en ter zake dienend moet zijn, kunnen meebrengen dat nader
wordt aangegeven in hoeverre de getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben
gedaan. De rechter mag echter niet op grond van zijn waardering van de reeds afgelegde
verklaringen of de inhoud van de schriftelijke verklaringen, aan een bewijsaanbod voorbijgaan,
omdat hij daarmee ten onrechte vooruit zou lopen op het resultaat van de bewijsvoering die nog
moet plaatsvinden.

HR TFS/NS
De omkeringsregel houdt in dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een uitzondering op de
hoofdregel van art. 150 Rv wordt gemaakt in dier voege dat het bestaan van conditio sine qua non-
verband tussen de onrechtmatige gedraging of tekortkoming en het ontstaan van de schade wordt
aangenomen, tenzij degene die wordt aangesproken aannemelijk maakt dat de bedoelde schade ook
zonder die gedraging of tekortkoming zou zijn ontstaan. Voor de toepassing van deze regel is vereist
dat is komen vast te staan dat sprake is geweest van een gedraging in strijd met een norm die ertoe
strekt een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade bij een ander te voorkomen en dat
degene die zich op de schending van deze norm beroept, ook bij betwisting aannemelijk heeft
gemaakt dat in het concrete geval het (specifieke) gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te
bieden, zich heeft verwezenlijkt. Het hier bedoelde vermoeden strekt zich niet zonder meer uit tot de
omvang van de schade die in beginsel door de benadeelde moet worden aangetoond of aannemelijk
gemaakt. Uit het voorgaande volgt dat voor toepassing van de omkeringsregel geen plaats is ingeval
de toedracht van het ongeval niet is komen vast te staan.

HR Zandvliet/Vlielander
Ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv rust op de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van de
door hem gestelde feiten de bewijslast van die feiten. De vraag of de volmachtgever ten tijde van de
volmachtverlening bestond, en daarmee de vraag of een toereikende volmacht is verleend, betreft
een omstandigheid waarmee degene die als gevolmachtigde handelt bij uitstek bekend is, of althans
behoort te zijn. Van de (pseudo-)gevolmachtigde kan dan ook eerder dan van de derde worden
verlangd dat hij beschikt over bewijsstukken betreffende het bestaan van de volmachtgever.
Bovendien bepaalt art. 3:70 BW dat de gevolmachtigde instaat voor het bestaan van de volmacht. De
formulering en de strekking van deze bepaling – bescherming van de wederpartij in verband met het

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller HeleenT46. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62555 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.43  20x  sold
  • (2)
  Add to cart