100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Handboek Groepsdynamica van J. Remmerswaal, vragen en antwoorden $5.94
Add to cart

Summary

Samenvatting Handboek Groepsdynamica van J. Remmerswaal, vragen en antwoorden

 8 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Meer dan 200 vragen en antwoorden bij de hoofdstukken 1 t/m 8. Handig voor het maken van mindmaps of ter voorbereiding op het tentamen.

Preview 3 out of 20  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 8
  • October 25, 2014
  • 20
  • 2014/2015
  • Summary
avatar-seller
Vragen en antwoorden bij ‘Handboek Groepsdynamica’ van Jan Remmerswaal, elfde
herziene druk

Hoofdstuk 1: Groepsdynamica tussen psychologie en sociologie

1. Geef een definitie van groepsdynamica.
De studie van het gedrag van mensen in kleine groepen.
2. Geef de invloedslijnen weer tussen de maatschappij, de groep en het individu.
individu <-> groep <-> maatschappij
3. En waar bevindt de groepsdynamica zich?
Psychologie <-> groepsdynamica <-> sociologie. Het is dus de verbindende schakel
tussen psychologie en sociologie.
4. Beschrijf 2 benaderingen waarop over leiderschap gesproken wordt.
Individualistisch, westers denken waarbij de eigenschappen van effectieve leiders
opgespoord worden.
Functionele benadering waarbij leiderschap als een groepsverschijnsel gedefinieerd
wordt: het uitvoeren van gedragsvormen die de groep helpen in het bereiken van de
gewenste resultaten.
5. Wat is antropocentrisme?
De neiging tot het centraal stellen van zichzelf en de eigen positie.
6. Beschrijf hoe ons wereldbeeld veranderd is.
Heliocentrisch (de zon staat in het centrum) -> antropocentrisch (de mens staat
centraal) -> symbiotisch (de aarde is een organisme, waarin de mens maar een klein
schakeltje is).
7. Welke opvatting heeft Westbroek over de relatie tussen natuurwetenschappen en
menswetenschappen?
Die is tegelijk antagonistisch en complementair, ze zijn tegelijk met elkaar in conflict
en ze kunnen niet zonder elkaar.
8. Waar kan de wens om zichzelf te zien als een autonoom handelend individu toe
leiden?
Tot een gebrek aan aandacht voor de context waarbinnen deze zelfervaring is
ontstaan. Wie wij zijn, wordt sterk meebepaald door de context waarin we leven.
9. Noem een cultuurhistorische reden waardoor het denken in groepstermen pas laat op
gang kwam.
Bepaalde vormen van leven in groepen werden als zo vanzelfsprekend beleefd dat
men zich niet bewust was van wat een groep is (de laatste ontdekking van een vis
zou het bestaan van water zijn….)
10. Wanneer begon de objectivering door te breken en startte het wetenschappelijk
denken?
In de periode van de renaissance ging de mens eerst kijken naar de natuur en
ontstonden de natuurwetenschappen. In de 19e eeuw ontstonden de
menswetenschappen (psychologie en sociologie).
11. Welke 6 dimensies beschrijft Hofstede in zijn cultuurmodel?
 Machtsafstand: verdeling van de macht.
 Individualisme versus collectivisme
 Masculiniteit versus femininiteit
 Onzekerheidsvermijding: onzekerheid verminderen door regelgeving, formele
procedures en rituelen.

,  Lange- of kortetermijngerichtheid
 Hedonisme versus soberheid: uitbundig, vrolijk, impulsief versus ingetogen,
ernstig.
12. Op welke wijze heeft de groepsdynamica een brugfunctie?
Door aan te tonen op welke wijze individu en groep, en individu en maatschappij, op
elkaar aangewezen zijn en interdependent zijn van elkaar, kan de groepsdynamica
bijdragen tot meer inzicht in de nauwe onderlinge vervlechting van aspecten die als
‘individueel’ en als ‘maatschappelijk’ opgevat worden.
13. Voor welk mensbeeld pleit Elias?
Het beeld van de mens als een ‘open persoonlijkheid’ die fundamenteel op andere
mensen is afgestemd en aangewezen, en die in zijn verhouding tot andere mensen
een bepaalde mate van relatieve autonomie bezit.
14. Wat stelt Pagès?
De ervaring van zichzelf en de ervaring van de ander zijn niet te scheiden. Hij pleit
ervoor de groep als vertrekpunt te nemen, om van daaruit terug te redeneren naar
afzonderlijke groepsleden.
15. Welke polariteiten zijn er in de mens?
De spanning tussen zijn rationele (verstandelijke) en zijn irrationele (emotionele)
kanten.
16. Waarin kunnen we groepen verdelen?
Primaire groepen: die bevredigen vooral onze sociaal-emotionele behoeften (gezin
en vrienden).
Secundaire groepen: die komen vooral tegemoet aan onze belangen en rationele
behoeften (taakgroepen, groepen in de arbeidssituatie).
17. Hoe wordt het begrip ‘maatschappij’ gekoppeld aan verschillende soorten groepen?
Primaire groepen <-> sociale klassen <->
Maatschappij
Secundaire groepen <-> instituties en organisaties <->

Hoofdstuk 2: Grondslagen van de groepsdynamica

18. Op welke 2 niveaus functioneert elke groep?
Op taakniveau en op sociaal-emotioneel niveau.
19. Wat verstaat Homans onder het externe en interne systeem van elke groep?
Externe systeem: alles wat er zich in een groep afspeelt om als groep t.a.v. de
buitenwereld te kunnen blijven voortbestaan (b.v. taak, groepsdoel).
Interne systeem: alle activiteiten, interacties en gevoelens die voortvloeien uit het
interne groepsfunctioneren (wordt niet direct bepaald door de buitenwereld).
20. Hoe wordt de sociaal-emotionele kant van de groep vaak genoemd?
De proceskant.
21. Noem een aantal verschillen tussen de taakaspecten en sociaal-emotionele
aspecten.
Taakaspecten Sociaal-emotionele aspecten
Extern systeem Intern systeem
Voortbestaan van de groep in de De groep als groep in stand houden
omgeving
Bereiken van het doel Het interne groepsfunctioneren

, Wat wordt er gedaan Hoe gaan de leden met elkaar om
Taakgerichte activiteiten De onderlinge betrekkingen
Taakoriëntatie Sociaal-emotionele oriëntatie
Formele leider Informele leider
Bewaakt het resultaat Bewaakt de satisfactie
Nadruk op formele functies Nadruk op psychologische en
persoonlijke functies
Formele groepsstructuur Informele groepsstructuur

22. Wat houdt de interactietheorie van Bales en Homans in?
De groep is een systeem van met elkaar in interactie verkerende individuen.
23. Wat is de interactiehypothese / sociaal-contacthypothese?
Indien er frequente interacties zijn in het externe systeem zal dit leiden tot gevoelens
van genegenheid, die op hun beurt leiden tot verdere interacties die de basis vormen
van het interne systeem.
24. Omschrijf de interactieanalyse van Bales.
Hij gebruikt een observatieschema waarin hij twee hoofdgebieden van
groepsinteractie onderscheidt: taakgebied en sociaal-emotioneel gebied.
25. Wat houdt de systeembenadering in?
Die onderzoekt de verbanden tussen verschillende soorten input en output van het
systeem. Het heeft vooral belangstelling voor de processen waarmee groepen intern
een evenwicht proberen te handhaven.
26. Hoe heet dit evenwicht in systeemtermen?
Homeostase.
27. Hoe komen systemen tot verandering of stabiliteit?
Door het gebruik van feedback.
28. Waar richt de sociometrische benadering zich vooral op?
Op de sociale aspecten van het groepsgebeuren, m.n. op de emotionele kanten van
de interpersoonlijke relaties tussen de groepsleden. Deze gegevens worden in beeld
gebracht in een sociogram.
29. Welke benaderingen uit de algemene psychologie vinden we terug in
groepsdynamische studies?
Cognitieve dissonantietheorie, sociale vergelijkingstheorie, impression formation,
‘kosten en baten’-theorie.
30. Leg kort uit wat met deze theorieën bedoeld wordt.
Cognitieve dissonantietheorie: iedereen wil tot een samenhangend, consistent beeld
van de werkelijkheid komen. Bij tegenstrijdigheden ontstaat cognitieve dissonantie.
Dit is te reduceren door ander gedrag te vertonen, cognities te wijzigen en nieuwe
informatie te vermijden.
Sociale vergelijkingstheorie: We gaan af op oordelen van anderen wanneer er geen
objectieve criteria zijn om de juistheid van de eigen meningen aan te toetsen.
Impression formation: hoe komen indrukken van anderen tot stand en hoe worden
deze samengevoegd tot een zinvol geheel.
‘kosten en baten’-theorie: deze verklaart waarom mensen lid blijven van een groep,
ook al zijn er negatieve consequenties aan verbonden.
31. Beschrijf de veldtheorie van Lewin.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AMK. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

68175 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$5.94  8x  sold
  • (0)
Add to cart
Added