Normatieve functie
De gedragsregels waarvan iedereen vindt dat ze moeten worden nageleefd en opgevolgd zijn erg
belangrijk. Wanneer deze normen worden overtreden is dat strafbaar. Dit zijn niet alleen ethische
normen maar ook rechtsnormen, zoals diefstal, moord en verkrachting. Dit is de normatieve functie
van het recht.
Geschiloplossende functie
De rechterlijke organisatie die wij in Nederland hebben heeft niet elk land. In sommige landen wordt
er voor eigen rechter gespeeld. In Nederland is er een verbod op gebruik van eigenrichting. De
rechterlijke organisatie die oordeelt of iemand moet worden gestraft en met behulp van welke
procedure wordt de geschiloplossende functie van het recht genoemd.
Additionele functie
Mensen maken niet over alles afspraken of regelen alles tot in de puntjes. Als partijen vergeten zijn
op een bepaald punt afspraken te maken, geeft het recht aan welke regel geldt. Als er wel een
afspraak is gemaakt gaat deze voor de wettelijke regeling. De additionele functie van het recht.
Instrumentele functie
Op tal van onderwerpen hakt de wetgever de knoop door. Bijvoorbeeld het rechtsrijden in
Nederland, dit kan je ook niet overlaten aan de mensen zelf. De instrumentele functie wordt steeds
belangrijker. Belangrijke regels die de maatschappij in goede banen leidt.
1.3 Waar vinden we recht?
Het Nederlandse recht kent in totaal vier rechtsbronnen; de wet, het verdrag, de jurisprudentie en de
gewoonte.
1.3.1 De wet
De eerste wetten zijn de wetten op het gebied van het privaatrecht. Ook wel civiele of burgerlijk
recht genoemd. Het privaatrecht bestaat uit persoon-en familierecht en het vermogensrecht.
Het persoon- en familierecht regelt zaken als geboorte, echtscheiding, huwelijk, geregistreerd
partnerschap, ondercuratelestelling en de regeling van het vermogen tussen echtgenoten. Dit is te
vinden in BW Boek 1.
Binnen het rechtsgebied vermogensrecht vallen alle geld waardeerbare handelingen tussen burgers
onderling waaraan juridische gevolgen verbonden zijn. De regels op het terrein van vermogensrecht
vinden we ook in het BW, het Burgerlijk Wetboek. Met name Boeken 3, 5 en 6.
,Het privaatrecht bevat ook het ondernemingsrecht, het rechtsgebied dat alles regelt wat
ondernemingen en bedrijven betreft.
Op het gebied van privaatrecht is er geen derden die in actie komt om iemand gelijk te krijgen bij de
rechter. Het naar de rechter gaan om een geschil te laten beslechten noemen we procederen. Het
burgerlijk procesrecht zijn de regels die op het voeren van juridische procedures op het terrein van
het privaatrecht van toepassing zijn. Dit is te vinden in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
(Rv).
Het privaatrecht omvat dus het:
- Personen- en familierecht
- Vermogensrecht
- Ondernemingsrecht
- Burgerlijk procesrecht
Er zijn ook wetten op het gebied van strafrecht. De staat, het Openbaar Ministerie (OM), treedt in
dit deel van het recht op om sancties te eisen bij overtreding van de normen. Bij privaatrecht gebeurt
er verder niks als een burger geen actie onderneemt. Alleen het OM kan tot vervolging van strafbare
feiten overgaan. De wettelijke bepalingen zijn te vinden in het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek
van strafvordering en groot aantal losse wetten. Bijvoorbeeld de Opiumwet en de Wet wapens en
munitie.
Het privaatrecht en strafrecht kunnen ook met elkaar verbonden zijn. Bijvoorbeeld bij het
plaatsvinden van een ongeval.
Staatsrecht regelt de wijze waarop het Nederlandse staatsbestel wordt vormgegeven en de invloed
die de burgers daarop kunnen uitoefenen. Hier komen de Eerste en Tweede Kamer, de regering,
verkiezingen en de totstandkoming van wetten.
Een uiterst belangrijke wet is de Grondwet, hierin staan de basisregels van ons staatsbestel
opgesomd.
De zogeheten kernwet van het rechtsgebied bestuursrecht was er lange tijd niet. Sinds 1994 is er de
Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wet wordt in delen (tranches) uitgevoerd. Sinds 2013 is de
Awb nog belangrijker geworden als kernwet, dit komt omdat toen de Wet aanpassing
bestuursprocesrecht in werking is getreden. Het bestuursrecht heeft betrekking op de mogelijkheden
die de overheid heet om regulerend op te treden ten aanzien van de maatschappij. Voornamelijk
sinds 1945 heeft de staat op alle terreinen regelend opgetreden. Voorbeelden van bestuurswetten
zijn bijvoorbeeld de Natuur-en beschermingswet, Werkloosheidswet en de Drank-en Horecawet.
Het straf-, staats en bestuursrecht vallen onder het publiekrecht, de overheid bemoeit zich er steeds
meer mee.
Veel regelgeving komt van
andere organen of instanties dan
,alleen uit Den Haag, de landelijke politiek. Er is onderscheid te maken tussen wetgevers op centraal
en decentraal niveau.
De wetgever op centraal niveau is vooral de nationale wetgever. Die is samengesteld uit de Staten-
Generaal (Eerste en Tweede Kamer) en de regering. De regelgeving van de wetten van de nationale
wetgever is het Binnenhof.
Decentrale werkgevers zijn meer op provinciaal en
gemeentelijk niveau. De wetten, regels, die deze provincies of
gemeenten uitvaardigen worden vorderingen genoemd i.p.v.
wetten. De Provinciale Staten zijn op provinciaal niveau
bevoegd om vorderingen tot stand te brengen. Op gemeentelijk
niveau is dat de gemeenteraad. De nationale werkgever kondigt
op alle rechtsgebieden regels voor het hele land af. Op
provinciaal en gemeentelijk niveau wordt met name
opgetreden op het gebied van bestuurs- en strafrecht.
Naast bovenstaande 2 wetgevers zijn er ook nog andere instanties. Bijvoorbeeld de Sociaal-
Economische Raad (SER), die maakt op de grond van de Wet op de bedrijfsorganisatie vorderingen
tot stand kan brengen. Ook waterschappen kunnen regels uitvaardigen.
Er zijn een paar verschillende organen die wetten of vorderingen maken. Hierin zijn rangordes
waarbij een aantal regels gelden:
1. Hogere regels gaan boven lagere regels.
2. Bijzondere regels gaan boven algemene regels.
3. Jonge regels gaan boven oude regels.
Op het gebied van wetten is er een verschil tussen een wet in formele zin en een wet in materiële zin.
Wet in formele zin: Wet die tot stand is gekomen door regering en Staten-Generaal, de nationale
wetgever. Ieder product van deze wetgever wordt een wet in formele zin genoemd.
Wet in materiële zin: Iedere regeling van een wetgever die geschreven is voor een onbepaald aantal
en dus niet bij naam genoemde personen. Op provinciaal en gemeentelijk niveau worden geen
wetten in formele zin uitgevaardigd.
De meeste producten van de nationale wetgever zijn naast wetten in formele zin ook wetten in
materiele zin. Een wet in formele zin is meestal een wet in materiele zin, maar soms ook niet.
Hieruit kunnen we stellen dat de wetten die door de regering en Staten-Generaal worden
uitgevaardigd, wet in formele en wet in materiele zin zijn. Omdat ze meestal niet tot bij name
genoemde mensen gericht zijn.
Sommige wetten zijn wel wet in formele zin maar geen wet in materiele zin. Soms richten wetten van
de nationale wetgever zich toch tot bij name genoemde personen. Bijvoorbeeld de wet waarin het
huwelijk van de kroonprins wordt goedgekeurd.
Als er een besluit niet afkomstig is van de regering of Staten-Generaal is dit noch een wet in formele
zin noch een wet in materiele zin.
1.3.2 Verdrag
, Een verdrag is een afspraak, overeenkomst, gesloten door twee of meer staten. Een bilateraal
verdrag is een verdrag tussen 2 landen. Een multilateraal verdrag is tussen meer dan twee landen.
Een verdragsbepaling kan zo belangrijk zijn dat deze een wet van de nationale wetgever terzijde kan
schuiven. Bijvoorbeeld het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
1.3.3 Jurisprudentie
Jurisprudentie betekent rechtspraak. Een vonnis wordt als hoofdregel door de rechtbank gegeven.
Een arrest wordt gewezen door het gerechtshof en de Hoge Raad. Hoge Raad, rechtbank en het
gerechtshof zijn vooral actief op privaatrecht, ondernemingsrecht en het strafrecht. Alle andere
terreinen van het recht waar beslissingen worden genomen worden ‘uitspraken’ genoemd.
Jurisprudentie is een verzamelnaam voor eerder gedane uitspraken. Als er een zin of woord in een
wet niet duidelijk is wordt de rechter erbij gehaald om dat specifieke woord of zinnetje uit te leggen.
Vaak is het zo dat de betekenis van een woord of zin niet vaststaat of niet gelijk blijkt wat er precies
mee wordt bedoeld. Deze uitleg van de rechter wordt bron van recht en behoort tot de rechtsbron
jurisprudentie.
De rechter bezit een aantal hulpmiddelen bij het specificeren van de betekenis van een woord of zin.
Dit zijn interpretatiemethoden, dit zijn ze:
1 De grammaticale interpretatiemethode
Bij de uitleg van een woord knoopt de rechter aan bij de betekenis die het heeft in het alledaagse
spraakgebruik. Bijvoorbeeld dat parkieten niet onder pluimvee vallen.
2 De wetshistorische interpretatiemethode
Hier beroept de rechter zich op een passage uit de parlementaire geschiedenis van de betreffende
wet. Over iedere wet wordt in de Staten-Generaal overlegd. De uitkomsten hiervan worden
vastgelegd in letterlijke bewoordingen. Wanneer een woord of zin onduidelijk is, kan de rechter de
parlementaire stukken raadplegen om na te gaan wat de wetgever over het artikel heeft betoogd.
Bijvoorbeeld bij de Wet op de studiefinanciering.
3 De anticiperende interpretatiemethode
Als een rechter zich in zijn oordeel alvast beroept op de inhoud van een nieuwe regeling wordt de
anticiperende interpretatiemethode toegepast.
4 De rechtsvergelijkende interpretatiemethode
Hierbij verwijst de rechter bij de beantwoording van de vraag hoe je een vaag woord of zin in een
wet moet lezen, naar een buitenlands rechtsstelsel waarin de betreffende materie ook is geregeld.
Dit wordt niet heel vaak toegepast.
5 De systematische interpretatiemethode
Hierbij legt de rechter een woord of zin uit een wettelijke bepaling uit aan de hand van de regeling
waarvan die bepaling onderdeel uitmaakt.
6 De teleologische interpretatiemethode
Hier doet de rechter beroep op de bedoeling die de wetgever met de regeling heeft gehad.
Bijv. Vrijheid van meningsuiting.
7 Overige interpretatiemethode
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jesperdejonge. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.