College 1
Waarom heft de overheid eigenlijk belastingen?
Functies van belastingheffing:
-De zogenoemde klassieke functie: Budgettair (financieringsfunctie): ter bekostiging van
overheidsuitgaven.
-Inkomensherverdeling (inkomensbeleid): tussen personen, personen en bedrijven, generaties
(tussen generaties bijv dat je boven een bepaalde leeftijd in een andere belastingschijf zit dan onder
een bepaalde leeftijd).
-Instrumenteel (regulerende functie): sturen van gedrag van burgers en ondernemingen ten behoeve
van beleidsdoelstellingen, bijv op het gebied van economie, milieu (bijv vliegbelasting), gezondheid
(bijv de suikertax), kunst en cultuur (fiscalisten noemen dit nevendoelstellingen, dus naast de
klassieke budgettaire functie want dat blijft toch wel het belangrijkste doel van belastingheffing), te
realiseren.
Definities van belasting
Materiële definitie: gedwongen financiële bijdragen van burgers en bedrijven aan de overheid zonder
individuele tegenprestatie, ter financiering van collectieve uitgaven die geheven worden volgens
democratisch tot stand gekomen regels (belastingwetten- en verordeningen). Zelfs als je op geen
enkele manier profiteert van overheidsuitgaven ben je nog steeds verplicht om belasting te betalen
omdat er geen sprake is van een individuele tegenprestatie. Juist dat belastingheffing is gebaseerd op
democratisch tot stand gekomen regels maakt dat belastingen zich van roof onderscheiden.
Formele definitie: belasting is elke heffing die door de wet zo wordt genoemd. Hier zit ook dat
cruciale aspect van democratische totstandkoming in art 104 GW: belastingen mogen slechts uit
kracht van een wet worden geheven (legaliteitsbeginsel). De volksvertegenwoordiging moet dus
altijd instemmen met de belastingheffing. Dus vandaar dat dat altijd via een wet moet.
Wijzen van belastingheffing
Twee vormen, deze twee vormen onderscheiden zich aan de hand van wie de materiële
belastingschuld vaststelt:
-Aanslagbelastingen: belastinginspecteur stelt materiële belastingschuld vast door middel van een
aanslag (art 11 AWR) (vaak op basis van de door de belastingplichtige in aangifte aangeleverde
gegevens. Die aangifte is niks anders dan een hulpmiddel voor de inspecteur).
-Aangiftebelastingen: belastingplichtige/inhoudingsplichtige stelt zelf de materiële belastingschuld
vast in aangifte en betaalt deze belasting (art 19 AWR). Dus bij de aanslagbelasting is de aangifte
alleen maar een hulpmiddel, bij de aangiftebelasting is de aangifte echt de wijze waarop de
belastingschuld wordt vastgesteld.
-In de materiële belastingwet staat de wijze van heffing, dus of het een aanslagbelasting of een
aangiftebelasting is staat in de materiële belastingwet. In iedere belastingwet zul je dus een bepaling
zien die zegt of het een aanslagbelasting of aangiftebelasting is.
-In de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) staan de algemene regels. Deze wetten gelden
voor alle rijksbelastingen.
Wat nou als er te weinig belasting is geheven?
-Aanslagbelastingen: navordering (art 16 AWR). De belastinginspecteur kan alleen tot een hoger
bedrag belasting heffen als hij voldoet aan de voorwaarden van navordering:
,-de inspecteur moet in beginsel een nieuw feit hebben, hij kan niet navorderen op een feit dat hem
al bekend was of redelijkerwijs al bekend had moeten zijn. Bijv de persoon heeft in zijn aangifte niet
opgegeven dat hij nog een klein baantje erbij heeft of op een andere manier inkomsten nog
vergaarde.
-kwader trouw belastingplichtige; jij hebt opzettelijk dat feit niet opgegeven. Bijv de bankrekening die
je in Zwitserland hebt heb je bewust niet opgegeven bij de inkomstenbelasting. Dan kan de
inspecteur navorderen, ondanks dat hij dat misschien op een andere manier al wel had kunnen
weten, maar jij bent te kwader trouw want jij hebt dat bewust niet opgegeven.
-Nog een andere navorderingsmogelijkheid opgenomen in art 16 lid 2 onderdeel c AWR:
redelijkerwijs kenbare fout. Je had redelijkerwijs kunnen weten dat je opgelegde belasting niet kon
kloppen en dus een computerfout was.
-In alle gevallen moet de inspecteur op tijd zijn binnen termijn art 16 lid 3 en lid 4 AWR. Deze
termijn moet worden aangehouden, ongeacht of er sprake was van kwader trouw of een nieuw feit.
De termijn is een keiharde grens en de reden daarvoor is het rechtszekerheidsbeginsel, je moet op
een bepaald moment weten dat je hebt voldaan aan je belastingschulden en dat er niet nog een
navorderingsactie zal komen.
-Bij aangiftebelastingen zijn de eisen veel minder zwaar. Je kunt naheffen als inspecteur (art 20
AWR). Geen aanvullende eisen, behalve 5 jaarstermijn (art 20 lid 3 AWR). De reden hiervoor is dat bij
een aanslagbelasting de inspecteur zelf al de aanslag heeft vastgesteld, dus hij heeft er al naar
gekeken, en als hij dan toch wil dat het anders wordt dan moet hij aan die strenge eisen voldoen. Bij
de aangiftebelasting heeft de inspecteur er nog helemaal niet naar gekeken want de aangifte (met
vaststelling van de belastingschuld) is door de belastingplichtige/inhoudingsplichtige zelf gedaan. Dus
vandaar ook dat verschil in vereisten.
Machtsmiddelen van de belastingdienst
-Verplichtingen belastingplichtigen: aangifte doen (art 8 AWR), informatieverplichtingen (art 47 e.v.
AWR), ondernemingen moeten toegang verlenen aan de belastingdienst (art 50 AWR),
administratieplicht (art 52 AWR).
-Als je een administratieplichtige bent heb je ook nog de verplichting om informatie over derden te
verstrekken, met uitzondering van verschoningsgerechtigden (art 53a). Bijv als je een bank bent moet
je elk jaar de gegevens van jouw bankrekeninghouders aan de belastingdienst doorgeven. Als je
werkgever bent moet je ieder jaar de loongegevens van jouw werknemers doorgeven aan de
belastingdienst. Daarnaast kan het ook nog zijn dat de belastingdienst een bank benadert en vraagt;
heeft deze meneer/mevrouw een bankrekening bij u? Dan moet je daar antwoord op geven als bank.
Verschoningsgerechtigden zijn bijv advocaten, notarissen, artsen, die hoeven niet aan de
belastingdienst informatie te verstrekken over derden, over zichzelf natuurlijk wel.
-Belastingadviseurs hebben geen formeel verschoningsrecht, wel informeel verschoningsrecht met
betrekking tot correspondentie met de cliënt. Dat hebben ze op grond van het fairplay beginsel; de
Hoge Raad die zei dat het in strijd is met het fairplay beginsel dat een belastinginspecteur aan een
belastingadviseur zou vragen zijn correspondentie met een cliënt te overhandigen. Als de cliënt zo
dom is om die correspondentie zelf te geven aan de belastingdienst, dan mag de belastingdienst daar
wel gebruik van maken. Als je het geeft mogen ze het dus wel gebruiken, maar je hebt het recht om
het niet te geven.
-Bij het niet voldoen aan verplichtingen heeft de belastingdienst sanctiemogelijkheden:
-omkering bewijslast; als jij bepaalde inkomsten hebt maar die niet in de aangifte hebt gedaan
dan telt niet langer de normale bewijslastverdeling van ‘wie stelt bewijst’ de belastingplichtige
,stelt over het algemeen dat hij aftrekposten heeft en de inspecteur stelt meestal dat het inkomen
hoger is. Dus de belastingplichtige moet de aftrekposten bewijzen en de inspecteur moet de
bijtelposten bewijzen. Op het moment dat de belastingplichtige bepaalde inkomsten niet in zijn
aangifte heeft opgenomen, dan wordt de bewijslast omgekeerd en is het niet langer zo dat de
inspecteur moet bewijzen dat de belastingplichtige die inkomsten heeft gehad. De inspecteur hoeft
dan alleen een redelijke schatting te maken van die niet opgegeven inkomsten, waarna de
belastingplichtige moet bewijzen dat hij die inkomsten niet heeft gehad. Ook een manier om
criminelen aan te pakken als dit via het strafrecht niet lukt, omdat de gemiddelde crimineel zijn
inkomsten uit criminele activiteiten niet zal opgeven en dan krijgt hij dus in ieder geval de omkering
van de bewijslast (art 25, 27 e AWR).
-bestuurlijke boete (verzuimboete art 67a en verder AWR, gaat over kleine zaken zoals het
vergeten zijn om een aangifte te doen) of vergrijpboete art 67d en verder AWR: opzet of grove
schuld van de belastingplichtige noodzakelijk.
-strafrechtelijke sanctie (art 68 en verder AWR). De inspecteur moet met de officier van justitie
in overleg gaan of een geval strafrechtelijk moet worden opgelost of dat het via het bestuursrecht
kan.
Structuur van de Wet Inkomstenbelasting (IB) 2001
Deze wet is ingewikkeld omdat binnen deze wet heel veel verschillende inkomsten op een
verschillende manier worden bepaald en ook op een verschillende manier worden belast. Je moet
dus goed bepalen waar in die wet je zit en welk regime dan geldt.
H1: Algemene bepalingen: begrippen die gelden voor de hele wet. Wat handig is: wanneer een
begrip schuin gedrukt staat in deze wet, dan weet je dat dit begrip ergens in deze wet moet zijn
gedefinieerd. Definities die zijn opgenomen in H1 gelden dus voor de hele wet IB. Definities die zijn
opgenomen in een ander hoofdstuk of afdeling gelden alleen voor dat hoofdstuk of die afdeling.
Sommige definities staan echter niet in de IB maar in de AWR (Algemene Wet inzake
Rijksbelastingen), dat zijn definities die voor álle rijksbelastingen gelden. Bijv het begrip ‘partner’
art 2 lid 3 onderdeel L AWR; de belastingwet verstaat onder partner persoon als bedoeld in art 5a
art 5a: onder partner wordt verstaan; echtgenoot of samenlevingscontract. Art 2 lid 6 AWR;
geregistreerd partnerschap is gelijkgesteld aan echtgenoot. Dus overal waar je in een belastingwet
‘echtgenoot’ ziet staan kun je ook lezen ‘geregistreerd partner’.
Art 1.2 IB: in aanvulling op art 5a AWR wordt mede als partner aangemerkt;…
Zo kunnen de AWR en de IB dus samenwerken.
H2: raamwerk; aantal hoofdzaken zoals bijv de tarieven die gelden.
H3: box 1: inkomen uit werk en woning
H4: box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang
H5: box 3: inkomen uit sparen en beleggen
H6: persoonsgebonden aftrek (aftrekposten die niet aan een bepaald inkomen zijn toe te rekenen,
het zijn aftrekposten of om redenen van draagkracht of om instrumentele redenen). Bijv giften mag
je aftrekken omdat de overheid giften aan goede doelen wil stimuleren.
H7: buitenlandse belastingplicht
H8: heffingskortingen: korting op de te betalen belasting. Dit kun je bijv krijgen als je werkt en zorgt
voor een kind onder de 12 jaar omdat dit jouw draagkracht verminderd. Of bijv als je een groene
belegging hebt, want dat wil de overheid stimuleren.
H9: wijze van heffing; geeft aan of de inkomstenbelasting een aanslagheffing of aangifteheffing is.
, Wet IB 2001 kernpunten
-Van wie wordt geheven? (subject): dit vind je bijna altijd aan het begin van een belastingwet. Art 1.1
IB: natuurlijke personen. Dus belasting wordt geheven van natuurlijke personen. Dus een BV is geen
natuurlijk persoon en valt dus automatisch uit de inkomstenbelasting. Natuurlijke personen bestaan
hier uit: 2.1 a IB: binnenlandse belastingplichtigen en 2.1 b: buitenlandse belastingplichtigen.
-Waarover wordt geheven? (object): art 2.3: over drie categorieën inkomen (werk en wonen,
aanmerkelijk belang en sparen en beleggen). Hoe wordt het object bepaald? art 2.4 verwijzingen.
-Hoeveel wordt geheven? (tarief) Dit zie je in 2.10 (inkomen uit werk en woning, progressief tarief;
hoe hoger het inkomen hoe hoger het tarief), 2.12 (voor het inkomen uit aanmerkelijk belang, tarief
26,9% dus een vast tarief, een proportioneel tarief; ongeacht hoe hoog het inkomen is het is altijd
26,9%) en 2.13 (voor het inkomen uit sparen en beleggen, vast tarief van 31%).
-In welke volgorde wordt geheven? Dit is een typerende vraag voor de inkomstenbelasting, die zie je
eigenlijk niet in andere belastingen. Dit komt omdat in de inkomstenbelasting verschillende
inkomsten op een andere manier worden belast, en daar moeten regels over zijn omdat sommige
inkomsten bijv zowel in H3, H4 en H5 kunnen worden belast. En iets drie keer belasten is niet de
bedoeling art 2.14; daar waar het als eerste onder kan vallen, zo wordt het belast. Dus in de
volgorde van de hoofdstukken of de paragrafen.
-Op welke wijze wordt geheven? Art 9.1; aanslagbelasting. De inspecteur stelt dus de materiële
belastingschuld vast, en hij kan dus alleen navorderen volgens de strenge vereisten.
Eigenlijk moete je deze vragen bij iedere belastingwet kunnen beantwoorden.
Wat ook een mogelijkheid is maar wat we niet hebben in de inkomstenbelasting maar bijv wel in de
energiebelasting is een degressief tarief: de groot verbruikers van energie betalen een lager tarief
dan de kleingebruikers van energie. Dat wrikt erg met de milieudoelstellingen, maar heeft puur
economische doelen; zorgen dat de hoogovens kunnen blijven concurreren met fabrieken in andere
landen die niet zo’n energiebelasting kennen bijv.
Boxen systeem
Per box belastingbedrag bepalen (2.7). Je moet de verschillende inkomens dus apart behandelen. Het
zijn dus gescheiden boxen; je moet eerst het inkomen per box bepalen en daarna moet je de te
betalen belasting per box vaststellen. Elke box heeft ook eigen regels over hoe je het inkomen moet
bepalen en over wat de eventuele aftrekposten zijn. En uit die boxen is box 1 het meest complex,
omdat box 1 ook weer uit verschillende soorten inkomens bestaat die ook weer allemaal een eigen
regime kennen. Dus het tarief is wel hetzelfde, maar hoe je bepaald wat bijv het loon is doe je op een
andere manier dan hoe je bepaald wat bijv inkomen uit overige werkzaamheden zijn.
Elke box heeft dus zijn eigen tarief (structuur):
-box 1 progressief tarief
-box 2 26,9% (proportioneel)
-box 3 31% (proportioneel)
Zie artikel 2.10, 2.12 en 2.13
Kan er ook een verliesverrekening tussen boxen zijn? Dus stel je hebt in box 2 een negatief inkomen
uit aanmerkelijk belang van dus -10.000 euro, en je hebt in box 1 bijv een loon van 40.000 euro, kun
je dan die negatieve -10.000 euro in mindering brengen op dat loon? Nee, dat kan niet. Het zijn echt
gescheiden boxen. Je bepaald het inkomen per box, dus je kan daarmee geen verliesverrekening
doen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller veronikaelburg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.71. You're not tied to anything after your purchase.