Hoge Raad 26 januari 1994, ECLI:NL:HR:1994:AD2032, NJ 1994, 545 (Heuga).
Kern: mede-ondernemerschap, toerekening, moedermaatschappij, WOR, wet op de
ondernemingsraden, adviesrecht
Casus:
Heuga Nederland BV is een 100% dochter van Heuga Holding BV. Heuga Holding BV wordt
overgenomen door Interface Europe Inc., een volle dochter van het Amerikaanse Interface Inc. In
1992 wordt bij een statutenwijziging de naam van Heuga Holding BV gewijzigd in Interface Heuga
BV. Voorts worden de bevoegdheden van haar Raad van commissarissen teruggebracht tot de
wettelijke bevoegdheden van een raad van commissarissen bij een besloten vennootschap. Over
deze statutenwijziging wordt het advies van de ondernemingsraad niet gehoord.
Procesgang
De ondernemingsraad stelt dat hij op grond van artt. 1, 25 en 26 van de Wet op de
ondernemingsraden wel gehoord had moeten worden. Art. 1 lid 1 sub d van de WOR merkt als
"ondernemer" aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de onderneming in stand
houdt. In dit geval kon Heuga Holding BV (na de naamswijziging Interface Heuga BV) geacht
worden de onderneming in stand te houden. De Ondernemingskamer van het hof stelt de
ondernemingsraad in het gelijk en verplicht Heuga Nederland BV en Interface Heuga BV om het
besluit tot statutenwijziging in te trekken. Hiertegen stellen Heuga Nederland BV en Interface
Heuga een cassatieberoep in.
Rechtsvraag
De rechtsvraag bij dit geschil is in hoeverre een ondernemingsraad bevoegd is in rechte te worden
betrokken bij besluiten van een moederonderneming.
Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde eerstens dat er sprake is van "mede-ondernemerschap" door Heuga
Holding BV (na naamswijziging Interface Heuga BV):
r.o. 3.2.1 (...) Vooropgesteld dat Heuga Holding destijds tegelijkertijd 100% aandeelhoudster en
statutair directeur van Heuga Nederland was en als zodanig binnen de onderneming van Heuga
Nederland grote zeggenschap had en dat voorts de statutaire bepalingen waarvan de wijziging in
casu wordt aangevochten, hierop neerkwamen dat bij Heuga Holding ten behoeve van Heuga
Nederland een (...) verlicht structuurregime gold, derhalve gehandeld werd volgens een stelsel dat
van rechtstreeks en onmiddellijk belang was voor de organisatie en het beleid in de onderneming
van Heuga Nederland, moet voor de toepassing van de artikelen 25 en 26 van de WOR Heuga
Holding, inmiddels genaamd Interface Heuga, geacht worden in de zin van art. 1 lid 1 letter d van
de WOR, de onderneming van Heuga Nederland destijds in zoverre mede in stand te hebben
gehouden, hetgeen betekent dat zij ten tijde van het inleidend verzoekschrift te dier zake te
zamen met Heuga Nederland als "ondernemer" in rechte kon worden betrokken.
Daarnaast stelde de Hoge Raad dat het betreffende besluit van de moederonderneming in dit
, geval kon worden toegerekend aan de dochteronderneming:
r.o. 3.3.1. In de statuten van Heuga Holding worden (...) besluiten van het bestuur van Heuga
Holding onderworpen aan goedkeuring door de Raad van commissarissen, onder meer indien zij
betrekking hebben op de arbeidsomstandigheden in de onderneming(en) van de
dochtermaatschappij(en) van Heuga Holding. Gezien die statuten en in aanmerking genomen het
aandeelhouderschap en de directievoering van Heuga Holding (thans Interface Heuga) in Heuga
Nederland, mocht de Ondernemingskamer ervan uitgaan – gelijk zij kennelijk heeft gedaan met
haar overweging volgens welke het besluit van Heuga Holding tot statutenwijziging dient te
worden toegerekend aan Heuga Nederland –, dat Interface Heuga ook feitelijk een bepaalde mate
van (...) zeggenschap binnen de onderneming van Heuga Nederland had en in zoverre daarvan
deel uitmaakte.
Betekenis
Het belang van de Heuga-beschikking ligt met name in de ontwikkeling van de begrippen van
mede-ondernemerschap en toerekening die van belang zijn voor de interpretatie van de Wet op
de ondernemingsraden. De Hoge Raad geeft een aantal criteria op grond waarvan men een
ondernemer als mede-ondernemer kan kwalificeren, zoals dat er gehandeld werd "volgens een
stelsel dat van rechtstreeks en onmiddellijk belang was voor de organisatie" van de onderneming.
Het beginsel van toerekening is ook van belang: feitelijke zeggenschap van een
moederonderneming in een onderdeel van haar dochteronderneming impliceert dat zij in zoverre
deel uitmaakt van de dochteronderneming en dus ook in zoverre als onderdeel van de
dochteronderneming het advies van de ondernemingsraad van de dochteronderneming moet
horen. Volgens de annotator J.M.M. Maeijer mag men uit deze beschikking overigens niet
opmaken dat besluiten van de moederonderneming automatisch aan de dochter kunnen worden
toegerekend.
Hoge Raad 26 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4735, JAR 2000/30, JOR 2000/55
(De provincie Zuid-Holland tegen de ondernemingsraad van de gemeente Rijswijk (ZH), de
ondernemingsraad van de gemeente Leidschendam, de ondernemingsraad van de gemeente
Nootdorp, de gemeente Nootdorp, de gemeente Rijswijk, de gemeente Leidschendam).
Kern: OR heeft geen adviesrecht ten aanzien van besluiten inhoudende de publiekrechtelijke
vaststelling van taken van publiekrechtelijke lichamen en onderdelen daarvan en het beleid ten
aanzien van de uitvoering van die taken. | Mede-ondernemerschap (bij de overheid)
Het onderhavige geschil gaat in de kern over de vraag of de Provincie die met toepassing van de
Wet algemene regels herindeling (verder: Wet arhi) de grenzen van gemeenten wil corrigeren,
over het daartoe strekkende plan - in overleg met de betrokken gemeenten - aan de
ondernemingsraden van deze gemeenten advies had moeten vragen. Die vraag is door de
Ondernemingskamer in haar beschikking van 29 januari 1999 bevestigend beantwoord.
De Ondernemingskamer heeft vervolgens de volgende verweren van de Provincie behandeld en
verworpen:
a. de Provincie kan niet als mede-ondernemer worden beschouwd;
b. het plan valt onder het zogenoemde primaat van de politiek;
c. de voordracht aan Provinciale Staten is geen (voorgenomen) besluit in de zin van de artikelen 25
en 26 van de WOR.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller IrisBakker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.